Het gezin van mr. Herman de Roy en Maria
van Heijst bracht dertien kinderen voort. De kans dat
daar een “zwart schaap” tussen zou zitten was niet
ondenkbaar. Eén van hun kinderen was Charles de Roy. Hij
werd op 13 september 1625 in Tilburg met de doopnaam
Carolus gedoopt.
[1]
Hij studeerde bij de universiteit van Leuven af als
licentiaat in de beide rechten. Van 1651 tot en met 1688
was hij procureur en notaris in Tilburg. In de jaren
1672 en 1673 bezette hij een plaats in de schepenbank
van Tilburg en Goirle. Hij woonde op de Heuvel in
Tilburg.
De ongetrouwde Charles de Roy had zijn
oog laten vallen op de eveneens ongetrouwde Dorothea de
Roy. Zij was zijn achternicht en woonde eveneens op de
Heuvel. Op 14 december 1631 werd zij te Tilburg
[2]
gedoopt als dochter van Huijbert Yewaens de Roy en
Elisabeth Floris Adriaen Severijns. Bij bestudering van
het dossier kon tussen de regels door gelezen worden dat
er geen warme band tussen de beide families bestond. In
het onderstaande geneagram wordt de onder-linge relatie
weergegeven.
3 |
|
|
|
Herman de Roy
x
Elisabeth van de Hoevel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
Jan de Roy
x
Angela Spijckers |
|
|
|
Yewaen de Roy
[Ivo de Roy]
x
Adriana van Osch |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 |
|
Herman de Roy
x
Maria van Heijst |
|
|
|
Huijbert
Yewaens de Roy
x
Elisabeth
Severijns |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0 |
|
mr.
Carolus de Roy
[Charles
de Roy]
[Carel de
Roy] |
|
|
|
Dorothea
de Roy |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op zaterdag 16 januari 1655 zijn Charles
de Roy en Dorothea de Roy in Tilburg voor de
schepen-bank wettelijck in ondertouw aengetekent,
omme naer voorgaende sondaechsche proclamatien sonder
wettige verhinderingen in den echten staet te worden
bevesticht.[3]
Normaal gesproken zouden de afkondigingen
van het huwelijk op 17 januari 1655, 24 januari 1655 en
31 januari 1655 moeten plaatsvinden.
Hoogstwaarschijnlijk had het bruidspaar op 2 februari
1655 een huwelijksvoltrekking voor ogen.
Dat liep echter anders, want nog voor de
derde huwelijksproclamatie maakte moeder Maria van
Heijst bezwaar tegen het huwelijk. Zij eiste, dat de
vorster de derde huwelijksproclamatie achter wege zou
laten, één en ander op straffe van een boete van f.50,-.
Omdat Brabant als Generaliteitsland aan
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was
toegevoegd, gold daar dus ook de wetgeving van de
Republiek. In de Politique Ordonnantie van 1580
waren onder meer regels voor huwelijksvoltrekkingen
opgenomen.
In het derde artikel van deze ordonnantie
stond, dat degenen die in ondertrouw wilden gaan konden
compareren voor de magistraten of kerkdienaren van hun
woonplaats. Bij hen konden zij het verzoek doen om hen
de drie zondagse proclamaties te vergunnen. Degenen die
beletselen of hindernissen zagen bij een
huwelijksvoltrekking op grond van bloede, swagerschap
of voorgaende beloften konden de
huwelijksvoltrekking ophouden. Mannen die jonger waren
dan 25 jaar en vrouwen die jonger waren dan 20 jaar
dienden in ieder geval een consent van de ouders te
overleggen.
Personen boven de respectievelijk 25 of
20 jaar moesten ook een consent van de ouders (voor
zover in leven) kunnen overleggen. Ontbrak er in dit
geval een consent, dan moesten de ouders bij drossaard
en schepenen ontboden worden. Kwamen zij binnen 14 dagen
niet opdagen of weiger-den zij te verschijnen, dan werd
dit opgevat als een toestemming.
Verschenen zij wel, dan moesten zij de
redenen van hun bezwaar kenbaar maken. Er kon niet
eerder getrouwd worden, dan dat de schepenbank met
kennis van zaken een beslissing had genomen.
Over de argumenten waardoor een
huwelijksvoltrekking kon worden verhinderd was niets
geregeld. In dergelijke gevallen werd door ouders
meestal gewezen op de al te grote ongelijkheid van
staat, geslacht en middelen als daardoor onterving van
een geslacht zou kunnen volgen. Ook werd het ontstaan
van een onverzoenlijke haat tussen ouders en kind door
de huwelijksvoltrekking als argument aangedragen. En ook
kwam het vaak voor dat de gezondheidstoestand van één
der aanstaande huwelijkspartners als argument voor
verhindering werd gebruikt.
In de ordonnantie stond precies
beschreven welke familierelaties niet bevoegd waren om
met elkaar in het huwelijk te treden. Ondanks dat de
staatsgodsdienst van de Republiek de
Nederduits-gereformeerde was, werd er niets over
religies in de ordonnantie geregeld.
De ordonnantie stond in het geval van dit
bruidspaar qua leeftijd en verwantschap niets in de weg.
Op deze gronden kon Maria de Roy-van Heijst dus geen
argumenten aandragen om het huwelijk te stuiten.
Charles de Roy en zijn aanstaande vrouw
Dorothea de Roy hadden er kennelijk geen zin in om de
hele procedure omtrent hun burgerlijk huwelijk af te
wachten. Op 2 februari 1655 traden zij te Tilburg voor
de kerk in het huwelijk.[4]
Het kerkrecht verbood onder meer een
huwelijk tussen twee personen, die gemeenschappelijke
grootouders in de 3e graad (consanguinitatis)
hadden. Om die reden zijn zij met dispensatie van die
regel in het huwelijk getreden. Hoe de proclamatie van
dit huwelijk heeft plaatsgevonden is niet duidelijk
geworden. In dit trouwboek werd daarover niets
aangetroffen.
