CuBra

INHOUD VAN BEURDEN
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

Print  Pagina
 

Marcel van Beurden

Een kleine schepping

 


 

Een kleine schepping

 

Al mijn woorden zijn voor jou te veel.

Ik heb in je lichaam part noch deel,

...om je nooit meer te vergeten.

 

Ik nam aan een kleine schepping deel;

nochthans zou ik willen weten

waarom alles wordt vergeten...

 

In de morgen zijn mijn woorden ijl,

leger taal waarin ik weer verzeil,

tot ik niets meer zal verstoren.

 

Als ik stil ben en met jouw verwijl

in mijn woorden ben verloren,

is dit kenbaar als tevoren.

 

 

Gebed

 

Ik trek mijn woorden samen om je heen.

En dit niets, en dit alles stort ineen,

en valt weer om je, met je samen.

 

Ik heb mij nochthans op je voorbereid,

op deze voor ons onbegrensde tijd,

om deze woorden te beamen.

 

Ik geef je aan mijn woorden over

(weet dat ik je maar herbetover).

Je moet de ommekeer nogmaals doorstaan.

 

Ik voel je om mij heen bedaren,

de as en stof van vele jaren,

want zo zal het wellicht ook mij vergaan.

 

 

Schoonheid

 

De morgen riekt naar dauw en miezerregen.

Ik word mezelf gewaar nabij het graf,

waar ik je aan de zware aarde gaf.

 

En tussen ons gezegd en tussen ons gezwegen:

het heeft niet meer als even mogen zijn,

maar even leek het toch zo het moest zijn.

 

Ik weet hoe de maanden zich aanéén schaarden

en wij als éénheid van elkander kwamen,

in de nacht toen je tergend van mij baarde.

 

Ik weet... Ik herbereken alle waarde.

Nooit kan ik je schoonheid meer beamen.

Amechtig mooi verrot je in de aarde.

 

 

Evolutie...

 

Er is nergens vooruitgang te bemerken,

want alsof slechts de dood evolueert,

wordt jij dit niets tot wat van jou resteert.

 

Je ligt hier stilaan buiten alle perken.

Het is aan mij, en hoe je je verweert,

te merken en wat ik heb afgeleerd.

 

Ik boet. Mijn geest verwart. Mijn ziel verminkt.

Ofschoon ik mij onmondig bij je reken,

blijf ik in woord en gebaar telkens steken.

 

Maar terwijl alles om me heen verzinkt,

in deze onuitsprekelijke weken:

je ogen..., die gebroken woorden spreken.

 

 

Trofee

 

Aan dit meitapijt onttrokken,

in deze bonte zee van groen en goud,

berust dit hoofd, de rode lokken,

een arm en een sok - het is warm noch koud.

 

Ik loop de nacht in die ik voor je was.

Wellicht dat we tesamen horen,

want ik weet immer nog hoe het toen was,

en wat we ooit door jou verloren.

 

Nu is het stil – de gebroken nacht

hoeft niet altijd meer te bezwaren.

Ik wilde dat ik je zo weerloos echt

tot een veel later einde kon bewaren.

 

 

Banneling

 

Ze heeft niet meer aan mij gegeven,

dan ze ooit aan andere mannen gaf;

wat ze gaf, blijft mij bij tot aan mijn graf

- dat krijg ik nooit meer in mijn leven.

 

Ik die ooit als haar minnaar zijnde,

de broze naaktheid van haar leven zag,

zie het naderende van weer een dag

- wellicht komt aan dit ook een einde.

 

Ik krab de pijn met woorden uit mijn ziel,

om mij nog bij haar af te dwingen.

Zo gaat dat met me en die dingen,

omdat ik gaandeweg niet meer beviel.

 

 

Bekentenis

 

Was het maar bij die ene keer gebleven...!

Ik had mij meermaals in je uitgedoofd

(alsof er prijzen waren uitgeloofd).

 

Ik merkte enkel nog waarom je bleef.

Door de verbetenheid waarmee je leeft,

heb ik mij door je wonderen zien zweven.

 

Maar wat is toch de zin van al dit lijden?

Is het vreemd dat ook ik aan lijden wen?

Ik ben een ander, die ik niet meer ken.

 

Ik sla de dood als deken om me heen,

want sinds de zaterdag toen jij verdween:

verlies - wat niet te scheiden viel gescheiden.

 

 

Euneuch

 

Je ziet in mij de man die jou verteert,

bespot degene die je heeft verbannen,

en laat jezelf door anderen bemannen.

 

Er is niets meer wat je nog meer begeert;

er heerst een stilte tussen jou en vrouwen

(die je door lotsverbondenheid benauwen).

