INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME
 

John van Erve

WONDERBAARLIJK VISIOEN IN GOIRLE

Inleiding.

 

Onder de kop “Document in Tilburgs Gemeentearchief” schreef Pierre van Beek (†) in 1974 een krantenartikel over een visioen dat in 1616 te Goirle aan een 12-jarig meisje was verschenen (1). Zonder zich af te vragen welk document aan dit artikel ten grondslag lag, zullen veel van zijn lezers dit artikel met interesse hebben gelezen. (KLIK hier voor Van Beeks artikel op CuBra)  Een genealoog echter wil toch altijd graag een bron met eigen ogen inzien en bestuderen. Van Beek verzuimde helaas de bron te vermelden.
 

In de periodieke uitgave “Rond de Schutsboom” van Heemkundige kring “De Vyer Heertganghen” te Goirle verscheen in 1991 een artikel over dit visioen. Dit artikel werd geschreven door J.C.J. Hoogendoorn. Aan het eind van het artikel verwees de auteur naar enkele literatuurbronnen. Naar het brondocument uit het archief, waarin de verschijning wordt beschreven, wordt niet verwezen (2).

 

Omdat er in beide artikelen enkele feitelijke en genealogische onvolkomenheden voorkomen, volgt hieronder een nieuwe beschrijving. Hierin zijn uiteraard de onvolkomenheden in verbeterde vorm opgenomen.

 

Bij het beschrijven van de losse documenten van de schepenbank van Tilburg en Goirle trof ik uiteindelijk het document aan, waaraan Van Beek zijn artikel ontleende. In zijn artikel duidde Van Beek de ouders van het bewuste meisje met hun initialen aan. Eens te meer een reden om het document wat beter onder de loep te nemen en te proberen meer informatie boven water te halen.

 

Uit verschillende archiefbronnen bleek, dat in het begin van de 17e eeuw in Goirle het gezin woonde van Dirck Laureijssen van Gorcum en Margriet Jan Jan Soffaerts. Vermoedelijk trouwden zij rond de wisseling van de 16e en de 17e eeuw. Zij kregen in eerste instantie een zoon Laureijs, die naar goed gebruik werd vernoemd naar zijn grootvader Laureijs van Gorcum. Deze was getrouwd met Huijbertken, wier verdere patroniemen niet werden aangetroffen (3). Daarna werden achtereenvolgens de dochters Jenneken, Cornelia en Huijbertken geboren.

 

Het gezin van Cornelia [Neelken] Dirck van Gorcum.

 

In 1603 sluiten Dirck Laureijs van Gorcum en Jan Adriaen Ceelen een zoenakkoord met de familie van Jan Janssoon van Son uit Goirle. Van Son was het slachtoffer geworden van een ongeval, nederslach ende dootslach. Van Gorcum en Ceelen werden daarbij aangeduid als de misdadigen. Zoals gebruikelijk in die tijd werd een dergelijk voorval verzoend, mits men aan een aantal voorwaarden voldeed. De afspraken werden daarvoor gemaakt door enkele arbiters. In dit geval waren Jan Michielsson van Wijck, pastoor Peter van Dun en schepen Antonis Adriaen Alewijns tot arbiters verzocht en benoemd.

 

Van Gorcum en Ceelen kregen de volgende verplichtingen opgelegd:

- betaling van 80 Karolusguldens voor de uitvaart en kerkrechten;

- 50 Karolusguldens voor het onderhoud van de kinderen;

- tot lafenis van de overledene twee mud rogge ten behoeve van de huisarmen van Goirle;

- binnen twee maanden laten maken van een eiken houten kruis, dat 10 voet boven de aarde moet komen;

- met een wassen kaars in de hand achteraan in de Sacramentsprocessie lopen;

- de weduwe van Van Son kan Van Gorcum en Ceelen verzoeken om bij de volgende Sacramentsdag nogmaals met een wassen kaars achteraan in de processie mee te lopen;
- wijken voor de naaste vrienden (a) van de overledene en het hoofd zo ver mogelijk afwenden, alsmede met mijden van plaatsen waar vrienden van de overledene zich bevinden.
 

Het was van groot belang, dat de opgelegde verplichtingen uit een zoenakkoord nauwgezet werden nagekomen. Alleen bij het nakomen ervan kon er vrede gesloten worden tussen families en kon er nooit meer op het voorval worden teruggekomen.

 

Op 11 april 1611 meldde de weduwe van Van Son zich bij de schepenen. Zij werd vergezeld door haar zoon Gerit Janssen van Son en haar zwager Cornelis Janssen van Son. Zij verklaarden dat aan de verplichting om een houten kruis te laten maken nog steeds niet was voldaan. De daders kochten deze nalatigheid af door de weduwe en haar kinderen een bedrag van 17 gulden te overhandigen. Aan de overige verplichtingen was wel voldaan (4).

 

Dirck Laureijs van Gorcum zal voor 1613 zijn overleden. Jan Michiel Cornelissoon van Wijck en Cornelis Cornelissoon, alias Rudts [Ruths] waren de voogden over de vier minderjarige kinderen. Van Wijck was een zwager van het echtpaar en Ruths was een zwager van grootvader Laureijs van Gorcum.

 

Margriet Jan Jan Soffaerts deed afstand van haar tochtrecht (b) op een huis met een hof en aanliggende gronden. Het geheel besloeg één lopensaet en lag aen de Kerck te Goirle. Behalve de vermelding van de belendende percelen ontbrak een nadere plaatsaanduiding. Het geheel werd tijdens een openbare verkoping verkocht aan Jacobben Sebastiaen Jacobssoon van Aelst (5).

