CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 2 januari 1926

 

 

Huurquestie - Armenbedeeling

 

De jaren 1785-1795 zijn voor ons Vaderland merkwaardige jaren geweest. De Republiek had haren tijd gehad en was in diep verval geraakt. Overal in den lande begon men de koppen bij elkaar te steken om verandering in den toestand te brengen. Dat ging niet ineens, eerst mopperde men wat langs zijn neus weg, toen werd men al driester en gingen de malcontenten zich vereenigen en hielden bijeenkomsten in zg. leesgezelschappen of burgerclubs. De patriotten kwamen echter in 't gedrang en zoo kwam het, dat in 1787 ruim 5000 personen het land verlieten. Onder hen was ook Pieter Vreede uit Leiden - eene stad die in dit opzicht nogal haantje de voorste had gespeeld en die in 1795 het eerste de Franschen binnenhaalde (1) - die zich in Lier in Vlaanderen ging vestigen. In het jaar 1790 kwam deze Pieter Vreede echter naar Tilburg en richtte hier eene lakenfabriek op.

Ook Tilburg bleef in het opzicht van het houden van die burgersociëteiten niet achter; tenminste toen de Franschen in ons land kwamen meenden zij ook te Tilburg dergelijke vereenigingen ontoelaatbaar, althans gevaarlijk voor den goeden gang van zaken. Zoodat op 1 Oct. 1796 voor de municipaliteit van Tilburg en Goirle verscheenen de ingezetenen Cornelis Verbunt en Corn. den Tex, gecommitteerden uit de vaderlandsche sociëteit, en hun beklag deden, dat op mandement van den hove van Justitie, geassisteerd met deurwaarder P. den Berg met een detachement Fransche jagers, alle papieren dier Vaderlandsche of burgersociëteit werden weggehaald. Verder deden zij mededeeling, dat de gezamenlijke leden zich bij het bestuur van Bataafsch Brabant hadden beklaagd en deze stukken als hun wettig eigendom terugvorderden. Deze papieren hebben langen tijd onder berusting gelegen van den burger Adr. Damen.

 

Een huurquestie

't Was niet alleen op politiek terrein, doch op burgerlijk gebied was het vroeger ook wel eens "hommeles". Zoo verscheen op 20 April 1795 op het gemeentehuis Corn. Fr. Mutsaers, die aldus verklaarde:

"Compareerende voor Scheepenen van Tilburg en Goirle, ondergenoemde Cornelis Mutsaers, wonende alhier, te Tilburg (2), in huure gehad hebbende eene steede (3) van de Wed. Schenkers (zoo hij declareerde) jaarlijx in huure of voorlijft, voor de somme van vijf en veertig gulden Hollands en in coornpagt de quantiteit van 28 vaten rogge; dat de betaling en Leverantie over den Jaare 1794 daarvan vervallen zijnde, hij zig bij genoemde Wed. vervoegt heeft en gepresenteert de voorzegde huur en coornpagt te betalen met fransche Assignaten, in voldoeninge als voorzegde niet geweigert, maar hem comparant onder een en ander voorwendsel heeft afgeweezen (4).

Dat hij comparant vervolgens op den 16 April des jaars 1795 door den Vorster alhier, Johannes Welke, de voldoeninge van voors. huur en coornpagt in fransche Assignaten, tot hondert tagtig Livres agt sous, aan meergenoemde Wed. Schenkers geregtelijk heeft doen aanbieden ter voldoeninge van voors. huur of voorlijft van vijf en veertig gulden en ter betaling van de gezegde agtentwintig vaten rogge, gerekend tegen een en twintig gulden het mud; te samen ten bedrage die somme van een en tagtig gulden 15 stuyvers, dog mede vrugteloos, blijkens den Relaase des Vorsters daarvan gegeven.

Zoo verklaarde hij comparant bij deeze tot voldoeninge van voors. huur en coornpagt, ter secretarye alhier, te dispositeeren de gezegde hondert tachtig Livres agt sous fransche Assignaten, protesteerende mits deze wel expressivelijk, van wanbetaling, costen, schaden en interessen.

Aldus gedaan en de gepasseert ter municipaliteit (5) van Tilburg en ten overstaan van etc. die etc."

