CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 28 maart 1935

 

 

De grenspalen tusschen Tilburg en Dongen

 

In het jaar 1329 (1) werden door den hertog van Brabant de grenzen van Tilburg en Goirle (de heerlijkheid) vastgesteld. Het perkament luidt als volgt:

 

"Wij Johannes, bij de gratie Gods Hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg en wij Rogerus de Levendale, commandant van het kasteel van Brussel, heer van Oirschot bij Best en van Beek, maken bij dezen aan allen bekend:

Dat wij alle onze in de volgende omschrijving gelegen gemeenten, van welke ons reeds voor eenigen tijd geene renten of chijnsen betaald, noch andere rechten gegeven zijn, waar ook dezelve gelegen zijn en de hierop volgende omschrijving, namelijk:

Van den grens- of scheidpaal van Heukelom langs den publieken weg tot aan den watermolen van Rovert tot aan Erwijtvoirt, vandaar tot aan Mielberg, van Mielberg tot aan de plaats Middelbroek genaamd, van Middelbroek tot aan Donghen en de goederen des Heeren Waltherus van Berghen, vervolgens tot aan de scheiding van Loon, van Loon tot aan den uitersten grenspaal van Haren en van daar eindelijk tot den genoemden grenspaal van Hukelom, eertijds Heukelom genoemd; en ook wij Rogerus enz. voor zoo verre ons een vierde gedeelte der gemelde, boven reeds omschreven gemeenten aangaat, aan de inwoners van onze hoeven van West-Tilburg en Goirle hebben verkocht ten genot van enz. enz. enz.

Gedaan te Brussel op den dag van den H. Egidius Abbus ten jare 1329."

 

Om onze lezers van de breedsprakerige oude taal te verschoonen, hebben wij het geheele stuk niet weergegeven; behalve dat de grenzen werden bepaald, benoemde de Hertog ook 7 goede mannen om de toegestane gronden te beheeren (2).

 

Tilburg was vóór 1329 nog heel klein; eigenlijk gezegd, de gemeente Tilburg, zooals wij dit nu verstaan, bestond nog heelemaal niet; men had de hoeve (kasteel) West-Tilburg, de hoeve Goirle en de hoeve Oost-Tilburg (3). Toen in 1329 West-Tilburg en Goirle de gronden verkregen, ontstond de heerlijkheid Tilburg en Goirle, waaruit later, na afscheiding van Goirle, in 't begin der 19de eeuw het hedendaagsche Tilburg ontstond. Kortheidshalve zullen wij echter nu in het verband van dit artikel maar van Tilburg blijven spreken.

De hertog van Brabant en Rogerus van Leefdale kregen geen rente meer van de gronden, die trouwens niet veel meer waard waren dan om er schapen op te hoeden. Tilburg kreeg de gronden, woeste gronden, duinen en heide, tegen een rente van 200 ponden zwarte tournoisen (ongeveer 1000 gulden) jaarlijks te betalen op St. Gillisdag. Van de vroegere huurders kreeg men geen rente meer. Tilburg kon deze gronden goed gebruiken; onze stelling zal niet te zeer gewaagd zijn, wanneer wij veronderstellen, dat de lakennijverheid in Tilburg begon te bloeien, althans in iets betere conditie verkeerde, dan in de omliggende plaatsen en onze voorvaders zich dus meer op de schapenteelt gingen toeleggen om genoegzaam wol te verzamelen. Daardoor zal dan de Vrijheid 's-Bosch, in 1335, wel maatregelen gevraagd en verkregen hebben om de lakennijverheid van het platteland tegen te gaan (4). Wij zijn zoo ongemerkt gekomen tot de geschiedenis der Tilburgsche lakennijverheid; daar dit echter heden onze bedoeling niet is, zullen wij tot onze grenspalen terugkeeren.

In 1329 spreekt men dus van de grenspaal bij Heukelom (bij Enschot), welke er blijkens gegevens in het jaar 1760 nog stond. Toen de grenzen van Tilburg nader werden bepaald, zal men ook de nieuwe scheiding ten westen van Tilburg wel met grenspalen (limietpalen) hebben aangeduid. We willen er onze lezers nog opmerkzaam op maken, dat, wanneer men de plattegrond van Tilburg bekijkt, men ziet, dat Tilburg alleen in het oosten bebouwd is, dat is dan ook het oudste gedeelte der stad. In het jaar 1770 ongeveer, begon tusschen de gemeenten Dongen en Tilburg een geschil te ontstaan over de juiste scheiding tusschen beide gemeenten. Reeds voor eenige jaren hebben wij erop gewezen, dat de buurtschap "de Haansche hoeve" de lijken in Dongen deed begraven, dat slechts een bolscheut verwijderd was, in plaats van op het kerkhof te Tilburg, dat ongeveer een uur ver lag. Voor het recht van begraven ontging Tilburg dus een bedrag, wat men niet pleizierig vond en over en weer werd er over gecorrespondeerd. Wij zullen deze kwestie niet verder ontleden, genoeg zij het te constateeren dat een nieuwe grens werd vastgesteld, eventueel bevestigd.

