CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Inhoud Gevanel 6:

1931 01 06   26 Langs de straat - Nieuwjaarswensch zonder woorden

1931 01 22   27 Langs de straat - Hiep, hiep, hiep, Jantje…

1931 03 25   28 Langs de straat - De dertiende klokslag

1931 09 12   29 De intocht - 'n Vluchtige schets

1931 09 19   30 Van bijen en honing

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 6 januari 1931

 

 

26 Langs de straat - Nieuwjaarswensch zonder woorden

 

Nieuwjaarsdag, 's namiddags pl.m. 2 uur. Plaats van handeling: Wilhelminapark, bij de herten. Daar komt vanaf den Veldhovenschen hoek 'n persoon aangewandeld, 'n werkman-boertje, type van 'n antieke Tilburger, platte zijen pet, korte zwarte overjas, ietwat krommende beenen, breede mond met opeengeperste lippen, waaruit 'n steenen pijp met korte steel steekt, blijkbaar geen vuur aan de tabak, doch 't pijpedopje bengelt regelmatig heen en weer. Vanuit de Gasthuisstraat nadert 'n dito, dito doch iets langer en magerder, "schrepeler" zou 't op z'n Tilburgsch luiden. Dit verschil is er echter ook nog in, dat z'n gang onzekerder is, vanwege de gevolgen van z'n langjarig Tilburgsch burgerschap. Nu eens 'n korte pauze op den linkerhak, dan weer op den rechter, met beurtsgewijze 'n wending naar Zuid-West of Noord-Oost. 't Zijn blijkbaar kennissen, want dichterbij gekomen heft ieder z'n stok omhoog, 'n echte Tilburgsche stok, 'n product der Raaijbraken, met diepgegroefde wendingen of afgeknotte stoppels. Ze zouden 'n aanwinst kunnen zijn voor ons op te richten Folkloremuseum. 'n Spontane Tilburgsche groet. Buiten genoemde beweging, we zouden 't kunnen noemen stokkentaal, geen enkel woord.

 

"……!" roerend knijpen en schokken de handen.

"……!" nog 'n handdrukken, waarbij de "lange" z'n hand de schouder van den "kleine" doet omklemmen, zich daardoor nog meer stevigheid verzekerend.

".. .. .. .. .. .. .. .. ..!"

".. .. .. .. .. .. .. .. ..!"

Veelzeggend knipperen de oogen, om zich daarna een oogenblik geheel te sluiten.

".. .. .. .. .. .. .. .. ..!"

"……!" nogmaals drukken de handen elkaar, nog vaster omklemt de hand de schouder van den "kleine".

".. .. .. .. .. .. .. .. ..!"

"……!" de oogen openen zich weer en zij spreken 'n taal, waarin alle goede wenschen, alle broederlijkheid zijn uitgedrukt.

".. .. .. .. .. .. .. .. ..!"

"……!" met 'n laatste, fiksche handdruk scheiden de beide oude Tilburgenaren. De hand verlaat de beklemde schouder. Beiden gaan huns weegs.

 

Geen Schaepman, geen Beets, geen Tollens, neen geen Vondel hebben met al hun woordenpraal ooit kunnen schetsen de diep gemeende Nieuwjaarswenschen, zooals deze beide eenvoudigen ze elkaar zonder woorden toeriepen.

 

Gevanel

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 22 januari 1931

 

 

27 Langs de straat - Hiep, hiep, hiep, Jantje…

 

't Was Dinsdagavond, plusminus 10 uur, 't was de Dies op sportgebied voor onze stad. Dagenlang culmineerde de Tilburgsche belangstelling voor de "Zesdaagsche" zich in de Telefoonstraat en Bredascheweg om van daar uit langs telegraaf en telefoon een uitmonding te zoeken naar Dortmund, waar Jantje met z'n beenen werkte om de belofte, aan z'n moeder gedaan voor z'n vertrek naar 't grosze Vaterland, te kunnen houden. En wederkeerig doorkliefden de radiotrillingen de lucht om contact te zoeken met zoovele gehoorzenuwen, die jubelen bij 'n ronde vóór, die mistroosten bij 'n ronde achter, totdat Jantje zelf z'n overwinning aankondigde en elke huiskamer 't tooneel was van 'n uitbarstende jubelstemming. Nu moge men oordeelen over de innerlijke waarde, het doelmatige van de sport, niet weg te doezelen is 't dat het volk als volk uiting geeft aan de Vox Populi, wat althans volgens de klassieken een andere stem vertegenwoordigt.