Deze Corn. Mutsaers, die door levering aan de Franschen zich in het aangenaam bezit zag van assignaten, meende het aan zichzelf verplicht te zijn deze assignaten weder verder in betaling te geven om er vanaf te zijn, doch de hooggeroemde "gelijkheid" ging bij de Wed. Schenkers niet zoo ver en zij weigerde de "vodjes" in betaling aan te nemen. Die burger Corn. Mutsaers overleed in het begin van het jaar 1797, dus ongeveer 2 jaar later. De Wed. Mutsaers schijnt toen de zaak met de Wed. Schenkers in orde gebracht te hebben, trouwens vrouwen kunnen het over het algemeen in dergelijke zaken beter met elkaar vinden en zoo zien wij dat op 3 April 1797 de Wed. Mutsaers uit handen van den secretaris Isaac Bles terug ontvangt de som van honderd tagtig Livres fransche assignaten (over de 8 sous wordt maar niet meer gesproken, mogelijk zijn ze blijven liggen voor bestrijding van eventueele kosten of bewaarloon). De Wed. Schenkers kreeg toen datgene waarop zij recht had uitbetaald.

 

De armenbedeeling in 1795

Bij al die beroeringen van de Fransche overheersching en de Bataafsche Republiek was de zorg voor de armlastigen zeer groot geworden. De armmeesters zagen den bodem der geldkist, ja velen moesten uit eigen middelen voorschieten om aan de steeds toenemende aanvraag om ondersteuning te kunnen voldoen. Zoo zien wij dat op 10 Oct. 1795 de opperprovisoiren van den Grooten of H. Geest-armen kennis geven, dat het hun gebleken is dat de Regerende Armmeester Corn. Heestermans niet meer in staat is te betalen om de behoeftige en noodlijdende huisgezinnen van kleeding en voedsel te voorzien. Deze Heestermans had op dien datum reeds 1300 gulden voorgeschoten uit zijn privé en Laurens van Beurden, die gedurende de ziekte van Heestermans waarnemend armmeester was, had daar geen zin in. De opperprovisoiren moeten dus nu geld hebben en gaan bij Burger Francis de Noot (6) een kapitaal van 1600 gulden opeischen. Deze De Noot was deze som schuldig, omdat hij op 24 Juni 1788 van den armmeester Adr. B. Mutsaers een huis en hof gekocht had, welk huis in de wijk Kerk gelegen was. Dit huis was dan de Groote of H. Geest-armen gelegateerd op 11 Sept. 1787 door Norbart. Adr. Bex op conditie, dat de armen gedurende 50 jaar 50 gulden kregen en daarom bleef dan dat kapitaal van 1600 gulden daarop staan tegen een rente van 3 gulden 50 stuivers per 100 gulden.

Wanneer nu het achterstallige aan den armmeester was voldaan, bleef er nog niet veel over om de armen te helpen en daarom ging op 10 Oct. 1795 het armbestuur over tot doen van eene geldleening van 1.400 op eene hoeve gelegen op Enthoven, welke hoeve 86,5 lupse (loopsaten) groot was. En dat alles werd gedaan, zooals het Tilburg's secretaris van toen uitdrukte in het eerste jaar der "Bataafsche Vrijheid" toen A. v.d. Willigen drossaard was.

 

De zorg voor armen, behoeftigen en gebrekkigen van toen was nog een overblijfsel, een zwakke weerschijn, uit de middeleeuwen en op verschillende wijze werd daaraan voorzien, zooals door het schenken van Legaten en het stellen van serfituten aan gronden en perceelen, gebouwen. Dit gaf aanleiding tot lastige situaties, zoodat men in den tegenwoordigen tijd die serfituten gaat wegnemen of afkoopen en zoo weinig mogelijk nieuwe gaat stellen. Zoo zien we dat op 6 Aug. 1792 eene G. v.d. Sande, als curator van zijn zwager N.H. van Spaendonck, Nicolaas Bles een perceel akkerland verkocht had, los en vrij, d.w.z. zonder eenige lastige serfituten of cijnsen. Er blijkt nu echter dat daarop nog rust een last van 1 gld. 10 stuivers 's jaars ten eeuwigen dage (7) te betalen aan het Groot Gasthuis te 's Bosch. Om nu oneenigheid te eviteeren laat genoemde G. v.d. Sande daarvan acte opmaken. Dit perceel akkerland was gelegen ter plaatse van het Haraixent (Haringseind?), Oost Wilhelmina van Eijk, Zuid de Baan, West Francis v.d. Hout en Noord den Molenwegt.

