CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 8 juni 1929

 

 

Haar Droom, 'n Tilburgsche levenstragedie 2

 

Langzaam schokte en huppelde de postwagen, waarin wij de 2 gezusters weten, verder. Het geheele gezelschap bestond, buiten haar beiden, uit een ouden zwijgzamen man en een, blijkbaar nog niet lang, gehuwd echtpaar. Lustig zong de postman zijn lied, nu en dan onderbroken door eenige stooten op den posthoorn, wanneer eene pleisterplaats in 't gezicht kwam. Binnen in de wagen heerschte gedurende meer dan een uur een hardnekkig stilzwijgen, althans tusschen de reizigers onderling, want de jonge vrouw richtte zich meermalen met luide stem tot haar echtgenoot, die alles met een goedkeurend knikken beaamde wat zijn gade hem toeriep, dikwerf nog overstemd door het dof gerammel en geratel der wielen.

Toen de jonge vrouw uitgeput was in het vinden van motieven om haar man aan den praat te houden, wendde zij zich tot de oudste der zusters, die wij reeds als Sophia hebben leeren kennen en vroeg haar naar het doel harer reis. Toen zij als antwoord den naam van Tilburg hoorde en tevens vernam, dat de beide zusters er eenige familieleden hadden, doch overigens met deze plaats geheel onbekend waren, ging een glimlach van genoegen over haar gelaat en hartelijk sprak zij: "O, best volk, best volk; ja zie je, ik heb er als kind gewoond, doch ben daarna met mijne ouders naar Eindhoven vertrokken; m'n vader was er pellewever, doch daar zat geen avance in, maar daar in Eindhoven ging het beter. Ik ga nu met m'n man er heen. Wat zullen ze thuis een genoegen hebben, als ik er weer ben en zoolang in den vreemde geweest. Wanneer we in Venlo zijn, heb je daar dan al een logement?" "Ik ken er nog geen, maar ik heb hier een aanbevelingsbrief." "O, goed zoo, laat eens kijken." "Kijk Frits," riep het goedbedoelende vrouwtje weer tot haar man, "hier, 't is hetzelfde logement van ons. Wil je bij ons blijven, dan reizen we toch tot Eindhoven samen, vind je het niet goed Frits." Haar man, die we door haar als Frits hooren noemen, mompelde weer goedkeurend. "O ja, jij vindt het weer opperbest", en voort ging het gesprek in korte, vlugge zinnen. Met onweerstaanbaren drang wist de jonge vrouw de beide zusters aan 't praten te brengen, vernam dra het doel van de reis en de motieven, die hen de plaats hadden doen verlaten om hun oude stamplaats Tilburg weer op te gaan zoeken. Voor eenige oogenblikken week bij de zusters de treurige stemming; de innemende toon van hunne nieuwe vriendin, die, zooals zij ook spoedig vernamen, uit Keulen kwam, palmde hen zienderoogen in en bracht hen in een zekere spheer van behaaglijkheid, waarvoor zij haar dankbaar waren. Toen de avond viel, bereikte het gezelschap de stad Venlo en stapte in het logement af, waar de avond in gezellige kout en onder het genot van een goed maal werd gesleten en de nacht werd doorgebracht.

Den volgenden morgen reeds vroeg liet de posthoorn zich hooren, als teeken dat de reis vervolgd zou worden. Het jonge echtpaar had het vertrouwen der beide zusters verworven en verdiende dit ook ten volle, zooals ons verder in dit verhaal ook nog zal blijken. Door de mededeelzaamheid en tevens door het medevoelen in het lot der beide zusters, die de nieuwe vriendin toonde, werd de reis minder eentoonig, ja de tijd vloog voorbij en voor men het wist was men in Eindhoven gearriveerd, waar ook de nacht zou worden doorgebracht. Ook hier waren man en vrouw in de weer om de beide zusters met raad en daad bij te staan. Veel werd over Tilburg verhaald, zoodat de beide zusters een duidelijk beeld van de plaats kregen en zich deze levendig voor konden stellen. Het is dus overbodig te zeggen, dat, toen zij den volgenden morgen de reis zouden voortzetten, zich weer eenzaam te moede dachten, maar zelfs hierin hadden hunne nieuwe vrienden voorzien, want zij hadden het zoover weten te brengen, dat een familielid, die toch voor eenige dagen naar Tilburg zou moeten reizen, deze reis had vervroegd. Men moet niet te hoog opgeven van de gevaren, welke in die dagen aan 't reizen verbonden waren, ook hier wordt veel gefantaseerd, maar toch was het een wijze daad, die niet genoeg te roemen was, om aan de beide zusters een mannelijk reisgezel toe te voegen. De tijden waren troebel en de mogelijkheid was niet uitgesloten, dat gedeserteerde soldaten en ander gespuis den weg onveilig konden maken. Met een gevoel van dankbaarheid werd dan ook dit nieuwe bewijs van welwillendheid aanvaard.