't Was dan Dinsdagavond plusminus 10 uur, dat Stationsplein en omgeving eene menschenmassa bevatte, zooals nog nimmer tevoren. Het volk was te samen geloopen om getuige te zijn van 'n huldebetooging, die toch wel teekent de geest des tijds. Schetterend klonken de feestfanfares, langzaam en moeizaam schuivelden de auto's vooruit. De open wagen van Jantje werd omstuwd door 'n duizendkoppige menigte, die den triumphator de hand drukken wilde; langs de huizen, langs hekken kroop men op om Jantje het welkom en 'n gelukwensch toe te wuiven. En langzaam kwam Jantje's wagen te midden in de Stationstraat, waar 't publiek zoo opdrong dat de wagen in geen minuten vooruit noch achteruit kon. Ten laatste zette de chauffeur z'n motor af en op hoop van zegen gaf hij het stuur aan het noodlot over dat toch den wagen ten laatste weer vooruit stuperde, gedragen door de menschenmassa.

Daar zien we tegen een der aflaatpijpen een jochie klauteren, te klein was hij om zelfs op z'n teenen boven het spiegelvlak der menschenzee uit te komen. Z'n enthousiast geroep zou werkelijk verloren gaan; daarom zeker het klauteren, als 'n kat langs de pijp. Eindelijk had hij 'n steunpunt gevonden, nu kon hij Jantje, die juist tegenover hem was, onverdeeld toeroepen. "Hiep, hiep, hiep, Jantje…" en meteen zwaaiden z'n armen naar boven, om nog meer kracht aan z'n geroep te geven. We weten niet of Jantje hem gehoord heeft, of Jantje 't nu volgend tafereel aanschouwd heeft; duizenden vroegen z'n aandacht.

Het enthousiaste jochie echter vergat in z'n jubelstemming, dat z'n gevaarlijke positie z'n armen noodig had om tot steun te dienen. Daarom bleef na het hiep, hiep, hiep de hoera in z'n keel steken, want dra hing hij nu ook met z'n beenen te spartelen aan 'n groote spijker, die hem, gelukkig, nog in z'n val stuitte en hem aan z'n jas opving. Hulpeloos hing daar nu 't manneke, het publiek was te zeer door Jan in beslag genomen om aandacht aan 't geval te schenken. Gelukkig echter bleek z'n jas van degelijk sterk fabrikaat, terwijl z'n hulpgeroep toch dat succes had, dat hij dra uit z'n benarde positie verlost kon worden en heimelijk in de menschenstroom kon verdwijnen. Ondertusschen schuivelde Jantje's auto verder.

 

Gevanel

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 25 maart 1931

 

 

28 Langs de straat - De dertiende klokslag

 

't Gebeurde hedennacht. 't Was 'n voorzomersnacht zooals we er verleden Zaterdag een te Amsterdam medemaakten, tijdens den Stillen Omgang. Toen was 't echter daar heel wat drukker, d.w.z. veel volk, doch doodstil wanneer het regelmatig trap-trap niet gehoord zou zijn geworden. Druk is 't wel in onze Tilburgsche Kalverstraat, in den vooravond, den voornacht tot 10 uur ongeveer, maar nu in den voorzomerschen nacht was 't stil, ijselijk stil, zooals het in alle nachten zelfs in den heetsten zomernacht ijselijk stil kan zijn. Waarvan droomen dan de Heuvelstraatbewoners? 'n Hopeloos geval dit anders te bevroeden, doch nu kan 't zijn als in 'n nachtmerrie de bevolking zelf bezig ziende de rioleeringswerkzaamheden te bespoedigen.

Zwijgend loopen we de richting Heuvel in, m'n vriend en ik, ieder overgeleverd aan eigen gepeins. De klok van Jan Willems wijst den tijd van één uur middernacht aan. Plotseling wordt voor ons in 't Oosten de hemel helder, een groote meteoorsteen zweeft in een sierlijken boog van Zuid naar Noord de duizenden sterren als 't ware op den achtergrond duwend. 't Schouwspel duurt slechts een paar seconden. We staan even verrast. "Spreek 'n wensch uit", roept op 't zelfde oogenblik m'n vriend. "Verlichte klokken!" 't Is er uit zonder dat ik 't weet. 't Was 'n opwellende parodie op de ernstige discussiën welke wij zoo vaak houden over toeval, kansspel, predestinatie en meer van die zwaarwichtige onderwerpen. Doch even onverwacht komt een antwoord aan den Heuvelschen toren: één , twee, drie. Nog meer staan we verrast, zooveel slagen en dat 's nachts om één uur. Onthutst tellen we verder, vier, vijf… twaalf, dertien.

