Om beters wille
Voor degene die in de 17e en
18e eeuw een openbare functie bekleedde was
het van essentieel belang een goed netwerk te hebben.
Het functioneren van bijvoorbeeld schepenen, schouten,
borgemeesters etc. kon weleens afhangen van degene of
degenen die deel uitmaakten van je netwerk.
Het was van belang om je netwerk goed te
onderhouden en het bepaalde mensen een beetje naar de
zin te maken. Een goede relatie kon er namelijk voor
zorgen, dat er eens iets door de vingers werd gezien, er
een oogje werd dichtgeknepen of er een goed woordje werd
gedaan.
Een goede relatie werd meest van tijd
niet opgebouwd op basis van een onderlinge
verstandhouding. Een verhouding in materiële zin was
meer gebruikelijk, waarbij het vaak ging om het cadeau
geven van bijvoorbeeld gebraad, hazen, patrijzen, een
os, een vet vercken etc.
Degene die in het belang van zijn stad,
dorp of heerlijkheid aan deze of gene een douceurtje
uitdeelde kon de kosten daarvoor verhalen. De declaratie
werd overhandigd aan de borgemeester, die het in de
dorpsrekening wegschreef als “om beters wille” of
“vereert”.
“Item den voersz daghe gescoenken
aenden rentmeester om beters wille eenen hase met twee
coppelen patrijsen daer voer betaelt aen Cornelis
Damianus tesamen iii gulden x stuivers” Bron: (RAT)
Tilburg OAA 411-75
Over het algemeen werd de naam en/of
functie van degene aan wie iets cadeau werd gedaan
keurig in de dorpsrekening vermeld. Een enkele keer werd
de naam om welke reden dan ook verzwegen. De drossaard
en de schepenen wisten voor wie de gift bestemd was en
dat was genoeg om de post in het boek te kunnen
verantwoorden.
Den 17e
dito gesonden volgens ordere van schepenen, aen den heer
ontfanger Van Elst tot Sertogenbos, twee levende hasen,
compt met vracht 3:10:0. Bron: (RAT) Tilburg OAA474,
ongef.
Den 17
dito voor twee levende haesen die aen een heer de
gemeente dienst doende sijn geschoncken, daer voor
betaelt 4:0:0. Bron: (RAT) Tilburg OAA474, ongef.
Ik zou me kunnen voorstellen, dat als een
bepaalde functionaris voor een bepaalde zaak op reis
moest, hij altijd wel iets bij zich had om iemand voor
zich te kunnen winnen. Er waren echter ook
functionarissen die brutaal en recht op de man af om
wild vroegen.
In 1668 begon drossaard Hendrick
Verschueren een strafproces tegen notaris en procureur
Johannes van Rotterdam uit Tilburg. Hij werd van fraude
verdacht. Na een veroordeling door de schepenen van
Tilburg en Goirle volgde een lange beroepsprocedure bij
verschillende instanties. Pas in het jaar 1670 kwam er
een eind aan die zaak.
Juridisch gezien werd de zaak
uiteindelijk gewonnen door Van Rotterdam. Morele
winnaars waren drossaard en schepenen van Tilburg en
Goirle. Van Rotterdam vertrok uit de heerlijkheid en
daar was het naar alle waarschijnlijkheid altijd om
gegaan.
Regelmatig moesten in het jaar 1669 óf de
drossaard óf enkele schepenen naar ’s-Gravenhage
afreizen om te worden gehoord door de Raad van Brabant.
Soms verbleven zij daar langere tijd. Per brief aan
secretaris Peeter van Gils werden de achterblijvende
schepenen geďnformeerd over het verloop van de zaak.
In het dossier van het strafproces tegen
Van Rotterdam trof ik een brief aan die door de
schepenen Huttenis en Vander Burcht was geschreven. Door
de staat van het document kon ik geen datering vinden,
maar vrijwel zeker werd de brief in 1669 geschreven.
De inhoud van de brief laten we in dit
verband voor wat die is. Maar het postscriptum onderaan
de brief laat zien hoe men tot schenkingen kon worden
aangezet.
“Mijn heer Sas doet den heer drossart
seer groeten ende verwacht cijtto hasen en patrijsen”.
Fragment van een brief van schepenen aan secretaris
Peeter van Gils. Bron: (RAT) Tilburg en Goirle
Toeg.nr.14, Inv.nr.177
Sas was procureur bij de Raad van
Brabant. Directer kon hij zijn wens niet kenbaar maken.
Hij wenste hazen en patrijzen te ontvangen, en nog snel
ook (“verwacht cijtto”) !
Nieuwegein, oktober 2019
John van Erve
|