CuBra
INHOUD STACHOWITZ
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO
SPECIAAL

Juanita Stachowitz

Fijne buren

Er zijn maar drie minuten verstreken sinds de vorige keer dat ze op haar horloge keek. Nog een minuut of tien. Laat hem vandaag alsjeblieft wat vroeger van kantoor weggaan, smeekt ze. Bidt ze. Tot wie? Het maakt niet uit.

 

Trude had het nooit echt een probleem gevonden dat ze buitenlandse buren kreeg, al begreep ze het toewijzingsbeleid van de woningbouwvereniging niet. Ze moest er niet aan denken haar woning te moeten delen met een man en vier kinderen. Zo met z’n tweetjes was het rijtjeshuis precies goed. Ruim genoeg om elkaar uit de weg te kunnen gaan en niet te groot om de boel netjes bij te houden.

In het begin was ze wel bang geweest voor geluidsoverlast. De muren waren nu eenmaal niet zo dik als bij koophuizen en wie weet wat voor jengelmuziek dat soort mensen draaide. Ze wonen er nu al een half jaar en – eerlijk is eerlijk -   ze hoort zelden iets. Ja, spelende kinderen en af en toe gehuil van de kleintjes. Maar, zoals ze op de verjaardag van haar zus ook tegen de rest van de familie verkondigde, dat heb je met Hollandse kinderen ook.

En dan de stank van dat vreemde eten, die constante knoflooklucht waar zo over wordt geklaagd. Zwaar overdreven. Haar buurvrouw, die trouwens goed Nederlands spreekt, vertelde laatst dat de kinderen het liefst Hollandse pot eten. Boerenkool.

‘Met een runderrookworst, ’ had Bahar er lachend aan toegevoegd. ‘Verschil moet er zijn.’ Trude moest daar even over nadenken. Rookworst, varkensvlees, dat mogen ze natuurlijk niet eten. Dus ook geen uitgebakken spekjes. Nou, dan missen ze wat.   

Aardige mensen zijn het. Behulpzaam ook. Prettige buren. Toen ze haar enkel gekneusd had, had Bahar zelfs voor hen gekookt. Spruitjes met een bal én jus en een keer iets Turks of Marokkaans. Best lekker. Wim schepte zelfs  twee keer op. Het recept had ze niet gevraagd. Die ingrediënten waren in de supermarkt vast niet te krijgen.

Bahars man - de naam vergeet ze steeds - is handig en helemaal niet lui. Verbazingwekkend wat die man inmiddels allemaal met dat huis heeft gedaan. Trude en Wim waren uitgenodigd om het suikerfeest mee te vieren en kregen een rondleiding. De hapjes waren mierzoet en die mintthee kon ze bijna niet weg krijgen, maar ze wilde haar buren niet beledigen. Wim  had zich er behoorlijk aan tegoed gedaan. Vooral aan dat bladerdeegspul met honing. Alsof hij op vakantie was wilde hij van alles proeven en meedoen. Thuis neemt hij altijd maar één café-noirtje bij de koffie.

 

Ze stelt voor zichzelf vast dat niemand kan zeggen dat zij iets tegen buitenlanders heeft. En al helemaal niet tegen haar buren. Maar er zijn grenzen.

 

Het was puur toeval dat ze vanuit het slaapkamerraam zag dat de buurman met alle macht iets in de schuur probeerde te duwen. Eerst dacht ze dat hij er een van de kinderen voor straf wilde opsluiten. Vanaf de eerste verdieping kon ze niet goed in de schuur kijken. Daarom was ze naar beneden gegaan, de tuin in. Door een gat in de heg had ze zicht op de ingang van de schuur. Een kind zou moord en brand geschreeuwd hebben. Ze hoorde alleen de stem van de buurman. Wat onverstaanbare woorden en gekreun. Voorzichtig trok ze het gat in de heg nog iets wijder. Ze zag de achterkant van zijn smetteloos witte overhemd. Hij stond voorovergebogen en leek met handen en knieën iets naar binnen te schuiven. Iets wolligs, zag ze nu.  Iets wat op een hond leek. Een labrador? Maar dan met meer krullen. Vergeeld witte, wollige krullen. Toen zag ze de platte, brede staart tussen de krullenbillen.

Ze schoot de keuken in, beheerste zich om zo geluidloos mogelijk de keukendeur te sluiten en liet zich op de keukenstoel zakken. De eerste keer dat ze op haar horloge keek was bijna een uur geleden.

 

Zodra ze Wims auto hoort rent ze naar de voordeur. Voordat hij de sleutel in het slot kan steken, doet ze open, trekt haar man naar binnen en sluit met een klap de deur.

‘Hij heeft een schaap. De buurman. De man van Bahar. Een schaap. In de schuur.’ Wim kijkt haar niet begrijpend aan. ‘Snap het dan toch, man. Hij gaat hier slachten. Dat hoort er toch bij. Dan snijden ze zo’n beest zijn keel door en laten hem leegbloeden.’ Kennelijk dringt het nog steeds niet tot haar man door. Rustig loopt hij naar de kapstok, zet zijn aktetas eronder, trekt zijn regenjas uit en hangt deze op een knaapje aan de stang.

‘Trude,’ ondertussen loopt hij  naar het keukenkastje om zelf dan maar zijn anders al klaar staande welkom-thuis-sherrytje te pakken, ‘Truud, heb je het beest ook horen blaten?’

Ze denkt terug. Alleen het ingespannen gekreun van de buurman kan ze zich herinneren.

‘Hij heeft vast zijn bek dichtgebonden. Of misschien krijgen ze die beesten wel verdoofd mee. In ieder geval houdt hij dat schaap in zijn schuur verborgen. Tot het zover is.’ Het idee van het enorme bloedbad op die betonnen tegels in de aangrenzende tuin maakt haar draaierig en misselijk.  

Wim schenkt in. De goudbruine sherry vult zijn glas. ‘Jij ook een?’ Ze schudt haar hoofd. Dit is niet het moment om door alcohol je kop te verliezen. Wim schenkt toch een tweede glas in en zet het voor haar neer. ‘Is goed voor je.’ Zelf nipt hij alvast. ‘Schat, weet je nog dat ik op het suikerfeest met Serkan heb staan praten over onze feesten? Dat ik in de kerstcommissie zit en dat we in het wijkcentrum elk jaar een kerststal opbouwen?’ Hij neemt een flinke slok en beantwoordt de glazige blik van zijn vrouw met een brede grijns. ‘Onze buurman bood spontaan aan om te helpen met de restauratie van de opgezette beesten. Hij heeft vroeger bij zijn oom geleerd hoe je huiden prepareert. Ik denk dat hij vandaag alvast een van de schapen heeft opgehaald. Daar zit namelijk de mot in.’

Hij wacht totdat de mond van zijn vrouw openvalt en roept dan fijntjes “Bèèèèèh”.