CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 24 april 1926

 

 

Verloren Maandag

 

"Verloren Maandag", waar is de tijd gebleven, dat in het oude Tilburg niet alleen, doch over geheel Nederland, dezen dag als een dag van vreugde, jolijt en goeden sier werd gevierd? Ouderen van dagen weten nog te vertellen, hoe op dien dag de landman zijn ploeg in den grond liet rusten, de schoenmaker zijn stoeltje verliet, de wever zijn ketting ontspande, ja hoe de fabrieken werden stilgezet en de arbeiders vrijaf kregen. Vooral voor 't schoenmakersgilde in Tilburg en Brabant was het een feestdag, de baas vereerde zijn knechts, die het nieuwe jaar met hem ingingen, met een nieuwe sloof (schootsvel). Veel is er de laatste 40 jaren veranderd en ook deze oude traditie is historie geworden, hoewel nog in onze dagen op Verloren Maandag vele brave burgers 's avonds in huiselijken kring tesamen komen, een kaartje leggen en een maatje in 't fleske halen. Er zijn vele omstandigheden, die dit oude gebruik hebben doen vervallen. Veranderde tijdsomstandigheden, korteren arbeidsdag, waardoor de arbeider meer vrijen tijd krijgt en de emancipatie van den geest, die excessioneele festijnen verwerpt en meer verheven ontspanning vraagt.

De oude feestdag werd door jong en oud gevierd: den geheelen dag werd lanterfantende langs 's Heeren straten of zingende in de herberg doorgebracht. Des avonds te 9 uur begonnen de klokken te luiden, als teeken dat de herbergen moesten worden gesloten. Die nog niet genoeg had, zette de feestviering in huiselijken kring voort. Trouwens in vroeger jaren eindigde de "bezetten" tijd te Tilburg reeds te 9 uur en was het de N. Kon. Harmonie (destijds nog alleen Nieuwe Harmonie genoemd), die sociëteitsvergunning aanvroeg om na "bezetten tijd" nog van een glaasje in vriendenkring te kunnen genieten. Op de vergadering van 15 December 1843 kon de voorzitter mededeelen, dat het Gemeentebestuur goedgunstig had beschikt op eene desbetreffende aanvraag en werd de Harmonie officieel als sociëteit erkend.

Op Verloren Maandag van het jaar 1845 werd door de Harmonie het eerste bal gegeven en wel speciaal om aan de leden op dien gedenkwaardigen dag jolijt en uitspanning te geven. Dat feestbal viel bij de leden zóó in den smaak, dat dit nog vele jaren herhaald is, zelfs nog meerdere werden in den loop van het jaar gegeven. De zomerbals werden niet in de zaal gegeven, doch deze hadden plaats in den tuin van de uitspanning Tivoli, waar nu de gebouwen der R.K. Leergangen zijn gevestigd.

De Verloren Maandag-viering bleef meer en meer in den smaak vallen, zoodat werd besloten om ook op dien feestdag tooneelvoorstellingen te geven, ten einde het genot van den dag te verhoogen. Op "Kopper-Maandag", zooals Verloren Maandag ook genoemd werd, van het jaar 1851 werden door dilettanten der Harmonie o.m. opgevoerd "De medeminnaar van zich zelven", "De Vrolijke Vastenavond of een dag daarna" en de pantomime "Arlequin, doctor en notaris". De voorstelling begon na het bal des avonds om 7 uur. Van het luiden der klokken hadden de sociëteitsleden zich niets aan te trekken. Later werden de voorstellingen des middags gegeven opdat ook de dames van het tooneel konden genieten. Zoo werd door de Sociëteit Harmonie de feestviering in eigen lokaal gebracht. De groote massa echter bleef den dag nog doorbrengen met het maken van goeden sier in de herbergen. Langzamerhand is dit ook overgegaan naar de vereenigingen, totdat de nieuwe tijd het in de hedendaagsche toestanden heeft laten vervloeien.

 

De oorsprong van de feestviering ligt in het grijze verleden. Een bij het volk levende meening is deze, dat het zijn oorsprong vindt in de gebeurtenis in den tempel van Jerusalem, toen de Zaligmaker als zoon van Maria en Joseph verloren was, doch in den tempel aan de Joodsche schriftgeleerden teekenen van zijn goddelijke wijsheid gaf. Jezus gaf toen de eerste lessen tot de bevrijding uit de slavernij, waarin 't menschdom gekluisterd was. Vandaar de uitbundige vreugde. Een andere lezing is, dat al het werk, dat op dien dag gedaan werd, toch als verloren beschouwd kon worden en daarom maar beter achterwege gelaten kan worden.

Verloren Maandag werd gevierd op den eersten Maandag na Driekoningen. De viering gaat reeds terug tot de 14de eeuw en werd toen ook genoemd "versworen-maendach" of "raes-maendach". De besturen der steden gaven aan hunne beambten vrijaf, ja nog geld bovendien om zich eene feestviering te kunnen bereiden. Ook de gilden waarin het volk vereenigd was, gaven groote feesten en optochten; op de markten werden volksvoorstellingen gegeven. Een oud gedichtje zegt er het volgende van:

 

't Gaet er op versworen maendach aen,

Dan sullen we nae de taverne (1) gaen,

Dan spullen de broers op de straten,

We wille jolijt hantieren,

En vrolijcke feeste vieren,

Al met de coppe in de hant,

Al nae de oude, oude trant.

