CuBra

HOME
AUTEURS

John O'Mill is de schrijversnaam van Jan van der Meulen (Breda 1915 - 2005); tot 1975 leraar Engels in Breda. De hier opgenomen bijdrage verscheen oorspronkelijk in Noord-Brabants Schrijversboek, Den Bosch, 1981. De grootste bekendheid verwierf O'Mill met zijn geestige gedichten die aanvankelijk in een mengvorm van Engels en Nederlands geschreven werden, later ook met gebruik van andere vreemde talen. In 1956 verscheen zijn eerste bundel, 'Lyrical laria in Dutch and double Dutch' die tot 1983 15 herdrukken beleefde. Daarnaast publiceerde hij vele andere succesvolle titels in hetzelfde genre zoals Rollicky Rhymes (1957), Curious couplets (1958), Tafellarijmvet (1958), Bonny Ballads (1959), Mixture (1961), Louter geleuter (1962), Cocktail (1963), Complex (1965), Puure Piffel (1965), Medical Mess (1968), Op deuren en glazen (1973), Literary Larycook (1977), Loony Lyrics (1981), penfruit Prullaria (1983), Boloney Belletrie (1984).

De Veest

John O'Mill


Bredaner Beiträge Zur Pan-Europäischen Windologie

Een Burlesque Scientifique

Voor deze bijdrage tot de pan-europese flatulogie, geschreven in opdracht van de Stichting Eurogaz, Vierwinden Alleen 4711, Darmstadt, is de term 'veest' gekozen als uitgangspunt voor alle nuanceringsaanduidingen in de terminologie van de wetenschap der ontsnappende darmgassen, zijnde de oudste reeds in het middelnederlands gebruikte term. Professor A. J. Barnauw gebruikte de term in 'De Vertelling van de Molenaar', door hem vertaald uit Geoffrey Chaucer's 'Canterbury Tales' en wel in regel 3801 van deel 1. pag. 113 van 'De Vertellingen van de Pelgrims naar Kantelberg', uitgave Tjeenk Willink, Haarlem 1930.

Ik citeer.

Hij haast zich om 't vensterluik te ontsluiten

en steekt al stillekens zijn aars naar buiten,

meer dan sijn achtervlak, tot aan die dijen

en Absolom, die klerk, begon te vleien:

'Spreek, soete vogel, 'k zie niet waar ge staet'

als Nicolaas een veest ontsnappen laet

dat hoor en sien vergaet!

Bij de keuze dezer term heb ik mij in eerste instantie laten leiden door de gedachte dat de veest centraal staat in het verbale scala van de maatschappelijke distincties die ook de mensenwind kent.

Het kleine kind, immers, laat 'poepjes', de slager 'een scheet', Moeder Overste 'een gasje'. De kleurloze woordenboekaanduiding 'wind' hield tot voor kort het midden tussen de troetelterm 'poepje' en het krakend volkswoord 'scheet'. De gevoelswaarde van deze term onderging abrupt een verandering op donderdag 17 februari 1966, en de nuanceverschuiving voltrok zich nota bene in de deftigste zaal van de deftigste stad van Nederland: De Ridderzaal te 's Gravenhage, ten overstaan van het deftigste gehoor, daar bijeengekomen ter gelegenheid van het ondertrouwfeest der kroonprinses. Ten aanhore van Nederlands high-society, alsmede zes millioen t.v.-kijkers werd het woord 'bescheten' door mr. Paul van Vliet, cabarettier , toegezongen tot de koninklijke familie op de voorste rij die de term (dit zij gezegd) schaterlachend ontving. Ondanks deze verschijning van de geest van François Rabelais in Neerlands Ridderzaal acht ik het wetenschappelijk gezien academisch meer verantwoord de term 'wind' te handhaven en niet de door mr. Van Vliet geïmpliceerde 'scheterige' term. Evenmin als één zwaluw zomer maakt veroorzaakt één scheet, zelfs in de Ridderzaal gelaten (zij het verbaal) een evolutie in de terminologie der windologische wetenschappen. Ik zal mij daarom van geen andere term dan 'wind' bedienen tenzij een bepaalde nuancering der gasproduktie in het spijsverteringskanaal raker geschetst zou zijn door een andere term. Het is verder van belang dat men zich realisere dat dit essay zich beperkt tot de mensenwinden. Dit te vermelden is niet overbodig daar vrijwel ieder van ons weet uit eigen ervaring met huisdieren of een verblijf op de kampeerboerderij dat onze viervoeters tot opmerkelijke prestaties in staat zijn in het groot concert van Aeolus. De 9-jarige ruin van Jan Willem Podt uit Look laat dagelijks winden als een leeglopend luchtbed (tijdsduur 2 minuten) volgens Panorama 42, jaargang 60.

