INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

John van Erve

Het comptoir van de Convooien en Licenten te Tilburg.

 

 

http://www.hubert-herald.nl/kmar002.jpg

 

 

Op verschillende plaatsen in de Republiek der Verenigde Nederlanden waren kantoren van de Convooien en Licenten gevestigd. Deze kantoren, die we tegenwoordig douanekantoren zouden noemen, ressorteerden onder één van de Admiraliteitskamers. De kantoren in Staats-Brabant vielen onder de Admiraliteit Op de Maze te Rotterdam.

 

De belangrijkste persoon op een kantoor was de Ontvanger of Licentmeester van de Convooien en Licenten. Naast hem werkten op het kantoor nog een controleur en een commies ter recherche.

 

Hun taak was toezicht te houden op het in- en uitvoeren van goederen. Daarvoor moesten kooplieden of voerlui zich melden op het kantoor en daar een paspoort voor hun goederen aanvragen.

 

Ook in Tilburg was een dergelijk kantoor gevestigd, waarvan Willem Engelen van Ophuijsen Licentmeester van de Convooien en Licenten was. In de archieven komen we hem in het jaar 1660 voor de eerste keer in deze functie tegen. Met een korte onderbreking vervulde hij deze functie in ieder geval tot en met 1688.

 

Van Ophuijsen was afkomstig uit Arnhem. Hij deed op 24 december 1649 belijdenis en werd in het lidmatenregister van de kerk in Tilburg ingeschreven[1]. Op 8 december 1651 trouwde hij in Waalwijk met Elisabeth Heckx. Uit het gezin kwamen zeven kinderen voort, die allemaal in Tilburg werden geboren en gedoopt.

 

In de jaren 1654 en 1655 was hij schepen van Tilburg en Goirle. Ook in de jaren 1683 en 1684 bezette hij een plaats in de schepenbank. Van 1687 tot en met 1699 was hij president-schepen.

 

Bijzonder is dat Van Ophuijsen in de zeventiger jaren van de 17e eeuw behalve Licentmeester in Tilburg ook nog borgemeester in Waalwijk is geweest. Bij zijn veelvuldige afwezigheid liet hij zijn werkzaamheden waarnemen door controleur Johan van den Brouck [van den Broeck] en commies Mattheus van Nieukerck. In eerdere jaren was ook Richard Versteeg commies ter recherche. Af en toe bezocht Van Ophuijsen zijn kantoor in Tilburg.

 

Zoals in die tijd wel vaker gebeurde werden de baantjes binnen de eigen kennissenkring verdeeld. Zowel Van den Brouck als Nieukerck en Versteeg waren schepenen van Tilburg en Goirle op het moment dat Van Ophuijsen dat ook was.

 

Samen met Cornelis Hart heeft Van den Brouck in het jaar 1651 getracht het schoutambt van Tilburg en Goirle te kopen[2]. In dat jaar was er een vacature voor het schoutambt ontstaan door het overlijden van Herman Jansz de Roy. Het schoutambt werd toen tijdelijk waargenomen door Christiaen de Roy. Vervolgens werd in de loop van het jaar 1651 Abraham Lodewijckx van Wesep tot schout van Tilburg en Goirle benoemd.

 

Johan van den Brouck was getrouwd met Johanna Daesdoncq. Op 10 april 1653 werden zij met een attestatie uit Gouda in het lidmatenregister van Tilburg ingeschreven1. Na het overlijden van zijn vrouw is hij in het jaar 1687 weer naar Gouda vertrokken. Schepen was hij in de jaren 1654 en 1655. Daarna was hij nog schepen van 1661 tot en met 1666 en in de jaren 1669 en 1670.

 

Van Ophuijsen was niet altijd even medewerkend. Zo kwamen er op 21 juni 1659 rond de avond zesendertig paarden bij herberg en stalling De Drie Zwaantjes te Tilburg aan. Herbergier ervan was Adriaen van Grinsven. De paarden werden begeleid door Peter Sijmons uit de Bommelerwaard. Hij was de knecht van Jan Luijens uit Mechelen, aan wie de paarden toebehoorden. Luijens was commissaris van de (rooms-katholieke) Koning van Spanje. Zou dat de reden van zijn onwelwillend gedrag zijn geweest?

