CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 19 december 1925

 

 

1813 De geallieerden in Tilburg

 

In het Gemeentearchief berust 'n handschrift van L. de Lelie en Jan Baptist de Beer, waarin deze aanteekeningen hebben gemaakt van gebeurtenissen in Tilburg uit de jaren 1774 tot 1851. L. de Lelie schrijft in de jaren 1774-1824, terwijl J.B. de Beer van 1824 tot het jaar 1851 gaat. Bovendien vult hij nog het geschrevene van De Lelie hier en daar aan en zegt van de komst der kozakken te Tilburg, waarvan nu nog de zonderlingste verhalen de ronde doen, het volgende:

 

"10 December 1813 - 's Avonds kwart voor 7 uren passeerden nevens mijn huis de eerste patrouille kosakken, ongeveer 110, dewelke zich naar de groote Markt (1) begaven, uitgenomen 5, die bleven op de weekmarkt (2) bij het huis van Jan Dovion. Ik kwam er het eerste bij. Een van de vijf kosakken bood mij een flesch aan met jenever om te drinken, hetgeen ik deed. Intusschen komt er J. Gooyaarts, dewelke met mij werd gedwongen om te drinken. Dit doende was hij zeer tevreden. Toen kwam de heer D. van Dooren met zijn zwager, iemand uit Verviers, die moesten ook drinken. Intusschen komt iemand met 4 bosschen strooi dewelke moesten losgemaakt worden. Alsdan moest ik, benevens den schoolmeester H. Smulders, met een kosak op gemeld strooi liggen, maar 't was maar voor een oogenblik want een wagtmeester van de kosakken ziet ons liggen. Maar de kosak krijgt met een karwats op zijn rug dat hij opstaat en ik en de meester ook en ik ging naar huis zonder mishandeling. En dat was alles al vóór 10 uuren voorgevallen. Om 11 uuren ging ik naar de groote Markt, alwaar de groote troup was. Ik heb mij tot 's nachts 1 uur ongestoord onder die menschen opgehouden, alleen uit nieuwsgierigheid. Daar er zoolang over die menschen gesproken was alsof zij nog erger en wreder waren als wilde dieren. Ik ben daar 's nachts ongestoord geweest.

's Morgens 11 Dec. zijn zij naar den kant van 's-Bosch getrokken en zijn den 12den boven den Bosch bij of in Bulkom slaags geweest tegen omtrent 46 Fransche gendarmen. De kosakken hebben de Franschen geslaghen. Er zijn eenige gendarmen gaan vluchten, eenigen gedood en 5 krijgsgevangen gemaakt. Deze hebben zij denzelfden avond omtrent 7 uuren in de herberg 't Zwaard (3) bij D. Tinrot gebragt. Ik heb ze gesproken en soep, vleesch, brood en jenever gegeven. Een wagtmeester van de gendarmen is hier onder of in den toren (4) overleden. Eenen van de 5 krijgsgevangenen was ook geblesseerd aan 't hoofd, hij was genaamd Grassein en Zondags nog gestationeerd te Tilburg geweest. Gemelde bataille duurde omtrent 7 minuten zoo mij een andere gevangene zegt, nl. een zoogenaamde Sluijters, wagtmeester der gendarmen. Zij hadden ook twee paarden veroverd. Een kosak had bovengemelde soup bij mij laten klaarmaken van eenen haan, die hij geplokken had medegebragt. Hij was goed voor de Fransche gevangenen bezorgd. Er werden op het Vrijdagsche marktplein wel 50 vuuren gestookt.

Den 13den Dec. transporteerden zij de 5 krijgsgevangenen naar Breda en komen 's avonds weer te Tilburg en blijven 3 dagen, bezetten alle wegen en maken onophoudelijk patrouille. Op den 15den Dec. komen nog kosakken bij tot 290, alsook 160 Russische husaren in het safisch groen, 's avonds te 7 uuren, dewelke zig dapper hebben laten hooren. Zij zetten de paarden in de kamers en keukens als bij L. de Lelie, A. Sleddens en bij H. Smulders. Deze blijven tot 17 December te weten: de kosakken trekken naar Turnhout en de 160 husaren naar Breda. Den 19den Dec. komen weer binnen 130 man van hetzelfde Regiment. In den nacht tusschen den 17 en 18 December zijn nog Pruisische patrouilles gekomen, zijnde husaren, tesamen 40 man en zijn deze gebleven tot den 22 December.