Onder de mensenwinden wilde ik allereerst een hoofdverdeling aanbrengen in twee groepen, te weten:

1. de Trompetwinden en

2. de Feiven.

Met de trompetwind wordt in dit artikel de rondbillige veest aangeduid, in de volksmond ook wel genaamd 'de recht voor z'n reet scheet'. Niet dus de zich onder stoelen en banken stekende doef.

De volksbenaming is daarom zo raak omdat de trompetwind par excellence de wind is die men nimmer een ander in de broek kan schuiven (een ongeluk zit immers vaak in 'n klein broekje.) De trompetwind is als het ware Her Master's Voice, herkenningsmelodie van de trompetter.

De Feif daarentegen is in alles het tegenovergestelde van de trompetwind. Zij is de typische stille stinker, de doef, die haar afkomst verdoezelt en door haar verwekker te verloochenen verwarring sticht onder de aanwezigen.

Door de eeuwen heen heeft de mensheid in alle rangen en standen sympatie gekoesterd voor de eerlijk knallende trompetwind en slechts afkeer en walging voor de feif.

In het verslag, door Mark Twain vastgelegd in zijn essay 'Sixteen One' van een avondje aan het hof van koningin Elizabeth 1 van Engeland, lezen we hoe in het illustere gezelschap (Shakespeare was aanwezig, alsmede Lord Bacon en Sir Walter Raleigh) het geviel dat iemand in het vuur van het debat een trompetwind liet ('yt befell that someone did breake wind'), waarop Hare Majesteit: 'Good Queen Bess', verre van verontwaardigd of ook maar in het minst majesteitelijk geschonden, uitriep in onverbloemde bewondering: 'in mine eight and sixty yeares have I not heard the fellow to this fart!' Als Hare Majesteit in haar acht en zestigste levensjaar het evenbeeld van deze fraaie veest, type Trompet 1 in engelse handboeken ook wel 'rocksplitter' genaamd nog niet had gehoord dan mogen wij gerust aannemen dat we hier te doen hebben met een historische scheet (flatus historicus), want het ligt voor de hand dat zij te midden der hovelingen, die er uiteraard beter van aten dan het gemene volk, wel het een en ander had horen blazen door hoos en hoepelrok.

Dat niet alle staatshoofden de zielenadel bezaten om zo te reageren als Elizabeth I van Engeland kunnen we leren uit het volumineuze werk 'Shogun'. Hierin vermeldt de schrijver James Clavell, kenner van het 17de eeuwse Japan, hoe de eenvoudige visser Uo dat jaar (1601) het kampioenschap windbraken (windbreaking) had bevochten op het naburige dorp. Zijn feodale Heer en Meester, de machtige Omi San was zo gevleid door de eer zijn provincie bewezen dat hij de visser voor een feestmaal uitnodigde ten paleize. Met gekruiste benen op kussens gezeten rond de fijngevlochten biezenmat waarop wel honderd porseleinen kommetjes en schaaltjes waren uitgestald tussen sierlijk geschikte bloesemtakken liet het illuster gezelschap zich de spijzen smaken en de saké kommen vullen. Uo, held van het festijn, steeg de roem en de saké zo naar het hoofd dat hij besloot zijn gastheer te verrassen met een zo mogelijk nog fraaiere veest dan de Bazuin A 1, die hem het kampioenschap had bezorgd. Gebruikmakend van een moment stilte in het tafelgesprek liet Uo een veest van zulk een kracht dat er een naadje losraakte in het kussen waarop hij was gezeten en door de geweldige windstoot (7 op de schaal van Rufter) stoof een wolk eiderdons uit het kussen op naar het plafond om vervolgens als sneeuw neer te dwarrelen op het onthutste hoofd van Omi San en erger nog in de kommen en schalen spijs en drank. Deze daad van dronken overmoed kostte de drieste visser de kop. Een gebaar van de vertoornde gastheer volstond om de dienstdoende samurai zijn zwaard te doen trekken en de euvele pretbederver te decapiteren.

Eeuwen later toonde een nog machtiger oosters staatsman weer meer begrip voor de veest. De grote stuurman van China Mao Tse Toeng gaf zijn 800 millioen kameraden het volgende advies:

Ge voelt u veel beter, kameraad,

als g'een wind (kracht 7) laat

en vóór die wind zijn geur vergast

Uw darmen van hun vracht ontlast.

De engelse prozavertaling van zijn woorden vindt u op p. 68 van 'Time' van 6-11-1972: 'You'll feel better, comrades, after you break wind and move your bowels.'

