CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 3 september 1926

 

 

'n Praatje over de Kermis

 

Men trekt vaak, en menigmaal met reden, vergelijkingen tusschen den tijd van heden en de middeleeuwen. De middeleeuwen waren schoon in uiting van onderlinge liefde en waardeering, ofschoon ook toen mistoestanden zullen hebben geheerscht, die echter aan de slechte neigingen van de menschen zelf geweten moeten worden en ten slotte het schoone tijdperk in verval hebben gebracht. De middeleeuwen waren schoon in arbeid, georganiseerd, en de resultaten kwamen aan de werkenden; de invalieden en ouden van dagen werden ondersteund naar gelang de nood het eischte. De middeleeuwen getuigden wat de christelijke solidariteit vermag.

De middeleeuwen waren getuigen hoe de mensch zich na gedanen arbeid ontspannen kan en mag. En toch, hadden de middeleeuwen de beschikking gehad over de techniek, de uitvindingen van heden, dan zou er nog meer en luidruchtiger kermis gevierd zijn geworden dan heden. Een open vraag blijft het of de middeleeuwen niet spoediger het verval zouden aanschouwd hebben. Zoo beschouwd, zoo de vergelijking getrokken, mogen we gerust zeggen, dat de kermis van heden nog tamelijk kalm is en als ontspanning vooral in de zenuwachtige wereldvliedingen van heden mag genoten worden. Hadden de middeleeuwen, ja laat ons zeggen ook de latere jaren van verval, de electriciteit in al zijn toepassingen gekend, de stoom, de benzine en welke wonderen der techniek meer, wat zou dat vroolijke, krachtige volk kermis gevierd hebben.

Evenals in onze jaren 1914-1918 hebben ook de middeleeuwen en de jaren van verval opschorting der kermis en wat dies meer zij gehad. In een tijd van treuren en druk past geen luidruchtig vermaak. Doch, treuren verbetert de zaak niet steeds; om over het zwaartepunt te komen dient gewerkt te worden. Een gebiedende eisch! Ook de ontspanning geeft voedsel aan den arbeid! Daarom is een periode van ontspanning zooals deze ons de kermisdagen geeft, toelaatbaar niet alleen, maar ook te verdedigen. Na ernst komt de luim. De geest dient te worden ontrukt aan het gespannen blikken op één punt.

Ook Tilburg heeft reeds eeuwen zijn kermis gekend. Wat is er echter veranderd! In hoofdzaak is slechts de naam, het gebruik, een zwakke weerschijn van het vroegere kermiswezen. De techniek heeft de kermisdag in kermisavond veranderd. Een der oude gebruiken is nog in eere; dat herinnert aan die misterieuse tijd, die nog altijd de belangstelling van den snuffelaar blijft trekken. De oude gilden trekken morgen uit, met vliegende vendels, rinkelende emblemen en versierselen; het koningschieten zal plaats hebben, nadat in de kerk de onveranderlijke God van alle tijden is erkend, zooals dat de gildebroeders reeds eeuwenlang gedaan hebben. Een schoon Brabantsch gebruik!

 

Nadat de kermis telkenjare in onze gehuchten kalm zijn verloop had, schijnen er toch misbruiken te zijn ingewoekerd, die de geestelijkheid aanleiding gaven om in te grijpen. Wij lezen in het reeds meermalen aangehaalde kroniekje van J.B. de Beer als volgt:

"1822. 24 Augustus is in de R.K. Kerk van den predikstoel een verbod afgelezen alsdat 's avonds bij het ontsteken van het licht het vrouwvolk uit de herbergen moet wezen, geen vergaderingen van tweederlij geslacht mogen plaats hebben in herbergen of danspartijen met den avond of nacht op weigering van de absolutie. Dus dat het vrouwvolk met het daglicht moet naar huis gaan en de herbergen verlaten. Blijft er vrouwvolk dat niet wil gehoorzamen, dan mag het manvolk ook niet blijven, maar anders wel. Veel hebben met de kermisdagen niet gehoorzaamd, maar al wat deftig en braaf was, heeft gehoorzaamd.

Dit is afgelezen door den Eerw. heer Smits, kapelaan, op order van zijn Hoogeerw. heer A. van Alphen, vicaris-generaal van het Bisdom van Den Bosch. 's Zondags daarop zijn de gehoorzamen geprezen en de ongehoorzamen misprezen door genoemde kapelaan Smits."

Dit was echter niet de eerste maal, dat de geestelijkheid van Tilburg moest ingrijpen wanneer er iets niet "in den haak" was. Vicaris van Alphen hield ook censuur op de tooneelstukken, die in Tilburg werden opgevoerd en zoo kwamen er op het einde van 1700 en begin 1800 eenige terechtwijzingen omtrent de opgevoerde tooneelstukken.

 

Als een eigenaardige opmerking, die ook voor onzen tijd van toepassing is geweest, laten wij genoemde De Beer nog eens aan 't woord, vooral ook om de eigenaardige uiting zijner gedachten:

"1833. 25 Augustus, zijnde kermiszondag, vroegen de ordinaire bevolking of kostwinnende man aan elkaar of er ook gedanst zou worden (1), zou mogen worden. Men zeide neen, want de omstandigheden laten het niet toe, men vreest voor een bloedigen oorlog. In onze provincie bestond ook weder die ongelukkige ziekte van verleden jaar nl. de cholera en daarbij is alles zeer hoog in prijs, terwijl we onophoudelijk zwaar belast worden met militaire inkwartiering d.w.z. de burgerij. Maar de rijken zijn met een officier belast, alwaar zij naar goedvinden mede handelen. Verder heeft men zware belastingen (2), dus zal het geen kermis zijn. Doch de ordinaire man gaat een glas bier drinken en gaat Donderdag goedswil weer aan zijn werk (3). Maar wat is het geval? Die wat meer zijn of waren te zijn, weten het zoover te brengen, dat er Donderdag voor hen gespeeld wordt en dat zij mogen dansen. Waarom mocht de werkman dit genoegen ook niet genieten. Zij zeggen de waarheid als zij zeggen, dat zij ook verponding, personeelen omslag, deuren-, venster-, haardsteden-, meubilair-, huurwaardebelasting betalen, ook patent accijns op roggebrood, accijns op zeep, op zout, op steenkolen, op turf, op jenever en dit evengoed als de rijken, daarbij nog veel meer belast en gedrukt door de inkwartiering, want dat verschil is altijd zeer in het oog loopend en niemand trekt er zich die te veel belastingen aan."

De Beer, De Beer, dat je klachten nu nog bekend worden; wat heb je je chroniekje vroeger goed voor nieuwsgierige blikken verborgen. Zijn opmerkingen bevestigen echter onze bewering, dat ook in vroegere tijden de kermis wel eens uitgesteld werd, juist als in de ons bekende mobilisatiejaren. Wanneer dus de kermis bloeit, dan is de tijd niet zoo ernstig, d.w.z. onoverkomelijk ernstig. Maar juist in tijden van hersenpijniging is goede pret, goede jool, goede ontspanning een geneesmiddel. Daarom laat ons draaien, zooals de wereld draait, laat ons vrolijk zijn, om na de kermis met opgefrischten moed den strijd om het bestaan weder aan te gaan en te zegevieren.

 

GERARD VAN LEYBORGH

 

 

1. Dat deed men ook toen al, zoodat er toch zoo weinig in den zin verandert.

2. Juist als nu.

3. De vrije dagen duurden toen van Zondag tot Woensdagavond.