 

De kille twijfel die je en je woord

beheerst, ben je, en jij bent weer de horde,

een eenzaamheid, een zonderling geworden.

 

Jij en ik zijn van dezelfde soort.

Ook ik ben aan die soort, zo'n vrouw ontsproten.

Jij wilt van mij wat ik ooit was: mijn kloten.

 

 

Priesterschap

 

Ik maak U deel van al maar meer gedachten,

hoewel we tussen tijd, dimensie staan.

Nu ik gedwongen wordt meer te verwachten,

zijn de details mij weer geheel ontgaan.

 

Ik moet mezelf van tucht en lust bevrijden,

terwijl ik van verlangen stil verbrand.

Ik weet niets meer dan dat ik moet belijden,

Uw woord waartegen ik niet ben bestand.

 

Niemand heeft geweten wat U deed,

en zo U hebt gedaan, was trouw wantrouwen,

zodat ik in het algemeen de vrouwen,

nog voor ik U in het bijzonder meed.

 

 

Kort maar hevig

 

Er klonk die ongedwongen, volle lach,

die elke schroom doet overwinnen,

toen ik je in de kroeg laatst wederzag.

 

Ik weet dat jij me deed beminnen,

en ooit voldaan vergeten bij me lag.

Er schiet mij verder niets te binnen...

 

Weet dat ik mijn ziel zou verspelen

weer met een vrouw als jou te wezen!

Maar zo jij bent, zijn er gelukkig zat.

 

De tijd kan wonden toch wel helen.

Ik zeg tot elke vrouw bij deze:

ik heb je kort maar hevig liefgehad.

 

 

Sprookjesprins

 

Je vleidde je romantische gedachten

met de komst van een mooie sprookjesprins.

Anachronismen zijn juist alleszins,

tenzij ze tijdloos zijn of waard verwachten.

 

Dit patroon had met erotiek te maken;

de jongeling had zelfs geen eigen naam.

Zijn schaduw was de ademtocht der faam

vooruit om de nacht met je door te waken.

 

Maar jij, ...de Assepoester op mijn bal,

hoe kun jij aan op één schoen lopen wennen?

Kun jij me op dit bal alsnog herkennen?

- dit feest waarop ik je ontlopen zal.

 

 

Homerus

 

De voldoening die dit roerig hart eens raakte,

is verdwenen, want toen ik je laatstens zag,

waren het dezelfde lippen die verzaakten

- ooit was dit een onverhoopte tegenslag.

 

Het was je nieuwe vriend en teerbeminde,

die je heel bekwaam ter sprake bracht,

'dat hij de éénoog is in het land der blinden',

alsof je wist dat ik op je had gewacht.

 

Niettemin bedacht ik naar je toe te neigen,

maar de woorden kwamen zoals destijds niet.

Bij jou ben ik als een vogel zonder lied:

één der blinden, zo één die moet zwijgen.

 

 

Fysica

 

Mijn woorden buigen als licht om je heen,

en stilaan alomvattender bij vlagen

durf ik het aan om me bij jou te wagen.

 

We trekken aan en vallen weer uitéén.

Na één van deze weldoorwaakte nachten

mag ik met jou niet meer dan dat verwachten....

 

Ik ben op dood en leven ingeschreven

en heb je met mijn dolen verontrust

Na elk moment met jou duur ik maar even.

 

Ik heb mij ergens voor je uitgezonden,

de lakens van je bed als tijd gekust.

Ik raak zoek en word telkens weer gevonden.

 

 

Overpeinzing

 

Steeds stiller nog aan dit infuus geklonken,

lig ik met te veel woorden overdekt

in dit door jou verlaten bed verzonken.

 

Ik heb het onontdekte weer ontdekt -

in deze staat slechts reddeloos verloren.

Ik kan je niet meer ruiken, zien of horen.

 

In deze dodencel en zonder woorden

hijgt ‘t leven wat ik schiep en weer vermoordde.

Ik denk weer aan wat ik nog meer vermeed.

 

Want waarom zou het je niet berouwen,

mij zo weer en mijn leven zien herkauwen?

Aan wie zijn mijn gedachten wel besteed?

 

 

Wild waait de wind...

 

Niemand weet wie ik ooit was

en wat de meesten in mij zochten,

is er niet - als het er ooit was.

'Wild waait de wind in wijde bochten.'

 

Niemand weet wie ik ooit was

maar eenzaam in de diepste krochten,

vond ik terug wie ik ooit was.

'Wild waait de wind in wijde bochten.'

 

Niemand weet wie ik ooit was

maar niettemin heb ik gevochten:

ik was Hem die jij in mij las.

'Wild waait de wind in wijde bochten.'