 

Van Grinsven is de volgende dag met Peter Sijmons naar het kantoor van Willem van Ophuijsen gegaan. Hij verzocht Van Ophuijsen dringend om de paspoorten van deze paarden te tekenen. Dat heeft Van Ophuijsen gedaan.

 

Nu waren er nog paspoorten nodig voor het weer terug laten reizen van de paarden naar Mechelen. Van Ophuijsen wilde daarvoor geen paspoorten afgegeven, omdat hij hier eerst wilde overleggen met de Admiraliteit in Rotterdam.  De knecht zei, dat hij dan zonder paspoorten door zou rijden en de eventuele schade of onkosten op Van Ophuijsen zou verhalen.[3]

 

Of Van Ophuijsen blij was met Johan van den Brouck als controleur valt nog te bezien. Van den Brouck deed zijn werk hoogstwaarschijnlijk niet naar tevredenheid. Van hem werd verwacht, dat hij paspoorten in contraboeken registreerde. Van den Brouck voerde dat niet nauwgezet uit.

 

Op verzoek van Willem van Ophuijsen ging notaris Charles de Roy in het voorjaar van het jaar 1661 met hem mee naar zijn kantoor. Daar toonde hij de notaris een aantal lege vellen, alsmede enkele bladzijden van de controleboeken over de jaren 1659 tot en met 1661. Deze bladzijden waren niet of onvolledig door Van den Brouck ingevuld. Er stonden slechts enkele paspoorten vermeld, terwijl er meer waren uitgegeven of ontvangen.[4]

 

Het kwam nogal eens voor dat Johan van den Brouck niet op het kantoor aanwezig was. Vanaf 1667 heeft Richard Versteeg als commies ter recherche de honneurs van Van den Brouck verschillende keren waargenomen. Het geld wat hij voor paspoorten ontving heeft hij steeds aan Van den Brouck gegeven. Een kwitantie heeft er nooit voor ontvangen. Een aantal keren hebben hij en Van den Brouck het ontvangen paspoortgeld in herbergen verdronken en verteerd. Ook heeft Versteeg weleens van tevoren geld aan Van den Brouck gegeven, hetgeen later werd verrekend met het ontvangen paspoortgeld.

 

In de tijd dat Willem van Ophuijsen in Waalwijk verbleef, heeft commies ter recherche Mattheus Nieukerck het bureau van de Convoijen en Licenten na 1675 waargenomen. Vaak heeft hij het ontvangen paspoortgeld aan Johan van den Brouck gegeven. Soms kwam Van Ophuijsen poolshoogte nemen en vroeg hierover aan Nieukerck: “Waerom geeft ghij aen de conterolleur soo veel gelt. Hem comt soo veel niet toe, als ghij hem gegeven hebt.”

 

Nieukerck heeft indertijd aantekeningen gemaakt van de bedragen die hij aan Van den Brouck heeft gegeven. Deze aantekeningen waren echter in de loop der tijd onvindbaar geworden. Hij heeft meerdere keren gezien dat Van den Brouck na het tekenen van de paspoorten het paspoort-geld zelf van de kooplieden heeft ontvangen en in zijn zak heeft gestoken.[5]

 

Ook Johan van Ophuijsen nam zo af en toe de werkzaamheden op het kantoor van de Convooien en Licenten waar. In de periode van 1674 tot en met 1680 heeft hij meermalen het ontvangen paspoortgeld aan Van den Brouck gegeven. Een kwitantie werd er ook nu niet voor afgegeven. Johan van Ophuijsen heeft meerdere keren gezien dat Van den Brouck het paspoortgeld zelf van de kooplieden heeft ontvangen.

