INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

 

©John van Erve – Nieuwegein

2023

 

Roelandus Bourdon was een schooier

en een landloper

John van Erve


 

Telkens verschenen er weer nieuwe landlopers, bedelaars en ander gespuis in de heerlijkheid Tilburg en Goirle. In de maand juli 1740 vertoonde ene Roelandus Bourdon zich in de heerlijkheid. Uit een attestatie, die hij bij zich droeg, bleek dat hij afkomstig was uit Antwerpen. De borgemeesteren, schepenen en raet van Antwerpen hadden hem die attestatie op 9 februari 1740 voor de tijd van drie maanden verleend en deze op 27 mei 1740 nogeens verlengd.

 

Gehoort een persoon die hier eenige dagen heeft gaan schoijen, En seijt te heeten Roelandus Bourdon, en daar van een attestatie getoont van Antwerpen gegeven bij Borgemeesteren, Schepenen en Raet der Stad Antwerpen. Bron: (RAT) Tilburg en Goirle R9844, f.44 (29-87-1740)

 

Bourdon zorgde tijdens zijn, waarschijnlijk meerdaags, bezoek aan de heerlijkheid voor de nodige overlast onder de inwoners. Hij stelde zich nogal assurant (1) tegen de inwoners op. Er waren best wel mensen die hem iets wilden geven. Maar als zij hem niet gaven waarom hij vroeg, dan liep hij kwaad en scheldend weg. Soms werd hem een stuk brood aangeboden. Minachtend zei dan hij dat dat voor de honden was. Een als iemand hem een duit of een oortje wilde geven, dan zei hij dat dat hem niet zou helpen. Er waren ook mensen die kleding aan hem gaven. Maar dat werd onmiddellijk verkocht en de opbrengst gaf hij uit aan de drank.

Bourdon bedelde op verschillende plaatsen in de heerlijkheid. Tegen mensen die hij aansprak zei hij dat zijn vrouw in Baarle in het kraambed lag. Ook gebruikte hij de smoes dat hij bedelde om zijn arm te kunnen laten genezen.

Maar ook in de omgeving van Tilburg en Goirle liet Bourdon van zich horen. Zo heeft hij eens aangeklopt bij de weduwe Van Dommelen in Riel. Hij zei tegen de vrouw dat haar hond hem had gebeten en dat zij nu moest betalen. De vrouw geloofde er niets van, maar gaf hem een oud hemd. Zij hoopte dat hij daarmee tevreden zou zijn. Onder het uiten van dreigementen is hij weggegaan.

Op een avond in de maand juli 1740 kwam Roelandus Bourdon aan de Bakertant aan het huis van Peter Smits en zijn vrouw Dingena Jan Vennincx. Hij vroeg aan de vrouw of hij bij haar in de schuur mocht slapen. Zij antwoorde dat er bij haar nooit arme mensen sliepen. Bourdon gaf als antwoord dat hij, maar dat de duivel arm was. Grommend en knorrend liep daarop hij weg. Tegen de vrouw zei hij nog: “Gij sout misschien soo arm als ik konnen sijn, maar God wilder u voor bewaren.” Deze woorden vatte Vennincx op als een bedekte bedreiging en zorgde voor de nodige angst bij het gezin van Peter Smits. Om elk risico uit te sluiten besloot de man des huizes de hele nacht wakker te blijven en over zijn huis en gezin te waken.

Op of rond 29 juli 1740 was Roelandus Bourdon naar het huis van de heer Van Bommel in Tilburg gegaan. Zonder aan de poort te kloppen of te bellen liep hij direct door naar het huis. Hij gaf een ferme klop op de deur en riep: “Doet open.” Van Bommel kwam op het lawaai naar buiten en zette Bourdon van zijn terrein. Bourdon protesteerde daartegen en riep tegen Van Bommel: “Hier soude gij mij dat niet doen.”

Ondertussen was Juffrouw Van Bommel naar vorster De Munnick gestuurd. Toen hij ter plaatse kwam heeft hij Bourdon op 29 juli 1740 gearresteerd en voor de drossaard en de schepenen gebracht. De drossaard en schepenen besloten om de landloper, op grond van het plakkaat van 1 april 1738, op water en brood op de toren van de Grote Kerk (’t Heike) in de gevangenis te plaatsen. [Bron 1]

 

En is bij dese vergadering geresolveert in confformite het placcaet van haag Hoog Mogende de dato 1e april 1738 den selven te brengen op de tooren alhier te water en te broot. Bron: (RAT) Tilburg en Goirle R9844, f.44v (29-7-1740)

 

Op verzoek van drossaard Pieter van Hoven werd Roelandus Bourdon op 8 augustus 1740 door de schepenen Diderick Ulæus, Arnoldus van Asten en Johan Adriaen van Meurs verhoord. Het zal niemand verbazen dat hij alle aantijgingen ontkende of afzwakte. Hij verklaarde nog dat hij uit naam van Jezus voor apotheker Van Vooren, die op de Kleine Markt in Antwerpen woonde, kruiden te hebben gekocht.

De schepenen verhoorden op verzoek van de drossaard Dingena Jan Vennincx en de ongeveer 17-jarige Jan de Beer. De Beer was waarschijnlijk de knecht van Peter Smits. Hun verklaringen kwamen overeen met het bovenstaande. [Bron 2]

Waarschijnlijk was de zaak voor de drossaard duidelijk genoeg. Er werden geen andere getuigen meer gehoord.

Op 29 augustus 1740 werd tegen Bourdon een crimineel strafproces gevoerd. Door procureur Tabbers, die namens de drossaard optrad, werd de tight en aanspraake crimineel voorgelezen. Puntsgewijs werden de misdragingen van Bourdon opgelezen. Zonder de gedetineerde te vragen om antwoord op de beschuldigingen aan zijn adres, verzocht Tabbers de schepen op de plano goed kort recht  en expeditie van juistitie te doen.

 

Tabbers voor den heere Apprehendant en Eijsscher dient van Tight en aanspraake Crimineel cum annexis, versoeckende dat de selve tigte en aanspraake aande gedetineerde sal werden voorgeleesen, En voorts daar opgedaan de plano goet cort regt, en Expeditie van justitie omme etcetera. Bron: (RAT) Tilburg en Goirle R10, f.192v (29-8-1740)

 

Op grond van de preparatoire informatiën en de verklaring van de gedetineerde vonden de zeven schepenen voldoende vaststaan dat landloper Roelandus Bourdon langst land heeft gevagebondeerd, assurant heft geschoijd en dit vermengd met dreigementen. Hij werd voor altoos uit de heerlijkheid verbannen en werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. [Bron 3]

 

 

Bronnen:

[1] (RAT) Tilburg en Goirle R9844, f.44 (29-7-1740)

[2] (RAT) Tilburg en Goirle R9844, 45v (9-8-1740)

[3] (RAT) Tilburg en Goirle R10, f.192v (29-8-1740)

Zie ook: (RAT) Tilburg en Goirle R292


Noot:

(1) Brutaal