 

Uit de laatste regels zou men ook kunnen lezen hoe de Verloren Maandag aan zijn benaming van Kopper-Maandag gekomen is. Coppe zou drinkbeker bedoelen, en dit is wel af te leiden uit het feit, dat de dichter den zanger met de coppe, de drinkbeker, in de hand laat staan om de feestelingen toe te drinken of hen tot drinken uit te nodigen. Er zijn echter vorschers die beweren, dat niet bedoeld wordt Kopper-Maandag, doch dat dit slechts eene verbastering is van Koppel- of Koppeltjes-Maandag. In vroegere eeuwen zouden op den bewusten dag huwelijken worden gesloten en dus gekoppeld, naar aanleiding van 't H. Evangelie waarin de bruiloft van Kana besproken wordt.

Weer een andere oude schrijver meent aldus: "Op den Maendagh na dry-coninghen, dan swiert en snoest men suisebollende van dranck langs de huysen om fooikens bedelende, en dan crycht men een stuck koper tot gelagh. Dit wort oock verloren-maendagh genaemt, wijl op die dagh geen handwerkgesel bij sijn werck is, maar copert of te coper afloopt." Het zou dus een algemeene bedeldag geweest zijn, doch met dien verstande, dat 't opgehaalde geld (koper) in drank en vreugde zou worden omgezet. Men meent hierin echter te kunnen zien, dat de beter gesitueerden hunne medemenschen, die niet met aardsche goederen gezegend waren, geld gaven om mede te kunnen vieren. Deze opvatting lijkt mij in dit onderdeel nog 't beste.

Nog een andere opvatting is deze: Het was vroeger gewoonte, dat men zich eens in het jaar liet aderlaten, hetgeen ook wel coppen werd genoemd. Voor de mannen werd deze handeling verricht door barbiers, die toen ook chirurgendienst verrichtten. De vrouwen lieten zich aderlaten door copsters. Er was echter een dag in 't jaar, dat er geen bloed vergoten mocht worden en hadden dus op dien dag de coppers en copsters geen werk te verrichten. Deze dag was dus een vacantiedag en gaf reden tot uitgaan en feestvieren, hetgeen echter na eenigen tijd ook op anderen oversloeg en algemeen werd. De viering van Kopper-Maandag en de navorsching daarvan heeft velen bezig gehouden, reeds vóór honderden jaren en niet minder in de vorige eeuw. Ook Bilderdijk is aan 't zoeken gegaan en heeft bovengenoemde veronderstelling van het aderlaten gevonden.

Er gaat ook een lezing van een oudheidkundige, die mededeelt dat het feest het eerst gevierd zou zijn door de boekdrukkers en letterzetters en daar deze over het algemeen in vroeger jaren de latijnsche taal verstonden, werden zij ook cooperatores genoemd. De feestdag van het gilde zou dan genoemd worden Cooperatores-Maandag, dat verbasterd werd in Koppertjes-Maandag. Deze redeneering gaat mank, daar de viering reeds bestond vóór Laurens Koster geboren werd en er een tijd geweest is, dat de viering tot zulke excessen leidde, dat deze van hoogerhand verboden werd, en daarvoor hebben de latinisten steeds te hoog gestaan.

Men heeft dus op het gebied van het zoeken naar den oorsprong van dit feest veel gegist en wellicht ook veel er naast gegrepen. De oorsprong ligt geheel in het duister en m.i. zal de beste verklaring te vinden zijn in het oude heidendom. Toen waren er vele feesten ter eere van de goden of groote helden. Deze feesten ontaardden in bachanaliën en wat dies meer zij. 't Christendom heeft vele feesten niet uit kunnen roeien, doch heeft er een andere beteekenis aan gegeven en de viering meer met de christelijke beginselen in overeenstemming gebracht. Dit heeft echter niet belet, dat met het verval der beschaving deze feesten weer iets van hun oud karakter terugkregen en weer gingen ontaarden in zwelgpartijen met derzelver aankleve. De nieuwe tijden hebben echter op velerlei gebied hoogere beschaving, hoogere cultuur gebracht en zoo zijn feesten, die in bachanaliën ontaard waren, teruggedrongen. In elk geval, wij mogen ons verheugen in den vooruitgang der ideeën.

 

Of wij ons mogen verheugen over het verdwijnen van een oude traditie, daarover kunnen de meeningen uiteenloopen. Feit is, dat de Verloren Maandag in Tilburg heeft afgedaan. Er is zooveel ontspanning gekomen, dat de behoefte aan een Verloren Maandag niet meer bestaat. En toch kan het aanbeveling verdienen om in inrichtingen, die daarvoor in aanmerking komen, de traditie te blijven handhaven, de naam dient te worden gered, als herinnering aan een ouden tijd, waarin onze voorvaders toch ook ontspanning noodig hadden en daarvan op hunne wijze en naar hunne opvatting gebruik maakten.

De Brabander is opgewekt van natuur, door alle eeuwen heen heeft hij zijn oprecht hart warm laten kloppen en Brabant is groot gebleven trots zijn kleine ondeugden bij de viering van zijn Verloren Maandag. Het gevoel voor humor en jolijt, mits op tijd, is niet de slechtste kant van den Brabander. In een oud Verloren Maandag-liedje heet het:

 

Wat is er een jolijt in 't harte teer,

Als er vromichheit is in gedaelt neer.

Ay, wilt niet spytich, trots sijn of neck omkeeren,

Als gy ons jolijt soo blijde siet hanteeren.

Onse bliscap is niet een bliscap onreyn,

Maar van een goe conscientie, dat is certijn.

 

Het gedicht vloeit niet over van letterkundige schoonheden, doch wel zegt het op treffende wijze, dat onze voorouders in de viering van den Verloren Maandag hun goed recht zagen en dezen heelemaal niet als een dag van zonde bedoelden.

 

GERARD VAN LEYBORGH

 

 

1. Taveerne is: herberg