 

Tilburg's secretaris heeft in de bovengenoemde roerige jaren heel wat medegemaakt. Hij was de man die voor allen en in alles raad moest weten. Hij moet vele aardige momenten beleefd hebben, vooral als er personen kwamen om de acten te teekenen. Heel veel personen die voor hem verschenen, konden niet schrijven en moesten dan maar een kruisje zetten, welk kruisje ook meermalen onherkenbaar is. Doch degenen die zeiden schrijven te kunnen, deden dit op zulk een onbeholpen manier, dat hij zich wel dikwerf zal omgedraaid hebben om het de menschen niet al te veel op hun zenuwen te laten krijgen. Zoo teekende een Joseph Romanescho (geboortig uit Pallegio in de vallei Leventin en woonachtig ten huize van Nicolaas Heestermans op de Veldhoven), die teekent i seminol. (Deze erfde veel van zijn verre familie.) Een Huijbert van Laarhoven teekent: H.A.L.K.; Isaac Bles zie ik lachen wanneer hij hierbij aanteekent "dit beteekent Huijbert van Laarhoven".

Behalve de fransche assignaten had hij op 17 Januari 1793 nog eene hoeveelheid juweelen in bewaring te nemen. Deze juweelen werden ter bewaring aangeboden door Vrouwe A.S. de Broques op aandringen van Anna Elisabeth de Musei, gesepareerde huisvrouwe van Mr. Soloto Munqtigne, die beweerde dat deze haar eigendom waren. Wanneer men ziet dat de gescheiden vrouw de juweelen terug vordert en dat deze op het gemeentehuis worden gebracht om procedure te voorkomen, dan begrijpt men wel wat er te doen was.

Deze juweelen bestonden uit de volgende zaken:

1. Een dubbele snoer fijne paarlen, 120 stuks, met een diamanten borstje (broche?) waarin 3 groote en 4 kleine steenen.

2. Vier snoeren paarlen, dito kleine, met 2 zilvere oogen.

3. 3 fijne juweelen spelden.

4. Een kleine juweelen ring.

5. Een schildpatte naaldekoker, met goud gemonteert.

6. Een goud (h)orloge, met staele ketting.

7. Een goude (h)orlogeketting met 3 berlacques.

8. Een goude vingerhoed in een groen doosje.

9. 2 paar oorknoppen en een paar met zwarte steenen, een paar klijne gouden oorringetjes.

10. 3 gouden ringen.

11. Een speld met een portret omzet met fijne paarlen, een stuk geld zijnde een gouden Johannus.

12. Dit te samen in twee juweele kistjes, een schiltpatte en een zwart chagren alsmede een bijbel met gouden sloten.

 

De geschiedenis verhaalt niet hoelang Isaac Bles die mooie spullen heeft mogen bewaren.

 

GERARD VAN LEYBORGH

 

 

1. Zie prof. Blok, De geschiedenis eener Hollandsche stad.

2. Secuur waren ze hier vroeger.

3. Steede: boerenstee.

4. De geschiedenis herhaalt zich, met de Fransche frank van heden zou men ook huiverig kunnen zijn.

5. Vóór de komst der Franschen is er steeds sprake van de Heerlijkheid Tilburg en Goirle, daarna, toen Napoleon dat alles afschafte, spreekt men van de municipaliteit etc.

6. Deze Francis de Noot(d) was gevolmachtigde te Tilburg van Pieter Vreede, wanneer deze als representant van Bataafsch Brabant in Den Haag de belangen van Brabant behartigde. De acte van deze volmacht was verleden bij Thomas van Son, notaris bij het Hof van Holland.

7. Wat dat "ten eeuwige dage" beteekent, heeft ons de geschiedenis van "het eeuwig edict" geleerd.