Van de zwijgzame reisgenoot, van wie men uit onsamenhangende antwoorden wist, dat hij te Breda thuis behoorde, had men weinig genoegen, doch ook hinderde hij niet, geheel in zichzelf gekeerd mijmerde hij over zaken, die zijn reisgenoten vanzelfsprekend niet konden achterhalen. Van de nieuwe reisgenoot vernamen de zusters nog eenige bijzonderheden omtrent het doel van hunne reis; wat het gaande houden van het gesprek aangaat, daarin kon hij met zijn voorgangster niet wedijveren, maar hij was verder in alles een gedienstige reisgenoot, die alleen die eigenaardigheid had, dat hij te Tilburg aangekomen de 2 meisjes dra in den steek liet na hun vluchtig de hand te hebben gedrukt, hen geen tijd latende hem voor de goede zorgen te bedanken en de groeten en dank aan de Eindhovensche vrienden mede te geven. Zoo waren de beide zusters in het logement "Den Engel" (1) aangekomen, weer aan zichzelf overgelaten.

De lezers zullen zich mogelijk verwonderen, dat zij niet van te voren hunne familieleden te Tilburg van hunne komst in kennis hadden gesteld. Deze verwondering zal weldra verdwijnen, wanneer men weet, dat hunne ouders reeds zoovele jaren uit Tilburg vertrokken waren, weinig communicatie meer met de familie gehad hadden en in hun enthousiaste verhalen over hun geboortestad het volk en deszelfs goedgeaardheid met hun familie vereenzelvigd hadden. Bovendien waren de naaste bloedverwanten overleden en waren hen de adressen der neven en nichten onbekend. Inderdaad was de plaats voor hen vreemd.

 

Toen de beide meisjes hunne koffers hadden afgehaald en in een hoek van de gelagkamer hadden plaats genomen, kwam reeds de waardin hen verwelkomen en bleek, dat hun reisgezel hen reeds bij haar had aanbevolen. De goede vrouw informeerde waarmede zij de meisjes van dienst kon zijn en verschafte hun alle gevraagde inlichtingen, waaruit wel bleek, dat zij toch zouden ondervinden in Tilburg vreemd te zijn en de eerste ontnuchtering zouden proeven. Zij besloten dan, na aangaande den prijs overeengekomen te zijn, eenige dagen in het logement te blijven, om dan te zien hoe verder gehandeld zou moeten worden.

Zeer vermoeid van de reis, vooral Sophia's zuster Anna toonde op het aangezicht de onmiskenbare sporen van uitputting, vroegen zij hunne kamer, waar zij zich spoedig te bed legden en een korte slaap genoten. De vreemde omgeving en de doorgestane emoties lieten hen niet meer rust genieten dan de uitputting tot noodzakelijk herstel vorderde. Zoo was het, dat wij des morgens de beide zusters al vroeg bij de hand vinden, toch nog niet vroeg genoeg om volstrekte rust rondom zich te vinden. Beneden hoorden zij reeds stemmen en die geluiden, die er op wezen, dat men toebereidselen maakte voor het vertrek van den eersten postwagen.

De stralen van de morgenzon vielen in hare kamer, die aan de kerkzijde van het logement gelegen was, en schiepen er eene spheer van verlevendigende behaaglijkheid. Nadat de beide meisjes hun morgengebed hadden gedaan, waarin zij vooral ook steun vroegen voor hun toekomstig leven, dat nog met een waas van onzekerheid was omgeven, begon de oudste een der koffers te openen. De tranen sprongen haar in de oogen toen haar oog op de verschillende jeugdherinneringen vielen. Hoeveel voorwerpen bevatte het tevens, die haar aan hare dierbare ouders en het leven in Grevenbroich herinnerde. Onwillekeurig tastend nam zij een doosje, dat zij steeds in 't bezit van hare ouders wist en dus door haar nog nooit geopend was, opende het en zag behalve eenige kleine papieren een grooter stuk, dat hare opmerkzaamheid gaande maakte. Zij nam het stuk er uit, vouwde het open en las als volgt:

 

In den Naam des Heeren. Amen.

Op huyden den 3e September 1735 compareerde voor mijn Hendrik Berents openbaar en bij den Ed. Souverainen Raaden en Leenhove van Braband en de Lande der Meyerye in 's Gravenhage geadmitteert, te Tilborgh resideerende Notaris ter presentie van de Getuygen naargenoemt juffrouw Elizabeth Evans, Wed. van wijlen de heer Willem Zwerts, in zijn leven vaandrig en adjudant in 't Regiment van de Heer Colonel Plotho ons notaris en getuige wel bekent, gaande en staande haar verstand reedenen en de memorie welhebbende en de gebruykende gelijk ons notaris en getuygen volkomen scheen en bleek en men ook niet anders konde bemerken, te kennen geevende de testatrice, dat zij aenmerkende was de sekerheid des doots en de onseekere uren van dien, willende egter om deezen en andere reedenen niet gaarne uyt deese weerelt scheijden sonder alvooren van haare tijdelijke goederen haar bij God Almaghtig op deezer aarde genadelijk verleent te hebben gedisponeert, doende het zelve uijt vrijen en onbedwongen wille sonder persuasie van ymanden, recommandeerende alvoorens haare onsterfelijke siele in de genadige handen Godes haaren Schepper en Jesum Christum haeren Saligmaker en haar doode lighaam de aarde met een eerlijke en fatsoenlijke begraefenisse.

