CUBRA

INHOUD VLEUGELHOF
HOME
AUTEURS

Deze pagina's kwamen tot stand dankzij de medewerking van Cees van Raak, Laura van der Westerlaken, en het Eindhovens Dagblad

 

OVER DE DICHTER LOU VLEUGELHOF

Peter van Vlerken in gesprek met Lou Vleugelhof

Eindhovens Dagblad 7 juni 2001

Lou Vleugelhof over de dichtbundel voor zijn dochter Sylvia
Gedenkteken in woorden

Donderdag 7 juni. Pas kort geleden verscheen van de dichter Lou Vleugelhof de bundel 'Nog niet thuis', opgedragen aan zijn dochter Sylvia, die in 1973 uit het leven stapte. Eerder was hij niet aan publicatie toe. Lou Vleugelhof (pseudoniem voor Lau de Jonge) werd in 1925 geboren in het Zeeuwse Ovezande en woont in Waalre. Een gesprek, met 'emotionele bezwaren'.

'Drie', zegt Lou Vleugelhof met een vastberadenheid die nauwelijks bij deze weifelende, verstrooide dichter lijkt te passen. Het is zijn antwoord op de vraag hoeveel kinderen hij heeft.

Na al die tijd is de werkelijkheid van het gemis van zijn dochter Sylvia nog zo keihard, dat hij het getal twee niet uit zijn mond krijgt. 'Gek is dat, hè.' Als de mensen niet doorvragen, zegt hij verder niks. Dan blijft het bij drie. Drie dochters.

Hij heeft geaarzeld om te spreken over de achtergronden van zijn aangrijpende dichtbundel 'Nog niet thuis', die gaat over de verdwijning van Sylvia en het vertwijfelde wachten op het uiteindelijke bericht van haar dood. Hij had er, wat hij noemt, 'emotionele bezwaren' tegen. 'Een interview zou gemakkelijk sensatie kunnen worden en dan zou het erop lijken dat ik over het graf van mijn dochter heen succes als dichter zou nastreven. Dat wil ik niet.'

Of het gesprek daarom niet ook kon gaan over zijn andere werk, had hij gevraagd.

Waardering
Vleugelhofs bibliografie kent twee periodes, met dichtbundels en romans van vóór en na 1985. Nadat hij onderwijzer was geweest in Zeeland en Rotterdam, kwam hij naar Eindhoven. Hij kon leraar Nederlands worden aan het Lorentz Lyceum. Collega-dichter Frans Babylon trok hem over de streep. Met hem en Harriët Laurey had Vleugelhof in 1949 de bundel 'Triple Alliantie' gemaakt. 'Kom toch naar Brabant', had Babylon gezegd. Dat had hij gedaan en hoewel hij in zijn poëzie naar de klei bleef haken - hij koos als pseudoniem niet voor niets de naam van de ouderlijke boerderij -, het losse leven op het zand beviel hem wel. Later ging hij drama doceren, in Utrecht, vervolgens in Tilburg.

Voor zijn eerste echte eigen bundel, 'Oorsprong', ontving Vleugelhof een reisbeurs en een prijs van Martinus Nijhoff. Er was meer waardering. Twee verzen werden door Gerrit Komrij opgenomen in diens bloemlezing van de beste Nederlandse poëzie. Ook kreeg hij de Literatuurprijs van de Provincie Zeeland voor een declamatorium over de watersnoodramp.

Al zat hij een beetje in de periferie van het literaire gezelschap, hij trok lezend door het land met Michel van der Plas en consorten ('We hadden de illusie dat we katholieke jongeren moesten gaan vormen. Daar heb ik nooit in geloofd, eigenlijk') en werd ontvangen door Anton van Duinkerken, de vader van alle literatoren ('Hij hield een monoloog van meer dan een uur. Die man was zó vervuld van zichzelf...'). Vleugelhofs bekendheid, geeft hij grif toe, bleef bescheiden. 'Ik heb bij mezelf altijd een tekort aan ambitie gevoeld.'

'Toen de tweede druk verscheen van mijn roman 'Mila in steen' vroeg De Arbeiderspers of ik snel met een nieuw boek kon komen. De schrik sloeg me om het hart. Ik was op weg om ècht schrijver te worden. Dat vond ik zo'n solistisch, eenzaam beroep. En dan moest ik om de twee jaar een roman uit mezelf wringen en er een hoop bijschnabbelen om brood op de plank te krijgen. Nee, ik was er te sociaal voor en koos als gezinshoofd bewust voor de zekerheid van het leraarschap.'

