INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

 

©John van Erve – Nieuwegein

2020

Waar er twee kijven, hebben er twee schuld

 

Waar er twee kijven, hebben er twee schuld.

 

Mattheus Jacobus van Pelt werd op 28 juni 1728 in de rooms-katholieke kerk van Roosendaal gedoopt. Hij was de zoon van Franciscus van Pelt en Cornelia Cremers.

Van de schepenen kreeg Van Pelt op 10 december 1757 voorlopig toestemming om binnen de heerlijkheid Tilburg en Goirle als chirurgijn aan de slag te gaan. Voorwaarde was wel dat hij binnen drie maanden in ’s-Hertogenbosch examen zou doen. Hij mocht hij zich niet bemoeien met zaken die tot de competentie van een arts behoorden. Op 21 mei 1758 deed hij examen bij stadsdoctor A.A.Martini in ’s-Hertogenbosch. Zijn diploma toonde hij op 27 mei 1758 aan drossaard en schepenen van Tilburg en Goirle.[1]

Op 28 mei 1759 trouwde hij in van Tilburg voor de schepenen met Johanna Maria de Meij. Zij werd omstreeks 1727 in Tilburg gedoopt en woonde op het Nieuwland.

Van Pelt ging op 24 september 1776 naar drossaard Hendrik Maes om zich te beklagen over zijn collega Francis Immens. Deze zou Van Pelt beledigd en mishandeld hebben. Hij wilde dat hij in de toekomst door justitie tegen dergelijke aanvallen zou worden beschermd en wilde dat Immens zou worden vervolgd.

Francis Immens werd omstreeks 1735 in Namen geboren en woonde in 1763 in de Slijkstraat te Amsterdam. Hij trouwde op 28 oktober 1763 in Amsterdam met Clara Franke, die in dezelfde straat woonde. Hij verhuisde naar Tilburg en oefende zich daar in de chirurgie en de vroedkunde.

In de avond van 23 april 1776 ging Mattheus Jacobus van Pelt tussen zes en zeven uur in zijn functie als chirurgijn vanaf zijn huis aan de Kerk via de Steenweg[a] naar een patiλnt die op de Heuvel woonde. Aan het eind van de Steenweg, vlakbij de Heuvel, ontmoette hij Francis Immens. 

Mattheus Jacobus van Pelt zei tegen Immens: “Goeden avond confrater, hoe vaart gij?” Immens antwoorde in eerste instantie slechts met “goedenavond”. Maar na even nagedacht te hebben vroeg Immens aan Van Pelt of hij hem een schoelie [b] of een hondsjong had genoemd. Van Pelt zei dat hij dat niet over hem had gezegd.

Immens greep Van Pelt bij de arm en borst en duwde hem tegen een muur. Immens had een dikke stok in de hand en probeerde Van Pelt op de grond te gooien. Het lukte hem niet. Ook probeerde hij Van Pelt met de stok klappen op het hoofd te geven. Maar deze beschermde zijn hoofd door met de linker arm de klappen op te vangen. Dat leverde hem een aantal kneuzingen aan die arm op. Van Pelt wist Immens een klap tegen het hoofd te geven, waardoor diens pruik op de grond viel. Maar ook de pruik van Van Pelt moest het in de vechtpartij ontgelden en viel ook van zijn  hoofd.

Francis Immens heeft Van Pelt nog met de stok tegen de benen geslagen. Dat leverde hem een kneuzing aan het linker scheenbeen op en ook zijn broek raakte hier en daar gescheurd.

Uiteindelijk hield het gevecht tussen de twee mannen op. Ieder raapte zijn pruik van de grond en zette deze weer op het hoofd. Immens liep de Steenweg op in de richting van de kerk en Van Pelt ging de Heuvel op.

Tegen wat omstanders zei Van Pelt: “Ik heb hem daar een goede smeer gegeeven, die hij lang onthouden sal.” En tegen Immens zei hij nog: “Ik zal u doen citeeren.” Waarop Immens weer zei: “Gij moet mij voor geen honds jonge uijtschelde. Ik ben chirurgijn-majoor van de koning van Engeland geweest, daar gij maar een baartschrapper waart.”

Van Pelt riep hem nog na: “Loopt nu maar schoelje. Ik heb uw nu voor acht dagen genoeg gegeeven.” Immens sneerde hierop terug: “Dat kind in de Noordhoeck dat uw zeijde het been gebrooken hat, heb ik in vijff dagen geneesen.”

Het zal niemand verwonderen dat de drossaard aan deze zaak verder geen aandacht heeft geschonken. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat beide heren het daarna nogeens met elkaar aan de stok hebben gehad.

Misschien wel op de dag dat Mattheus Jacobus van Pelt overleed [c] richtte Francis Immens zich op 19 april 1784 tot de heer en tot de drossaard en schepenen van Tilburg en Goirle. Hij verzocht hen of hij de opengevallen plaats van Van Pelt mocht innemen. Zijn verzoek werd ingewilligd en hij werd als nieuwe dorpschirurgijn aangesteld. Francis Immens overleed in Tilburg op 2 januari 1830.

 

©John van Erve – Nieuwegein

2020

 

  

Voetnoten:

[a] de tegenwoordige Heuvelstraat

[b] bandiet, schooier, onbetrouwbaar persoon

[c] Hij werd op 22 april 1784 in Tilburg begraven

  

 

Bronnen:

[1] (RAT) Tilburg en Goirle OAA6-20v

en

R9852-44v (2-10-1776)