 

Kort hierna verkocht toeziend voogd Cornelis Cornelissoon, alias Rudts, nog een stuk grond van uitgestoken putten. Dit stuk was voorheen een moer (c) en lag in het Wilt te Goirle. Het stuk werd bij een openbare verkoop gemijnd door Jan Adriaen Peeter Celen [Ceelen], die het met een verkoopcedulle overdroeg aan Jan Michielssoon van Wijck.

 

Om te voorkomen dat hij de schijn tegen zich kreeg verzocht hij Wouter Wouter Aertssoon van Weelde en Antonius Jacobssoon van Dun voor schepenen een verklaring af te leggen. Beide mannen waren naaste familieleden van de kinderen. Het tweetal verklaarde, dat het perceel was verkocht nadat dit op drie achtereenvolgende zondagen bekend was gemaakt en zichtbaar voor iedereen was opgehangen.

 

De verkoop van dit stuk was nodig om enkele schulden van de kinderen te kunnen betalen. Het overschot zou worden gebruikt voor het onderhoud van de kinderen (6.

 

Het visioen (7).

 

 

Het was schout Jan de Roy ter ore gekomen, dat op 27 april 1616 in Goirle een visioen was verschenen aan een jong meisje. Omdat hij daar alles van wilde weten gaf hij de pastoor, schepenen en kerkmeesters van Goirle opdracht hiernaar een onderzoek in te stellen. Hij wilde over de resultaten van het onderzoek een verslag ontvangen.

 

Meteen de volgende dag al werd het meisje in de pastoorskamer ontboden om een verklaring over haar ervaring af te leggen. Het meisje was Neelken, de dochter van Dirck Laureijs van Gorcum en Margriet Jan Jan Soffaerts. Zij was twaalf jaar en tien maanden oud. Volgens haar ondervragers was zij gezien haar leeftijd goed gemanierd en bekwaam. Haar verklaring legde zij in vrije wil af.

 

Zij verklaarde dat zij op woensdag 27 april 1616 met een spaij naar de akker was gegaan om daar voer, suiker[biet ?] en zuring te gaan steken. De akker lag tussen de Goirlese kerk en het Dorp. Een verdere plaatsaanduiding ontbrak.

 

Die ochtend verscheen tussen tien en elf uur de gedaante van een jonck meijsken van vier of vijf jaar oud. Het ging op zijn cootkens bij Neelken zitten.  De gedaante droeg een habijt sneeuwwit lijwaet, met boven een lijfken en beneden een vrouwen rocxken. Dit was afgezet met drie boortkens. Toen Neelken de gedaante zag zou ze gezegd hebben: “O Lieve Heer Jezus”.

 

 

Als je in visioenen gelooft, dan zou je tot dusver kunnen zeggen dat alles vrij normaal is verlopen. Maar het vervolg van het verhaal doet wat vreemd aan.

 

Het visoen zou het gesprek zijn begonnen met de vraag: “Pluckt ghij al”, waarop Neelken bevestigend antwoordde. Daarna vroeg het visioen: “Hoeveel koeij hebt ghij”. Neelken antwoordde dat zij één koe had. Het visioen vervolgde haar vragen met: “Leeft uwen vader noch”. Op deze vraag moest Neelken ontkennend antwoorden. Toen het visioen ten slotte vroeg: “Leeft u moeder noch” en Neelken daarop met “Ja” kon antwoorden, zei het visioen dat ze moest bidden en dat ze hoopte dat Onze Lieve Heer haar zal verhoren.

 

Kennelijk was Neeltken tijdens het gesprek met haar verschijning gewoon doorgegaan met plukken. Toen zij namelijk een hand vol “pluckselinghe” in haar korf of mand gooide en weer omkeek, bleek het visioen te zijn verdwenen.

 

Op de vraag van de pastoor hoe het hoofd van het meisje er uit zag, verklaarde Neeltken dat zij er geen hoofd, armen en benen aan had gezien.

 

 

Het verslag aan de schout werd naar waarheid opgemaakt door pastoor Petrus van Dun, de schepenen Lenaert Janssoon van Nerven en de zieke Theunis Alewijns, alsmede door de kerk-meesters Michiel Joosten Meijnaerts en Wouter Janssen van Nerven.

 

 

Ten slotte.

 

Van Beek zegt in zijn artikel, dat er in Goirle het gerucht rond ging dat de akker, waar de ver-schijning heeft plaatsgevonden, mogelijk in De Wilt gelegen zou hebben. Van Beek kon echter niet vertellen waarop dit gerucht gebaseerd was. Toch zou het gerucht weleens op waarheid berust kunnen hebben. Het gezin heeft in dit gebied immers wel grond in eigendom gehad.

 

 

Nieuwegein, september 2014

John van Erve

geneanerven@gmail.com

 


Noten

1 - Het Nieuwsblad van Het Zuiden d.d.18-4-1974 (www.cubra.nl)

2 - Rond de Schutsboom Jaargang 11, nr. 2 (okt.1991), f.6 t/m 8

3 - (RAT) Alphen en Chaam N1-99 (28-2-1582)

4 - (RAT) Tilburg en Goirle R346-238v (23-3-1603)

5 - (RAT) Tilburg en Goirle R349-22r (14-2-1613)

6 - (RAT) Tilburg en Goirle R349-39v (15-2-1613)

7 - (RAT) Schepenbank Tilburg en Goirle (toeg.14), doos Varia 36B (28-4-1616)

 

a - familie

b - vruchtgebruik

c - moeras, veengrond