 

Het is meerdere keren voorgekomen dat hij en Van den Brouck samen het ontvangen paspoortgeld in herbergen zijn gaan verdrinken en verteren. Vaak zei Van den Brouck geen geld meer te hebben. Hij verzocht Johan van Ophuijsen het gelag te betalen.[6] Dat werd later met de ontvangen paspoortgelden verrekend. Het kan haast niet anders, dan dat Van den Brouck uit zijn functie is ontheven. In de functie van controleur kwam hij in de archieven niet meer voor.

 

Ondertussen was Willem van Ophuijsen weer volledig beschikbaar als Licentmeester. Henricus Hubertus de Roij was de nieuwe controleur geworden. Maar of de samenwerking tussen deze twee mannen goed verliep is nog maar zeer de vraag. Van Ophuijsen gaf De Roij geen of nauwelijks inzage in de boeken en gaf paspoorten af op momenten dat De Roij niet aanwezig was. Vaak deed hij dat buiten kantooruren. Maar ook van buitenaf waren er klachten over Van Ophuijsen. Die klachten hadden voornamelijk te maken met het niet terugbetalen van borgsommen voor paspoorten en de wijze waarop hij zijn cliënten bejegende.

 

Deze problemen waren ter oore gekomen van de Admodiateur van de Convooien en Licenten[7] in Rotterdam. Hij gaf zijn directeur Johan van Beughem opdracht om Van Ophuijsen de wacht aan te zeggen. Van Beughem stelde op 18 december 1687 een akte op en gaf notaris Cornelis Cloostermans opdracht deze aan Van Ophuijsen te overhandigen. De klachten aan het adres van Van Ophuijsen waren:

 

-    hij verleende paspoorten buiten de gestelde uren en in afwezigheid van de controleur of de commies;

-    hij zuiverde paspoorten die al verlopen waren;

-    er waren veel klachten bij Johan van Beughem over Van Ophuijsen binnengekomen.

 

Diezelfde dag nog ging de notaris met de getuigen Charles Francis van Susteren en Felten Heuvel-mans naar Willem van Ophuijsen. De notaris las de akte van Van Beughem aan hem voor en overhandigde hem er een kopie van. De akte bevatte tevens een aantal punten waaraan Van Ophuijsen zich in de toekomst moest houden, te weten:

 

-    hij moest op zijn kantoor altijd alles met betrekking tot de convooien en licenten aan Henricus Hubertus de Roij geven;

-    hij moest hem de documenten in alle rust laten controleren en hem behoorlijk toegang tot de documenten geven;

-    bij afwezigheid van de controleur mocht hij geen paspoorten meer afgeven en hij mocht het alleen doen op de vastgestelde tijden;

-    hij mocht geen inlandse paspoorten meer zuiveren na het overschrijden van de geldigheidsduur;

-    hij moest te allen tijde alle gezuiverde paspoorten aan de controleur tonen, zodat deze ze in zijn contraboek kon aantekenen.

-    hij moest voortaan alles doen wat van een licentmeester verwacht mocht worden.

 

Willem van Ophuijsen nam de kopie van de akte in ontvangst en zei tegen notaris Cloostermans dat hij contact zou opnemen met Johan van Beughem.[8] Of één en ander daarmee is verbeterd is niet bekend. In de archieven werden geen geregistreerde klachten meer aangetroffen.

 

Op 22 juni 1700 werd Willem van Ophuijsen te Tilburg begraven.

 

 

 

Nieuwegein, 6 februari 2015

 

John van Eve

 


[1] (RAT) Tilburg lidmatenregister 1648-1734, f.1

[2] (SAA) Amsterdam N2420C-130 (14-8-1651)

[3] (RAT) Tilburg N14-180v (22-4-1660)

[4] (RAT) Tilburg N15-66 (15-4-1661)

[5] (RAT) Tilburg N30-7 (12-7-1681)

[6] (RAT) Tilburg N30-8v (15-7-1681)

[7] Hoogste ambtenaar van de Convooien en Licenten bij Admiraliteitskantoor

[8] (RAT) Tilburg N60-365 (18-12-1687)