Den 20 Dec. komen 4 Jagers van den Prins van Oranje van het 4de Regiment. De 290 kosakken die van hier naar Turnhout gemarcheerd hebben, zijn aldaar in gevegt geweest met 47 gendarmen, waarvan de kapitein op het slagveld dood bleef. De overige Fransche gendarmen hebben zich overgegeven. Den 13den December zijn van Breda naar Antwerpen gemarcheerd 4000 kosakken en Russen. De kosakken die den 15den hier zijn gekomen, hebben "veldmuziek" bij zich en moeten 2 maal daags bij den overste muziek maken.

Den 20 Dec. hebben de Russische 8 houwitsers in 's Bosch geworpen en 6 schoten gelost. Den 21 December kwamen alhier binnen 600 kosakken die 2 dagen bleven, waarna zij naar Breda vertrokken. Deze 600 kosakken hebben gedurende 2 dagen onophoudelijk patrouille gemaakt op Gils en Alphen, want er kwamen nog Fransche en Duitsche troupen. Des anderen daags was een Fransche patrouille te Gils doch de kosakken dreven hen op de vlugt.

Van 23 December 1813 tot 1 Januarij 1814 is hier geen inkwartiering geweest (5) als van Fransche deserteurs en Pruisische en Russische patrouilles, in de tien dagen omtrent 200, maar 1 Jan. 1814 komen 4100 Russische en Pruisische soldaten, 500 zijn er van in Tilburg gebleven tot 9 Januarij. De kosakken waren niet van het beste soort. Zij waren zeer roofzuchtig en vrouwspersonenplagers waar ondervinding van hebben gehad Johanna van den Berg, Dina Dielens, de dochter van F. Ader, de vrouw van E. Haans en Engelina van Hees. Deze laatste werd nog bestolen ook.

Op den namiddag als er alarm kwam - op ? Januarij 1 uur 's middags - dat de Franschen te Goirle waren. Omtrent 60 Pruisische husaren waren in een oogenblik te paard en trokken er op af, de omtrent 500 kosakken volgden. 's Avonds 9 uur komt een Pruisische huzaar terug met de tijding, dat zij de Franschen hadden geslagen te Weelde. Eenige gevangenen, geblesseerden en paarden hebben zij medegebracht en eenige dooden op het slagveld laten liggen. Zij hebben omstreeks 50 paarden en zadels meegebragt van de Franschen. Een kosak hebben zij dood mede gebragt, die ik op een Russische manier heb zien begraven op het nieuwe kerkhof in de Schijf.

Den 8 Januarij 1814 komen binnen 200 Pruisische husaren, die trokken naar Eindhoven, de welke denzelfden nagt hier binnen brachten vele Fransche geblesseerden. 9 Januarij bragten zij 13 Fransche krijgsgevangenen binnen. Ik heb hen gezien. Op 10 Januarij hebben er aanmerkelijke gevegten plaats gehad te Hoogstraten, te Zundert en West-Wezel en de Franschen geslagen tot in Antwerpen.

Op 8 Januarij zijn hier aangekomen 700 Pruisische Jagers, waarbij velen van 14, 15 en 16 jaaren, die zich niet gemakkelijk vertoonden in hunnen kwartieren. Op 9 Januarij heeft te Meyel een gevegt plaats gehad alwaar de kosakken en Pruisen 70 Fransche krijgsgevangenen maakten die op 13 Januarij hier zijn doorgebragt. De 700 Jagers zijn 3 dagen hier gebleven. Die hadden met linksche streken weten te krijgen bij Van Dooren en Dams 1 stuk laken, bij J. de Graaf 1 stuk laken, bij F. v. Dooren 1 stuk linnen en leer bij Marijnen. Dus dit waren de beste broeders niet.

Op 11 Januarij zijn voor een dag 270 dragonders gekomen. Ook nog 500 Pruisische husaren in 't Rood en 500 dito Jagers dewelke 17 Januarij naar Eindhoven zijn vertrokken.

Op 23 January, zijnde Zondag, kwamen 500 kosakken, die zijn ingekwartierd in de Veldhoven en hebben zich als kosakken gedragen. Mijn vader had er 6 van gelogeerd (6)."

 

Zoo gaat de dagboekschrijver verder en gekomen in Aug. 1815 deelt hij mede dat het de eerste dag in 22 jaren is, dat er in Tilburg geene inkwartiering geweest is. Trouwens Brabant is door de eeuwen heen meermalen het brandpunt van het militair gedoe geweest. En niet alleen in de woelige jaren van Napoleon. In het jaar 1622 werd Frederik Hendrik door Prins Maurits met een leger naar Brabant gezonden. In het zelfde jaar streek een heel leger Staatsche troepen neer en verbleef hier, totdat de betaling van soldij, die in lang niet had plaats gehad, weder werd gedaan. Dit leger telde ongeveer 16.000 manschappen en werd te Tilburg mede van nieuwe wapenen voorzien. (Omtrent dit bezoek komen wij later terug.)