Creatieve factor
Een goede leraar, noemen enkele oud-leerlingen hem, eentje die liefde voor literatuur aan de man wist te brengen. Hijzelf wil er bescheiden over zijn. 'Ik probeerde dicht bij de leerlingen te staan, maar niet te dicht, want dan ga je eraan. Kinderen tussen 14 en 18 zijn op een gevoelige leeftijd waarbij ze openstaan voor levensvragen. Literatuur brak voor hen horizonnen open waar ze geen weet van hadden.'

Dat hij een beetje verstrooid was, ach... 'Dankzij verstrooidheid is het misschien vol te houden. Als je voortdurend alle ellende door je heen moet laten komen... Het moet toch kunnen dat je af en toe wat langs je heen laat waaien.'

Na zijn pensionering in 1985 gaf hij zich een jaar 'om te bezien of de muze de dichter nog niet in de steek had gelaten'. Tijdschriften bleken in die periode maar al te graag zijn gedichten te willen opnemen en in korte tijd liet Vleugelhof een handvol bundels het licht zien. Een recensent schreef naar aanleiding daarvan over de vut als een creatieve factor van belang. 'Dat was het voor mij inderdaad.'

Dat er een hiaat zit in zijn bibliografie kwam tevens door de dood van zijn dochter. 'Je gaat je leven indelen in tweeën. Alles wat daarvoor en alles wat daarna is gebeurd.' Hij schreef aan een vriend dat hij nooit meer een letter op papier zou zetten. 'Het was mijn heilig voornemen. Ik dacht dat ik het emotioneel niet zou kunnen.'

Het tegendeel bleek het geval. Háár overlijden bezorgde hèm een enorme levensdrift, zegt hij, die ook creatief tot uiting kwam. Het was alsof het haar opdracht was aan hem. Door haar dood verdween zijn krampachtige angst voor zijn eigen sterfelijkheid.

Te hard
'Het gekke is dat ik binnen een jaar na de gebeurtenis met Sylvia de hele cyclus gedichten uitschreef.' Dat was tevens zijn verwerkingsproces. 'Ik las de gedichten voor aan mijn vrouw, maar ons beider reactie was dat ik ze niet moest uitgeven. Het was te hard, te confronterend. We waren er geen van tweeën aan toe.'

'En daarbij: het ging om suïcide, dat was een behoorlijk taboe in die tijd. Je verzweeg het liever. Als een van je kinderen dit doet, bezorgt dat ouders een enorm schuldgevoel. Je biedt je dochter het leven aan. Zij wijst die essentiële gave af. Waarom? Dan begin je in jezelf te zoeken en het duurt lang voordat je ermee in het reine komt.' Boosheid was er bij tijd en wijle ook. 'Hoe kan dat nou, verdomme, we zijn toch een goede vader en moeder geweest?'

Hoe dan ook verdwenen de gedichten in een donkere la en ze zouden er nog gelegen hebben als verleden jaar zijn vrouw niet was gestorven. Bij het opruimen van zijn bureau kwam hij ze tegen. 'De hele gebeurtenis stond ineens zo ver van me af. Literair ook. De gedichten leken zo afstandelijk en nuchter. Ze waren geserreerd en nergens larmoyant. De heftige emoties zaten er wel in, maar meer als suggestie. De cyclus was bijna een objectief verslag en literair helemaal niet gedateerd.'

Vleugelhof vroeg zijn twee andere dochters of hij ze moest uitgeven. Hoewel ze het er moeilijk mee hadden, vonden ze van wel.

'Nog niet thuis' ligt nu tussen interviewer en dichter. De gedichten komen aan als slagen van een fluwelen handschoen. Er is de kracht van de confronterende wanhoop en de streling van mooie woorden. Ze onthullen en dekken tegelijkertijd toe. Het woord zelfmoord noemt hij nergens. 'Ze is overleden, de manier waarop is niet belangrijk.'

Op de suggestie dat het de beste gedichten zijn die hij ooit heeft gemaakt, aarzelt hij om de eerder genoemde reden van zýjn succes en háár dood. 'Ik heb vroeger, hier en daar, gedichten geschreven die ik goed vind, voor zover daar objectieve criteria voor zijn. Maar deze hier... Ik moet toegeven dat het inderdaad de beste zijn. Door hun objectiviteit zijn de gedichten ineens universeel geworden, van iedereen, voor iedereen.'

