|
Arnoldus Mutsaars was een jochie van 13 jaar
oud. Hij was de natuurlijke zoon van de
inmiddels overleden Arnoldus Willem Mutsaars.
Omdat hij wees was woonde hij bij zijn oom Jan
Mutsaars in huis. |
|
In de namiddag van dinsdag 25 februari 1727 was
Arnoldus thuis gekomen met een leeg blik bij
zich. Hij vertelde, dat hij het blik had
gevonden in een slootkant vlakbij het
Drossaartsbosken. Dat bosje lag ergens tussen
het Heiken en de Heuvel in Tilburg. In het blik
zat volgens zijn zeggen alleen wat water. |
|
Juist toen hij het blik uit de sloot haalde kwam
Gerart Clemans voorbij. Hij vroeg aan de jongen
wat hij gevonden had. Arnoldus liet het blik aan
Clemans zien en zei verder niet te weten wat het
voor blik was. Clemans zei tegen het ventje dat
het een theebus was en vervolgde zijn weg. |
|
De volgende dag was Arnoldus Mutsaars met een
aantal andere jongens aan het spelen bij de
schuttersdoelen. Daar verscheen buurtbewoner
Simons Schotsmans, die Arnoldus bij zich riep.
Hij zei dat Arnoldus eens naar het huis van
Michiel Kerckhoff moest gaan. |
|
Toen hij daar in het huis was aangekomen zei de
vrouw van Kerckhoff meteen tegen hem, dat hij
haar theebus had gestolen. Zij vroeg hem waar de
thee was gebleven die in de bus had gezeten.
Arnoldus zei tegen de vrouw dat hij van geen
thee afwist en vertelde waar hij de theebus had
gevonden. Zij geloofde niets van zijn verhaal en
zette hem in de kamer van haar huis. |
|
Kort daarop verscheen vorster Jan Erdinga in de
kamer waar Arnoldus was neergezet. Deze pakte
hem bij de mouw en begon hem met een tang te
slaan. Hij wilde dat Arnoldus de diefstal zou
bekennen en riep hem toe “Gij honsvot hebt
het tog gedaan ende sult het seggen”.
Arnoldus echter bleef ontkennen. |
|
Erdinga naam daar geen genoegen mee en pakte en
stuk touw. Daarmee bond hij de handen van de
jongen bij elkaar en trok ze omhoog. Vervolgens
bond Erdinga het touw ook nog om de hals van het
ventje. Het touw zat zo strak dat het hem pijn
begon te doen. De jongen schreeuwde het uit van
de pijn. |
|
Toen er op het geschreeuw van Arnoldus enkele
mannen de kamer binnen kwamen, maakte Erdinga
het touw los en nam de jongen mee naar buiten.
Met een hele horde mensen achter zich aan bracht
de vorster de jongen naar het ven achter de
Heuvel. Daar zag Jan Mutsaars de vorster met
zijn stiefzoon en vroeg of hij de jongen
gevangen had genomen. Erdinga antwoordde daar
ontkennend op, waarna Mutsaars vroeg hem dan
vrij te laten. Dat wilde Erdinga niet, want hij
wilde eerst met de jongen naar het huis van
Smittens. De vorster vermoedde dat Arnoldus dan
het theeblik daar gekocht had. Toen dat geen
positief resultaat had werd Arnoldus
vrijgelaten. |
|
Jan Mutsaars pikte deze gang van zaken niet en
diende een klacht in bij de schepenen van
Tilburg en Goirle. Hij vond dat men in een
land van goede politie en justitie niet op
een dergelijke wijze behandeld mocht worden. |
|
Hij wenste dat de jongen een vergoeding zou
krijgen wegens geleden pijn, smert en schaade.
De ledematen van Arnoldus deden immers nog
steeds pijn. Verder wilde hij eerherstel voor de
jongen wegens hem aangedaan onrecht. |
|
Nieuwegein, april 2016
John van Erve |
|
Bron: (RAT) Tilburg en Goirle R627, ongef.
(27-2-1727) |