De verhalen omtrent de kosakken lijken ons, hoewel het een woest en ongebreideld volk was, wel wat overdreven en zal het verhaal van den kosak, die op Broekhoven een kindje spaarde, omdat het tegen den degen inlachte, wel 'n verdichtsel uit oververhit hoofd zijn.

 

De kroniekschrijver zegt in het jaar 1832 van zich zelf het volgende:

"Ik ben een werkman op of in een lakenfabriek en ik verdien per week f 5,50. Ik heb 7 kinderen van 1 tot 15 jaaren oud en ik moet betalen aan Rijks- en Gemeentelasten als volgt: Aan deuren, vensters, haardsteden, meubilair en huurwaarde: f 6,09. Aan modiatie of accijns op het gemaal van brood: f 10,05. Aan personeelen aanslag: f 1,69. Totaal: f 17,83."

Voor een arbeider was die De Beer een ontwikkeld man en las de Bredasche en Bossche Courant. Van zijn loon zal hij niet te veel overgehouden hebben en staan de arbeiders van heden er beter voor, hoewel belastingen en levensonderhoud heden heel wat hooger is.

De eerste kroniekschrijver was kaardemakersbaas. In de oude papieren blijkt dat deze Laurens de Lelie deze ijzeren kaarden - lederen platen waarin ijzeren pennen, die voor het kammen der wol werden gebruikt - geregeld naar Antwerpen uitvoerde in partijen van ongeveer 1000 m en deze omstreeks het jaar 1799 door den voerman Jan Wouters naar deze stad liet verzenden. Ook zijn broeder Jan de Lelie was kaardemakersbaas, verzond ook naar Antwerpen en liet zich daarvoor ook bedienen door den voerman Jan Wouters. Als kaardemakersbaas vinden wij verder opgeteekend Jan Heeren.

 

Voor heden tot slot 2 staaltjes van oud-Tilburgsche accuratesse. Eene uitbetaling van een besluit na 140 jaar:

"Compareerende voor etc. Adriaan v. Gils, reg. armmeester van den grooten of H. Geesten armen alhier, denwelke verklaarde, dat aan hem in opgemelde zijn qualiteit, met voorkennis en bewilliging van het gemeentebestuur alhier, als opperprovisoiren van genoemde armen, door Jacobus Couwenberg is gelost en gequeeten, de helft in een kapitaal van honderd guldens, tot vijftig guldens, gelooft door de kinderen Adriaan van Tienen op 17 Jan. 1662, staande in 't memoriaal van voornoemde armen, fol. 28, consenteerende hij comparant in de cassatie ten prothocolle en daar het verder zal worden gerequireerd, dewijl deze is dienende van volle en absolute quitantie zonder van anderen behoeven te doceeren.

Actum Tilborg 28 febr. 1801 ten overstaan van etc. die etc.

Was geteekend door:

Adr. van Gils, Hub. L. van Tulder, A.B. Mutsaers."

Het protocol van 1662 is nergens te vinden. Mogelijk berust het hier of daar nog bij het een of ander Armbestuur.

 

Zoo verklaarde Anna Cornelia Piggen als volgt:

"Compareerende voor Anna Cornelia Piggen, meerderjarige dochter wonende alhier, dewelke verklaarde in 't geheel te repadieeren en abandonneeren den boedel en nalatenschap van wijlen haar broeder, den heer Arn. Piggen, nu onlangs te Netersel overleden, zonder zich de voornoemde nalatenschap te willen aannemen of haar als erfgenaam in dien boedel te gedraagen, latende mitsdien daarvan zoo Mali als boni aan der geene die zich zal aanmatigen en zich als erfgenaam gedraagen.

Verzoekende daarvan acte dewelke is deze, aldus gedaan en gepasseerd op 11 Maart 1805."

Mogelijk ligt daar in Netersel nog een flinke erfenis op gegadigden te wachten!

 

GERARD VAN LEYBORGH

 

 

1. Hier is de Heuvel bedoeld.

2. De Vrijdagsche marktplaats.

3. De herberg "'t Zwaard" stond op de Vrijdagsche markt en dit opschrift is eene der oudste opschriften van Tilburg. Zie mijn artikel over "Uithangteekens en opschriften".

4. Bedoeld wordt de toren van de Heikensche kerk, Gemeentetoren.

5. Wat zullen de Tilburgers van toen blijde zijn geweest, evenals de Tilburgers van nu en in 1914.

6. 't Zal er toen op de Veldhoven niet lollig geweest zijn.