De kunst die Vleugelhof in deze bundel bedrijft, heeft door de verpletterende werkelijkheid de vrijblijvendheid verloren van het intellectuele taalspel dat poëzie vaak is. De dichter kan het alleen maar beamen. 'Het is een heel serieus spel geworden, een spel op leven en dood, zou je kunnen zeggen.'

Op verzoek laat Vleugelhof een foto van zijn dochter zien. Hij kijkt de interviewer aan met een blik van: snap jij het nou? 'Ze is het mooiste meisje dat ik ooit heb gekend. Dat zeg ik niet als vader, dat stel ik gewoon vast. Maar ja, daar trekt de natuur zich niets van aan...'

'Om wat bij te verdienen is ze model geweest, bij de fotograaf Paul de Nooijer en de schilder Hugo Brouwer.' Een schoonheid die zich alleen door schoonheid liet bezingen. 'Elke kunstenaar streeft naar eeuwige schoonheid, maar hij weet tevens dat dat nooit lukt, want dan zou het afgelopen zijn met de kunst. Juist onze onkunde, onze gebrekkigheid, ons tekortschieten is de motor van ons zijn. Maar het streven naar schoonheid is tevens een van de mooiste dingen in het leven. Schoonheid en liefde. Die hangen samen. Wat je mooi vindt dat heb je lief en wat je liefhebt, vind je mooi. Zo is het toch?'

Getalenteerd
Eenentwintig was ze, toen het gebeurde. In zijn gedichtencyclus, zijn gedenkteken in woorden, maakt haar vader haar zestien, een kwetsbare leeftijd tussen meisje en vrouw:


Als haar mond zich tuit voor de spiegel,
haar lichaam zich ontbot dan is zij
de dans van het kind ontsprongen

Hij had haar zelf drie jaar als leraar in de klas gehad. Na de middelbare school ging ze naar de kunstacademie. 'Ze was heel getalenteerd. Ze maakte prachtige tekeningen, schreef mooie gedichten.' Naar de tekeningen heeft hij na haar dood gezocht - misschien zat er een aanwijzing in verscholen voor het raadsel van haar zelfdoding -, maar ze had ze bijna allemaal zorgvuldig laten verdwijnen. Haar gedichten vond hij wel, honderdtwintig stuks, die hij in eigen beheer heeft laten uitgeven. 'Ik wilde ze bij elkaar hebben.' Het eerste gedicht gaat zo:

Ik gooi je vol legstukken
van 'n puzzel die nooit af is
als je erg vindingrijk bent
zul je steeds andere oplossingen vinden

Het is of Vleugelhof dat gedicht voor ogen had, toen hij zich rouwend aan de schrijftafel zette. Zijn verzen zijn stukjes chronologie van een week vol spanning. 'Het begint ergens, het loopt op een crisis uit en het heeft een fatale afloop. Een driedeling die in ieder drama zit, in ieder leven eigenlijk.' Hij schreef over datgene wat hij kon bevatten. Voor het grote geheel, het alomvattende verdriet vond hij geen woorden. 'In poëzie doe je de werkelijkheid tekort', vindt hij.

Hij heeft er lang over gedaan eer hij begrip kon opbrengen voor de daad van zijn dochter. 'Heel lang. Het groeit. Deze bundel is een soort eindverzoening. Er moet een grote wanhoop in haar geweest zijn.' Een soort lichtheid ook, denkt hij. 'Ze is als een vlinder van het ene naar het andere leven gezweefd omdat haar dat aantrekkelijker leek.' Maar achter de hele waarheid komt hij nooit, realiseert Vleugelhof zich. 'Daarom blijven we er zo lang over praten. Daarom is er literatuur.'

We komen terug op het getal drie, waar het gesprek mee begon. Vleugelhofs gedichten in 'Nog niet thuis' bestaan steeds uit drie terzinen, negen regels bij elkaar dus. Door toeval kwam hij erachter dat de bundel in totaal zevenentwintig gedichten bevat, drie keer negen. 'Ik ben geen getallensymbolist', zegt hij, 'maar drie is toch een bijzonder getal. De drieëenheid, de driehoek, noem maar op. Drie is het getal van de volmaaktheid.'

'Nog niet thuis', gedichten van Lou Vleugelhof. Uitgave: De Beuk, Amsterdam. 32 pag. Prijs: f. 20,-.