CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 30 december 1931

 

 

Iets uit de geschiedenis van het "busseltje"

 

Voor eenige weken kon men in dit blad lezen, dat aan 't toekomstig Museum was geschonken een zg. "busseltje", ook wel in de volksmond "wepke" genaamd (1). De naam van busseltje is tamelijk voor de hand liggend, daar het voorwerp in den beginne als hoofdonderdeel een samengebonden bussel stroo had; de naam van wepke kan tot verscheidene gissingen aanleiding geven. Men wil dat het een afleiding zou zijn van het oud-Nederlandsche woord wepelen, dat is kronkelen, angstig bewegen en zou zijn oorsprong vinden in de gekruiste doodsbeenderen, welke onder het geschilderde doodshoofd aangebracht zijn, anderzijds aan het oud-Nederlandsche woord webbe, d.i. stof.

Het busseltje dan is een voorwerp, dat in vroeger jaren in onze stad bij het doodenritueel gebruikt werd, doch de laatste 15 jaren daaruit geheel is verdwenen. Het werd geplaatst voor de woning, waar een persoon was overleden. In van Heurn's historie van de Meijerij van Den Bosch lezen wij daaromtrent: "16 Sept. 1661; Keur wegens een teeken aan de huizen daar iemand overleden is. In deeze jaare maakte de Regeering eene keur, dat voor de huizen daar iemand overleden ware, een bosch stro, met steenen daarop, zo lang het lijk boven aarde stond, ten teken gelegd zoude worden. Voor oude lieden zouden daarop vijf en voor jonge lieden drie steenen gelegd worden. Dit zoude niet door de buuren, maar door die van den huize gesteld worden. Naderhand zijn de zoogenaamde strooyen sierlijker gemaakt.

Zij bestaan thans uit twee gelijk gesnedene vastgepakte ronde bosschen, beide omtrent drie voeten lang, de onderliggende bosch is omtrent één voet en de bovenliggende bijna twee voeten over het kruisdik, de onderliggende met touwtjes en de bovenliggende met zwarte lederen riemen tesamen gebonden. Die, welke voor gehuwd geweest zijnde lieden dienen, hebben vijf en die voor ongehuwden drie touwtjes en riemen. Op de eersten worden vijf en op de tweede drie roode geverfde plankjes ter groote eenes mopsteens gelegd, doch deze lopen aan het einde wat spitser toe. Onder tegen de eerste bosch staan wederzijds vijf en tegen de tweede drie dergelijke plankjes. Om het omvallen te beletten wordt de bovenste bosch stroo met twee rood geverfde stokjes geschraagd. Naar den ouderdom worden deeze teekenen grooter of kleiner gesteld, egter zo, dat voor de volwassenen geen groter gelegd worden dan hier voor gemeld is."

Dit gebruik, voor de huizen waar iemand overleden was, is reeds ouder dan de zooeven genoemde keur van de regeering van Den Bosch en was reeds voor 't jaar 1661 in zwang. Het sproot eensdeels voort uit de piëteit tegenover de overledenen en het huis waarin een droeve slag gevallen was. De voorbijgangers werden door deze teekenen er opmerkzaam op gemaakt, dat weder een tot een ander leven werd geroepen en konden reeds voor de teraardebestelling aan de zielerust van den overledenen denken in der voege als het christen zijn hen ingaf. (Bij de voor een paar jaren in den Gemeenteraad plaats gehad hebbende debatten over het verplaatsen van de Tilburgsche kerkhoven heeft men kunnen hooren, dat de hedendaagsche burgers in dit opzicht "gevoeliger" zijn geworden en niet zoo gaarne meer aan den dood herinnerd worden, althans de gang langs een kerkhof zou volgens de sprekers voor velen minder aangenaam zijn en daarom wilde men maar liever de kerkhoven ver uit de stad verbannen.)

Niet alleen piëteitsoverwegingen zullen de regeerders in Den Bosch tot de maatregelen hebben bewogen, doch ook om practische redenen werd daartoe besloten of althans aan een oud gebruik meer klem te geven. Niet alleen in de Meijerij van Den Bosch had dit gebruik post gevat, doch ook elders bijv. door het hangen van een brandende lantaarn voor de deur enz. Het zou ons te ver voeren al deze gebruiken te gaan bespreken, want we zouden ons op het uitgebreide terrein van de folklore gaan bewegen en tevens eenige mystiek moeten gaan belichten. Zoo bijv. was het in vroeger jaren gebruik om het bosje stroo, dat als teeken had gediend, mede te voeren en dit zou op den terugweg heel tersluiks in eene sloot moeten worden weggeworpen enz. enz.