In het gemeentearchief van Tilburg berusten daarover eenige stukken; ook de gemeente Dongen was zoo bereidwillig ons eenige afschriften uit haar oud-archief te verschaffen, waarvoor onzen dank. Zoo lezen wij dan in een lijvig stuk, dat op den 13en Augustus 1777 mr. Rombout Melchior Damisse, stadhouder der Baronie van Breda, Jacob Lauta van Aijsma, officier der heerlijkheid Dongen, met de heeren Hendrik Maas, Drossaard van Tilburg, en Cornelis Bles, president-schepen en Arnoldus van Meurs schepen van Tilburg, op de grens Tilburg-Dongen bij de uitspanning "de Uiterste Stuiver" bijeen kwamen om de grens te inspecteeren. Zij raadpleegden daarbij eenige oude lieden, die van vader en grootvader hadden hooren zeggen hoe de grens liep en dit daarbij bevestigden. De grens werd dan tot aan Gilze-Rijen opnieuw vastgesteld en besloten werd om zes limietpalen te plaatsen, door beide gemeenten te betalen.

Ook de inhoud van dit stuk willen we onze lezers besparen. Het slot van de acte luidt als volgt: "Welke limieten wij aanneemen en belooven met die regeerders van Tilborg alle thien jaeren eens te zullen inspecteeren ten eijnde alle verduijsteringen welke door langheid van tijden hieromtrent mogten worden gecauseerd (veroorzaakt) te remidieeren en herstellen." Alle 10 jaren zou dus worden nagegaan of de grens beiderzijds geëerbiedigd werd. Ook werd de weg, de dreef, bij "de Uiterste Stuiver" voor gezamenlijke rekening aangelegd en onderhouden."

Het werd 1779 alvorens de grenspalen geplaatst werden. Een bestek voor de levering van deze 6 grenspalen werd opgemaakt, o.a. werd beschreven, dat de palen zouden moeten worden gemaakt van blauwe arduinsteen die in den winter niet stuk zouden kunnen vriezen, vervolgens werd de hoogte en dikte bepaald; zij zouden moeten worden geleverd met ronde koppen, elk met 2 stootpalen. Op de palen moet staan aan de Zuidzijde: Tilburg en aan de Noordzijde: Dongen, met datum en jaartal: 25 Juli 1778. De aannemer van de 6 grenspalen was Hendrik Deilwardt te Breda.

Wij lezen in de gemeenterekening van Dongen:

Reeckening van het geene Hendrik Deilwardt competeert ten laste van de respectieve Heerlijkheden Tilborg en Dongen weegens ter zaeke als volgt:

Geleevert ses steene paelen om te stellen op de limietscheidinge tusschen de voors. Heerlijkheeden als:

- 4 van 12 à 12 duim

- 2 van 10 à 10 duim geaccordeerd voor 75-0-0

- Ende de stootpalen

- Aen ses karren voor het vervoeren van alle de voors. paelen uit Breda naer de plaetsen daer deselve op de voors. limieten moeten gesteld worden à 36 stuiver ider 10-16-0

- Aan de paspoort 4-16-0

- Aan tol en geleijde geld 3-8-0

- Voor het helpen stellen der paelen 2-0-0

- Aan geleverd loot 1-0-0

- Aan 4 ijzere dooken 0-6-0

- Aan verteeringe door mij en al de arbeiders toen de voors. paelen ten bij weesen van Heeren gecommitteerden van Tilborg en Dongen op de limieten sijn gezet 2-17-0

Totaal f 100-3-0. Waer in de gemeente Dongen voor de eene helft moet draegen 50-1-8

Op 16 September 1779 werd de rekening goedgekeurd door het gemeentebestuur van Dongen en op 15 October daaropvolgend kreeg de leverancier Deilwardt z'n centen. Tilburg moest dus ook de som van 50-1-8 betalen. Bovendien moesten beide gemeenten nog betalen een gulden en 8 stuivers, voor 2 werklieden, die ieder een dag gewerkt hadden bij het stellen der palen.

 

In de gemeenterekening van Tilburg over het jaar 1779 lezen we nog een paar interessante bizonderheden over deze palengeschiedenis, nl.:

Uit het negende capittel van karrevragten, boodeloonen, mitsgaeders vacatiën ten dienste dezer gemeente gedaan:

- Aan Cornelis Cools voor het transporteeren van Heeren regenten tijdens wanneer de limietpaelen tusschen Dongen en Tilborg zijn gestelt, volgens rekening en quitantie 1-10-0 (5).

- Aan de Wed. F. de Kanter, boodeloon na Gils met een brief over de limietscheiding eene gulden voor in den winter.

- Missive van de regeering van Dongen omtrent het stellen der limietpaelen 6 stuijvers.

 

Elfde capittel (algemeene uitgaven):

- Aan Wouter Pennings gerestitueerd, gedaan voorschot aan den vorster (veldwachter) van Dongen wegens publiceeren en affigeeren van de memorie op de land- en limietscheiding in den jare 1779 15 stuijvers.