In een wetenschappelijke verhandeling over de darmgassen kan natuurlijk niet worden volstaan met een simpele verdeling in twee hoofdgroepen. Zo zijn de trompetwinden weer gemakkelijk onder te verdelen in: a) knalruften; b) sireneveesten; en c) schaterwinden. (l) De Knalruft is de korte maar krachtige onder de veesten, de militaire, explosieve wind, door duitse windologen 'Sprengwind' genaamd. De sireneveest is de langgerekte trompetwind, voor het eerst op band vastgelegd door prof. Sven Behrstront van de Universiteit van Kopenhagen, tweede kerstdag 1949, en door hem 'Posaunevind' gedoopt. Voor de Nederlandse nomenclatuur stel ik voor de term 'Bazuinwind'. Vanzelfsprekend zijn er voor de geoefende windoloog nog vele variaties waarneembaar tussen deze beide uitersten van het genus trompetwind. (2)

Verdere nuances zijn echter alleen waarneembaar met behulp van een groot en kostbaar instrumentarium waarbij we dan terecht komen op het terrein der experimentele laboratoriumwindologie, d.w.z. buiten het bestek van deze verhandeling, slechts bedoeld om de belangstellende leek enig inzicht te verschaffen in de wetenschappelijke achtergronden van het fenoneem. De historische achtergrond wat scherper tekenen leek ons meer op zijn plaats, vandaar de anecdote van Koningin Elizabeth, die haar waardering voor een toonzuivere knalruft ongetwijfeld van haar vader heeft geërfd. Hendrik VIII's lievelingsnar specializeerde zich in windraadsels als bijv.: 'What is it that, being born without life, lip or eye yet runs through the world roaring till it die?' Als dan het gezelschap voorwendde niet bij machte te zijn dit raadsel te ontcijferen en de nar het antwoord gaf: 'A fart', vergoot Zijne Majesteit tranen van het lachen tot hem de ogen hiervan pijn deden:

And King Henry laughed till his eyes would smart

when he heart the answer: 'Sire, a fart!'

zo lezen wij op blz. 48 van E.S. Turners 'The Court of St.James' Ballantine Books.

Wat alle soorten trompetwinden gemeen hebben en wat hen tevens scheidt van de feiven is het geringe geurgehalte. De feifwinden zijn de typische stankveesten. Proefnemingen in de verschillende Poepologische Laboratoria hebben aangetoond dat de normaalfeif bij gunstige windstand met de blote neus waarneembaar is op een afstand van 12 meter. In Oxford en Cambridge heeft men in de Fartological Laboratories wel eens 40 voet gemeten, maar hier mag niet onvermeld blijven dat de proef plaats vond op Boxing Day, de dag waarop de engelse apothekers hun jaarrestant zuiveringszout verkopen ter leniging van de nationale flatulentie, ontstaan door massale maagoverlading (kalkoen met plumpudding).

Ook de feiven zijn weer onder te verdelen in twee groepen, auditief en olfactorisch onderscheiden in respectievelijk: a) Zuchtfeiven, die bij volkomen afwezigheid van bijgeluiden door het menselijk oor worden waargenomen als diepe broekzuchten, en b) Spookfeiven, zuiver olfactorische veesten, met geen enkel gehoorapparaat te registreren. Hoewel dit naar mijn weten het eerste essay is waarin de wind in europees perspectief behandeld wordt - slechts enkele toegewijde vorsers hebben het tot nu toe gepresteerd voor experimentele doeleinden d.m.v. rectum katheters wind op te vangen - is toch de veest als zodanig niet spoor- of reukloos aan ons voorbij gegaan in de eeuwen achter ons. In alle tot dusver ontdekte beschavingen en derzelver talen treffen wij idiomen aan die de veest bij naam noemen. Om bij huis te beginnen zijn daar de nederlandse idiomen: 'Iemand de wind van voren geven, Behoorlijk de wind er onder hebben, Zo de wind waait, waait mijn rokje, Iemand een poepie laten ruiken, en nog vele andere. Men hoede zich echter voor volksetymologie! De Klimmende Winde bijv. is een plant, een klimplant, de bekende Ippomea alba. Ook is er etymologisch geen verband te leggen tussen het engelse 'rock' van de 'rock-splitters' voornoemd en ons 'rokje' (it's an ill wind that blows no one any good!) Professor Fartingay verwijst in zijn 'Rocksplitters and Taillifters' naar ons Nederlands spreekwoord 'Zo de wind waait, waait mijn rokje'. Volkomen ten onrechte! Buiten de familie der Indogermaanse talen levert het Fins een aardig voorbeeld van de invloed van de veest op de volkstaal in het door heel Finland nog heden ten dage gangbare spreekwoord: Suuomo feifi, tuuoomo liefi. De windologische waarde van het oud-russische spreekwoord: Doevje goelaszje, feifolietsje moeraszje wordt in twijfel getrokken door Professor Broekman in zijn laatste publikatie: 'Tussen Ruftbol en Raasdonder'. In deel vier van zijn standaardwerk 'Winden over Azië' vermeldt ook Professor Doeve dat in voornoemd russisch spreekwoord niet de mensenwind wordt bedoeld, maar de steppenwind die de geur der moerassen de hutten der moezjieks binnenvoert. Hoewel ik professor Doeves autoriteit op dit gebied ten volle erken kan ik toch zijn inzicht niet delen. Men zou immers met het zelfde recht kunnen beweren dat een hazewind niet de wind van een haas was, maar een soort jachthond. Doeve vergist zich trouwens op meer plaatsen. Zo neemt hij onder de Zuchtfeiven de Bleekscheten op, terwijl de bleekscheet in het geheel niet thuis hoort in de windologie. De term duidt niet op een veest doch op een persoon met te weinig kleur op de wangen. (3) Behalve in het taaleigen der volkeren vindt men de veest ook terug in de letterkunde. Ik herinner slechts aan de engelse bestseller 'The Wind in the Willows' en Gulbrandsens meesterwerk 'Winden waaien om de Rotsen' in welk laatste boek vooral de rocksplitters tot hun recht komen. Uit Frankrijk stamt Pierre Pétévent's oeuvre 'Le Mistral' waarvoor hij in 1957 de Prix Bonjour verwierf.