"Waar is je wensch", roept m'n vriend; 'n tikje bittere spot klinkt uit z'n stem. 'n Meteoor welke geluk aanbrengt en nu den dertienden klokslag welke niets goeds belooft. Verlichte klokken, ijdele wenschen. De klok zelf heeft geantwoord. "We zullen 't den Gemeenteraad kondigen," zeg ik, "zij zullen 't weten, wat het antwoord der klokken zelf is." Op den Heuvel namen we afscheid. Thuis gekomen duurde 't langer dan gewoon vooraleer Morpheus zich over mij ontfermde.

 

Gevanel

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 12 september 1931

 

 

29 De intocht - 'n Vluchtige schets

 

Prompt op tijd, twee minuten na elf, kwam de eerste wagen in 't zicht bij het café het "Wit Perdje" aan den Heikant. De wagen was kenbaar aan de Brabantsche kleuren, welke wijd boven de voorwielen wapperden. Vijf minuten na elf kwam de lange sliert van auto's, we telden er 29. Alle mogelijke merken van de beige, glinsterende tweepersoons Auburn tot aan de Ford. In de vliegensvlugge vlucht, waarmede men Tilburg binnenreed, was het onmogelijk alle merken direct te definieeren. Wel merkten wij aanstonds de wagen op van den voorzitter van Tilburg Vooruit, die bij geen enkele gelegenheid, waar het belang van onze stad gediend wordt, ontbreekt. Bij de kanaalbrug even een opstopping, was de brug dicht of was 't appèl van de deelnemers, we konden het niet direct bevroeden, doch wel merkten we het moeizaam laveeren van vrachtauto's en de Brockway. Indirect frappante indruk van het bedrijvige Tilburgsche leven.

Daarna joegen de auto's weer voort, waar bij de Firma H. Eras en Zn. de eerste afvloeiing plaats vond, verder bij de Firma van Beurden van Mol en Frans Mutsaers en Zn. Toen verloor de sliert zich in het drukke autoverkeer van de stad. Nog een uur lang doorkruisten de ledige auto's, met de Brabantsche kleuren, de stad tot het uitvoeren van consignes enz. De beige, glinsterende tweepersoons Auburn bleek niet aan de bezoeken deel te nemen, althans kon z'n adres niet vinden. Dat kan nu eenmaal het lot van den eenling zijn. Vreemd toch, de waardin van het "Wit Perdje" wist van heel de beweging niets, terwijl verscheidene wandelaars in de stad dachtend keken "wat heb ik me aan m'n pet". Vanwege de vele vlaggen?

 

Gevanel

 

 

Voetnoot redactie

We vroegen ons natuurlijk af ter welker gelegenheid de intocht plaatsvond en onze zoektocht was niet tevergeefs. De deelnemers aan de Brabantsche Industriedagen vertrokken op 11 september om 10.30 uur per auto vanuit Waalwijk naar Tilburg alwaar een aantal bedrijven bezichtigd werden. Drie daarvan worden hierboven met name genoemd: H. Eras en Zn., M. van Beurden van Mol, Fr. Mutsaers en Zn.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 19 september 1931

 

 

30 Van bijen en honing

 

Het is de laatste jaren traditie geworden, dat in het voor- en najaar de boterhal het toneel is van een gezellige drukte. Een gezellige drukte van sport en zakenleven, welk een gelukkige combinatie. Sport en zakenleven, piëteit en historie. Er zijn twee dingen in de wereld, welke trots alle vooruitgang, alle techniek, alle ten top gevoerde wetenschap, blijven in den oer-historischen toestand. Dat zijn: het winnen van honing en de gisting van het druivennat. De bij nijvert en arbeidt, zooals zij reeds ten tijd van Adam nijverde en arbeidde. Adam ook zag de druif rijpen en het nat gisten, alleen drong de wetenschap van het laatste nog niet tot hem door. Noë was daarvan de gelukkige ontdekker.

Reeds voor vele duizenden jaren was het bezit van honing en wijn het summum van welstand, van geluk en voorspoed. Het bezit daarvan gaf het Paradijs op aarde. Wat een gelukkige ontdekking deden de zoekers naar het onbekende land. Hoe suggestief werkte het plaatje uit het boek der Bijbelsche Geschiedenis op onze jonge verbeelding: twee mannen dragende aan een langen stok, doch stevig, een reuzentros druiven, grooter dan wij deze in onze latere jaren ooit gezien hebben, benevens een duizendoogige honingraat. Het was het land van belofte, dat beide mannen aan de wachtende Israëlieten schilderden.

Voor druiven is ons landje te veel het "oord van mist en regen, maar weinig zonneschijn", voor de honing concurreert het met vele. Dat zal de honingmarkt van a.s. Zaterdag weer bewijzen, dat ook Tilburg en z'n omgeving op dit gebied een land van belofte is. De winning van de honing brengt welstand, het gebruik gaat met de gezondheid hand aan hand.

 

Gevanel