Voorts verklaarde de testatrice te revoceeren casseeren dood ende teniet te doen alle voorgaande testamente codicillen gifte ter zaake des doods, die de testatrice voor dato deezes zoude hebben moogen gemaekt ofte gepasseert.

Ende verklaarende de testatrice nog, dat zij voor lange door haar moeder Maria Beynen Wed. van Jan Francis Evans van haar voorvaders goed of filiale portie ten dank is voldaan en betaalt met seekere som aan contant geld, alsmede met seeker mastbossche groot omtrent 50 loops. en huisinghe met hof groot omtrent 20 loops. gelegen onder Tilborgh.

Alsmeede verklaarde de testatrice te legateeren en maaken en bespreken aan haar dienstmaagt Maria Elders een som van twee hondert gulden en dat onder deeze expresse conditie als dezelve tot haar sterfdag toe bij haar zal blijven woonen en anders aan die dienstmaagd dewelke op haar testatrice overlijden bij haar zal dienen.

Wijders verklaarde de testatrice tot haar eenige en universeele erfgenaam bij dezen te nomineeren ende te institueeren haere minderjarige Soon Lambertus Zwerts en bij overlijden van dezelve zijn wettige kinderen en descendenten bij representatie in zijn plaats en dat in alle de goederen zoo roerende als onroerende geene ter werelt uytgezondert die zij testatrice metter dood zal komen te ontruymen en naar laaten omme daar meede bij hem gedaan te werden alsmet zijne vrije en eygene goederen, sonder de alderminste teegen seggen van ymanden.

 

Hier eindigde zij het lezen van het lange en breedsprakige stuk, eenigszins met onwillende beweging legde zij het weder in de doos en sloot die om andere zaken ter hand te nemen. Toch keerden onwillekeurig hare gedachten naar het zoo juist gelezene terug, langzamerhand kwamen de herinneringen sterker naar voren en begreep nu hoe hunne ouders zoo vaak in geheimzinnig gefluister over een dergelijk testament gesproken hadden, doch dat was weer lang geleden, de laatste jaren was de questie op den achtergrond geraakt.

 

Eenigszins schuchter betraden de meisjes daarna de gelagkamer waar reeds een drukke bedrijvigheid heerschte vanwege den marktdag. Met de grootste bereidwilligheid werd hen den weg naar de kerk gewezen en spoedig zochten zij dezen op den Nieuwen Dijk, waar de schuurkerk van 't Heike gelegen was. Als vanzelfsprekend werden zij door de vroege marktbezoekers, want iedereen zag in hen bij den eerste oogopslag vreemden, met belangstelling nageoogd. Dit merkten zij beiden, doch wel ontging het hen, dat op de markt gekomen één persoon hen met meer dan gewone nieuwsgierigheid gadesloeg en zelfs ongemerkt eenige oogenblikken volgde.

 

(Wordt vervolgd)

 

GERARD VAN LEYBORGH

 

 

1. Het logement "Den Engel" stond in de Zomerstraat, ter plaatse waar nu het café "De Poort van het Zuiden" gevestigd is.

 

 

Voetnoot redactie:

Hoewel onder dit tweede deel van Haar Droom "wordt vervolgd" staat, is er geen derde aflevering meer in de Nieuwe Tilburgsche Courant verschenen. Pierre van Beek zegt hierover in zijn artikel "Wegwijs in het Tilburgs gemeentearchief" dat het verhaal in de NTC plotseling werd afgebroken op het moment dat de dramatiek zich in Tilburg scheen te gaan ontwikkelen. Verder vroeg hij of iemand wist waar de doos met de bewuste familiepapieren gebleven was en hij deed ook een oproep aan zijn lezers om het verhaal van de twee weeskinderen af te maken. Er zullen wel geen reacties bij hem binnen zijn gekomen, want anders had hij daar zeker enkele kolommen in het Nieuwsblad aan gewijd.

 

Uit de twee in de NTC gepubliceerde delen van Haar Droom valt in ieder geval op te maken dat het een erfeniskwestie betreft. Het heeft er verder alle schijn van dat Gerard van Leyborgh plotseling een publicatieverbod voor het vervolg van deze zaak opgelegd heeft gekregen. Vermoedelijk omdat iemand uit de "betere" Tilburgsche kringen er met de erfenis vandoor is gegaan. Indien het schrijfverbod van de NTC zelf afkomstig was, dan is het niet onmogelijk, gezien het superroomsche karakter van deze krant en het feit dat de meisjes op weg waren naar de kerk van het Heike, dat deze parochie misschien een merkwaardige rol in de afloop gespeeld heeft.