Marcel
van Beurden
Drie gedichten

Schatplichtig
Ik ben schatplichtig
aan je dood
en neem je einde
weer in overweging.
Je adem ligt
bestorven in mijn mond;
‘k ben niet eens een
herinnering gebleken.
Nu en dan, als ik ’s
avonds bij je lig,
besef ik hoezeer jij
nog op me lijkt.
Je hebt nog steeds
vier ledematen,
al je tanden, een
paar ogen en een neus.
De schaduw ritselt
als blad langs de paden.
De regen tikt er
tegen en je lijkt weer als vanouds…
Dit is om nooit meer
te vergeten…;
Godzijdank kan ik je
sterven nog herinneren!

Bede
De nacht viel, en ik
was daar helemaal alleen…
Ik was alleen, met
jou en met je graf.
Deze bede is om
nooit meer te vergeten
van wat ik wist en
wilde herbeleven.
Overtuigend was het
niet, en deze knieval
leek des te
stuitender omdat het jou betrof.
Ik ben weer een
zonderling in jou geworden;
ook het nageslacht
kent nu mijn naam…
In deze
incubatietijd wacht ik desnoods…
- in onze tijd is
het vlees woord geworden.
En alles wat mij
anders denken laat:
dit leven is niet
van mijn spijt gemaakt!

Lethe
De rivier trekt
stilaan nijgend open.
Daarin valt de mist
van land
steeds verder van de
bolle oevers.
Ik werk continu aan
één gedicht,
voor jou, om je aan
de stilte te beklijven
- een dood waarin ik
jou als vers verneem.
Ik wil je hierbij
laten eindigen
en afscheid nemen
bij het voorpoortaal,
maar je bent al zo
lang voorbij…
Ik kan je niet meer
achterhalen.
De ochtend lijkt
weer te beginnen,
maar deze dag is al
weer uren oud…
|