Wat hier verder van zij, het gebruik werd aan banden gelegd en verplichtend gesteld. Heel vroeger werd bij minvermogenden gewoon een bosje stroo genomen, samengebonden en het vereischte aantal roode steenen tegen geplaatst. In latere jaren pas werd het busseltje van hout vervaardigd, er een kruis met de doodteekenen op geplaatst, met eventueele toevoeging van de woorden "bid voor de ziel van zaliger ……" De plankjes werden van hout vervaardigd, zwart geschilderd en van kruisjes voorzien. Niet alleen was het busseltje voor katholieken geboden, doch ook voor andere gezindten, doch met weglating van de distinctieven. In plaats van twee samengebonden bossen stroo (de stroo werd ook in onze dagen nog gebruikt) werd in latere jaren er één genomen.

 

Het spreekt vanzelf, dat niet iedere familie in 't bezit van een busseltje kon zijn en zoo werd het busseltje in den loop der jaren een handelsartikel, althans een uitleenartikel. Het meest werd het geleverd door den timmerman, die de kist leverde en de schragen disponibel stelde. Toevallig kwam ons dezer dagen in handen eene afrekening van Jacobus van Pelt, als voogd van onmondige kinderen van de in 1766 op de Vrijdagsche markt wonende Theresia de Mey, weduwe van Peter van Groenendael, winkelier, kaardemaker (voor 't wolkaarden) en timmerman. Wij zullen uit deze afrekening eenige posten nemen; men zal dan kunnen zien, dat de prijzen voor het uitleenen van het busseltje niet steeds hetzelfde waren, omdat aan het busseltje ook de welstand van de overledene eenigszins kenbaar was (2).

 

- 1766: Schuldig de doodskist van Theresia de Mey aan Hendrik van Sephen f 7-8-0.

- Wegens geleverde medicynen door Gerart Valder, apothecar te Turnhout f 11-13-0.

- Idem ontfangen van Jacobus van Pelt voor 't uytleggen van de bussel van den overleden Peter Jacobus van Pelt de somme van vijftien stuvers dus f 0-15-0.

- Item ontfangen van de Wed. Adriaen van Walraven voor 't uytleggen van de bussel van wijlen haren man de somme één gulden dus f 1-0-0.

- Aan A. de Louwere med. doctor voor visites en medicynen f 3-2-0, nog eens f 5-2-0.

- Aan Justinus Cleysen voor koecken op 't sterfhuys f 2-1-0.

- Aan G. Pessers voor bier f 2-10-0.

- Voor schuren van coper en tin op het sterfhuys f 1-12-6; aan drank f 0-6-0; aan 8 dragers f 4-16-0; aan wittebrood f 0-5-0, nog eens f 0-4-0; aan twee loot koffie f 0-1-0.

- Aan Engelina de Rooy (kwezel) voor 't oppassen en bewaecken in de siekte van Theresia de Mey f 4-4-0; voor 't afleggen van de overledene f 2-0-0.

- Aan de coster voor 't luyden en begraven f 2-8-0; voor sterke drank op de begrafenis f 0-7-0; voor rouwmantels f 0-4-0.

- Voor kerkrechte en verder toebehooren op de begrafenisse (de H. Mis in de kerk) f 35-2-0. Aan de kosten voor de zielemis zou men kunnen afleiden, dat Theresia de Mey van goede familie was, trouwens zij was eigenares van de panden op de Vrijdagsche markt, nu Rosalie Gerritsen, en Nieuwlandstraat, thans Antoon de Jong, en bezat eenige akkers op Korvel, Loven en beemden tussen de oude en nieuwe Ley (3).

 

Onze tegenwoordige snel spoedende maatschappij heeft het busseltje verdrongen en daarmede een eerbiedwaardig oud en piëteitvol gebruik, en waar eens eerbiedig de hoed of de pet wordt afgenomen, daar gaat men thans, niet wetend dat God daar pas heeft rechtgesproken, onverschillig voorbij. Zoo verzwelgt de nieuwere tijd veel gebruiken, en wat geeft hij er voor terug?

 

GERARD VAN LEYBORGH

 

 

1. Vóór 3 jaren werd ook reeds een "wepke" aan 't Museum geschonken door den heer H.C. van Beurden.

2. Naar beste weten is in 't R.K. Gasthuis het gebruik het langst in eere gebleven.

3. Waar vóór 170 jaren voor een lijkmis in de schuurkerk ruim 35 gulden werd betaald, daar kan men wel uit afleiden, dat het een 1ste klas is geweest.

 

De genoemde bedragen werden volgens dien tijd uitgedrukt in guldens, stuivers en penningen. Een gulden deed 20 stuivers en een stuiver 16 penningen of 8 duiten.