- Aan Arnoldus Verbunt (9de capittel) wegens vertering bij het setten van die limietpaelen 3-3-0.

- Ook Tilburg moest nog 2 arbeiders voor de hulp betalen en wel een gulden en 16 stuivers.

Het geheele geval kwam Tilburg dus te staan op 58-15-0. In onze hedendaagsche waardebepaling om en om de tweehonderd gulden.

 

Aan bovenstaande rekening zien we, dat het gemeentebestuur van Tilburg zelf bij het plaatsen der palen aanwezig was alsook de heeren uit Dongen. De logementhouder Cornelis Cools, uit de Roskam in de Zomerstraat, heeft de heeren per rijtuig naar "de Uitersten Stuiver" gebracht, waar men natuurlijk, volgens oud en goed gebruik, een pint bier op het welslagen der onderneming heeft gedronken.

 

Dit is in het kort de geschiedenis van de 2 palen, welke dezer dagen door de opmerkzaamheid van een museumenthousiast voor het Tilburgsche museum bewaard zijn geworden. Deze twee palen, ongeveer 160 jaar oud, kunnen den bezoeker van 't museum toch nog iets mededeelen over Tïlburg's historie. Men heeft in Brabant niet veel dergelijke palen meer. In de voorloopige lijst van geschiedkundige monumenten in Noord-Brabant, samengesteld door Monumentenzorg, leest men slechts van een banpaal (6) te Gansooijen en een hagelkruis bij Cuijk.

 

GERARD VAN LEIJBORGH

 

 

1. Het 600-jarig jubileum heeft men dus ongemerkt laten voorbijgaan; in 1953 kan men het 500-jarig jubileum vieren, dat Tilburg zelfbestuur kreeg. Dit werd door den Hertog van Brabant gegeven op 28 Maart 1453. Een datum om te onthouden dus.

2. Men houde goed in 't oog, dat toen deze 7 mannen benoemd werden, Tilburg nog geen zelfbestuur kreeg, want deze werden sedert 1329 door den Hertog benoemd, terwijl in 1453 de heer van Tilburg het recht verkreeg de 7 schepenen zelf te benoemen. De eerstgenoemde 7 mannen waren slechts beheerders van de gemeentegronden, terwijl zij later als schepenen, dus rechters, werden. Toch is hier nog een duister punt, want reeds in 1400 spreekt de Hertogin van haar "bank van Tilburg en Goirle", schepenbank?

3. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat deze drie hoeven (kasteelen) de legende hebben gemaakt van Tilburg-Drieburg. Het eigenlijke kasteel, burcht, waaraan onze stad het wapen ontleent, schijnt in Oisterwijk te hebben gestaan.

4. Zie de rede, gehouden door prof. dr. Goossens, Rector Magnificus der R. K. Handelshoogeschool op de jl. gehouden diesviering.

5. Wij kunnen hier de klacht van dr. Dijksterhuis herhalen, dat het jammer is, dat vroeger de quitanties van de rekeningen (bijlagen) verscheurd zijn; ze hadden zooveel kunnen leeren.

6. Banpaal is hetzelfde als grens- of limietpaal; van ban d.i. rechtgebied, grondgebied, jurisdictie.

 

Naschrift

De archivaris in Noord-Brabant, de heer C. Bondam, die voor een kleine veertig jaren het oud-archief te Dongen rangschikte, zegt in zijn voorwoord tot den inventaris van het oud-archief te Dongen:

"Ik vond bij de inventarisatie een stuk, waarop bijzonder mijne aandacht viel, omdat juist toen zich kwesties voordeden over de grens van het jachtgebied der heerlijkheden Dongen en Tilburg-Goirle. Het is een Koninklijk besluit van 5 Sept. 1821 no. 23, dat ik bedoel. Dit bepaalt, dat de grensscheiding tusschen Dongen en Tilburg zal zijn: van den steenen paal op den weg van Tilburg naar de Haansche Hoef, daar waar het grondgebied van Loon op Zand eindigt, over het midden van dien weg tot aan de brug over de Donge genaamd de Kees Gijskenbrug, alwaar het grondgebied van de gemeente Gilze een aanvang neemt."

Hieruit, zegt Bondam, blijkt dat een deel van het gebied van Tilburg administratief bij de gemeente Dongen en omgekeerd een deel van Dongen onder het gemeentebestuur van Tilburg is gebracht, zoodat degeen, die de heerlijke jacht van Tilburg uitoefent op een deel van de gemeente Dongen met uitsluiting van anderen mag jagen en omgekeerd de tot jagen in Dongen gerechtigde, dit straffeloos mag doen op het in 1821 met Tilburg verwisselde gebiedsdeel. De kwestie schijnt dus in 1779 niet finaal te zijn opgelost en kwamen er in 1821, dus 42 jaar later, de advocaten nog eens tusschen. Dat maakt de geschiedenis van de grenspalen nog interessanter.