Charles de Roy richtte zich met een
verzoekschrift tot de schepenen. Hij gaf in zijn
verzoekschrift aan een titel te hebben, ouder dan 30
jaar te zijn en geen kind te hebben. Over Dorothea de
Roy schreef hij dat zij, net als haar ouders, van goede
naam en faam was. Hij verzocht de schepenen om de
huwelijksproclamaties doorgang te laten vinden, zodat
hij met Dorothea de Roy in het huwelijk kon treden.
De schepenen waren echter gehouden aan de
Politique Ordonnantie en waren dus verplicht de
moeder van Charles de Roy te laten verschijnen. Zij
gaven vorster Pauwels Denis Joosten opdracht zowel Maria
van Heijst als Charles de Roy op woensdag 10 februari
1655 om 14.00 uur te dagvaarden ten huize van de
drossaard. Daar zouden zij door afgevaardigden van de
schepenbank worden gehoord.
In plaats van te verschijnen lichtte
Maria van Heijst haar bezwaren schriftelijk aan de
schepenen toe. Degene die haar soon placht te wesen
was zonder haar medeweten en consent in ondertrouw
gegaan met de dochter van de bode van Dordrecht. De
slechte reputatie van haar gootvader zou haar familie
alleen maar te schande maken. Ook haar man zaliger was
om die redenen tegen het voorgenomen huwelijk van zijn
zoon geweest.
De schepenen oordeelden dat de door Maria
van Heijst opgevoerde redenen te weinig waren om een
huwelijk van haar zoon tegen te gaan. Zij gaven de
vorster nogmaals opdracht om zowel Maria van Heijst als
haar zoon Charles de Roy ten huize van de drossaard te
dagvaarden voor vrijdag 12 februari 1655 om 14.00 uur.
Maar ook nu koos Maria van Heijst er voor
om haar bedenkingen op schrift te stellen. Haar
dienst-meid bracht haar brief op zaterdag 13 februari
naar de secretarie.
Het geschrift bevatte een hele opsomming
van redenen waarom zij tegen het huwelijk van haar zoon
met deze vrouw was, waaronder:
- twee jaar geleden al had haar man zijn
zoon gezegd tegen dit huwelijk te zijn;
- Charles de Roy zou zijn grootmoeder
beloofd hebben niet met Dorothea de Roy te zullen
trouwen;
- een meester in de rechten kan niet
trouwen met de dochter van een bode;
- ook andere familieleden waren tegen dit
huwelijk;
- Dorothea de Roy zou niet gezond zijn en
lijden aan kortborsticheijt;
- een zoon van een drossaard, die ook nog
meester in de rechten was en ooms had die ook drossaard
zijn geweest, mocht niet tegen de wil van de ouders
trouwen;
- Charles de Roy was haar eerste kind,
dat het respect van zijn moeder verloor;
- zo lang zij leefde zou zij alles doen
om het huwelijk tegen te gaan.
Om een zo goed mogelijk oordeel te kunnen
vellen besloten de schepenen deze delicate kwestie voor
te leggen aan een onafhankelijke rechtsgeleerde. Anton
van Outheusden was doctor in de rechten en griffier van
’s-Hertogenbosch. Hij boog zich over de zaak en kwam op
19 februari 1655 tot de conclusie dat de redenen van
Maria van Heijst niet sijn bastandt ofte concludent
om de geboden te connen ophouden. Hij adviseerde de
schepenen om het huwelijk tussen Charles de Roy en
Dorothea de Roy overeenkomstig artikel 3 van de
Politique Ordonnantie van 1580 doorgang te laten vinden.
De schepenen volgden het advies van de
rechtsgeleerde op en wezen de bezwaren van Maria van
Heijst af. Daarop werd de derde huwelijksafkondiging
alsnog op 7 maart 1655 door de vorster geproclameerd.
Door het ontbreken van het betreffende
trouwboek van de schepenbank van Tilburg en Goirle kon
geen huwelijksdatum worden vastgesteld.
Uit dit huwelijk werden de volgende
kinderen geboren:
1. Elisabeth de Roy werd gedoopt te
Tilburg op 5 mei 1657;
2. Anna de Roy werd gedoopt te Tilburg
op 28 januari 1659;
3. Maria de Roy werd gedoopt te Tilburg
op 19 februari 1661;
4. Jenno de Roy werd gedoopt te Tilburg
op 19 november 1662;
5. Hermannus Hubertus de Roy werd
gedoopt te Tilburg op 3 juni 1667.
Charles de Roy werd te Tilburg begraven
op 28 juni 1655. Zijn vrouw Dorothea Dorothea de Roy
werd op 8 april 1670 te Tilburg begraven.
Bronnen:
[1] (RAT) Tilburg RK doopboek 1621-1635
(St.Dionysiusparochie), f.74
[2] (RAT) Tilburg RK doopboek 1621-1635
(St.Dionysiusparochie), f.188
[3] Extract uit het trouwboek voor
schepenen (dossier in Varia 52a). Trouwboek ontbreekt.
[4] (RAT) Tilburg RK trouwboek 1633-1667
(’t Goirke), f.169
(RAT) Tilburg en Goirle Schepenbank
Tilburg en Goirle Varia 52a (ongenummerd)
De Brabantse Leeuw, jaargang 1955, f.77
(NA) Groot Placaetboeck, deel 1, kolommen
329-343 (Staten van Holland 1-4-1580) |