Ook de sibbekunde kent aardige voorbeelden van de rol die de wind heeft gespeeld in het leven onzer voorouders. Zij vermeldt het grappige volksgebruik - nog in ere in sommige delen van Brabant - dat de man die een wind wil vrijlaten het recht geeft een toevallige voorbijganger de wijsvinger toe te steken met het verzoek even krachtig hieraan te trekken. In mijn jeugd hadden wij een postbode die ons knapen dit bijna dagelijks vroeg. In negen van de tien gevallen werd deze kleine vriendendienst dan beloond met een fraaie, heldere volwind van het type: Trompet 1 a) knalruft (non-aromatisch). (4) Wil een engelsman uitdrukken dat hij in de omgang met een medemens een hoge graad van intimiteit heeft bereikt dan noemt hij het recht te mogen wateren in laatstgenoemde's gootsteen (pissing down the sink). Professor Hans Heinz Hosenseufzer bespreekt in zijn vermaarde Bonner Beiträge Zur Alt-Germanischen Windologie de jovialiteit en het good-fellowship die als het ware exploderen gelijk met een spontaan gelanceerde Trompet 1 a) knal, en hij roemt in dit verband inzonderlijk de nederlanders. 'Overal ter wereld' schrijft hij, 'zou dit menselijkste aller mensengeluiden met foeigeroep en/of gefronste wenkbrauwen ontvangen worden.

Niet zo in Nederland. De Nederlander lacht in zo'n geval smakelijk, klopt de slochteraar op de rug en zal zeggen: Goed zo, m'n jongen, laat los die duif. Beter in de wijde wereld dan in een nauw gat... ook als en vooral als hij hem zelf heeft losgelaten.

Uiteraard sluiten wij ons gaarne aan bij professor Hosenseufzers bewondering voor de groot- en blijmoedigheid van onze landgenoten. Hier blijkt eens te meer waarin een klein volk groot kan zijn. Alvorens dit vertoog te besluiten wilde ik even wijzen op de goede naam op windologisch gebied die de nederlanders ook in Frankrijk genieten. Ik vlei me zelfs met de gedachte dat ik de eerste windoloog ben die het ont- en bestaan dezer reputatie heeft weten te analiseren. Wat immers is het geval? De franse taal ligt de noordnederlander wat zwaarder op de tong dan de meer verwante duitse of engelse. In het bizonder de helderheid en beklemtoning der franse klinkers wil hem wel eens ontgaan.

Het werkwoord 'répéter' zal hij bijvoorbeeld vaak vernederlandsen tot 'repeter' en daar nu ligt, volgens mij, de bron en oorzaak onzer reputatie als windologen in Frankrijk. 'Péter' is namelijk het normale franse werkwoord voor windenlaten en 'répéter' betekent der halve 'opnieuw winden laten'. In de meeste gevallen is het dus onbewust dat de nederlander in Frankrijk zich op windologisch terrein begeeft. Hij meent 'herhalen' te zeggen in het frans, maar zegt in werkelijkheid 'ten tweede male veesten'. De Fransen zelf noemen de normale veest (trompet 1 a) ruft) 'un pet'.

In 'Le Mistral' noemt Pierre Pétévent de aardige anecdote van de Renaissance kardinaal die in zijn slaapvertrek bij het ochtendgloren de nieuwe dag begroette met een Trompet 1 c) schater (windkracht 7) zich niet bewust van het feit dat achter het kamerscherm zijn valet de chambre reeds doende was het scheerwater te verwarmen. Ondanks zijn schrik riep hij (de kamerbediende) in spontane bewondering: 'Quelle pétulance, votre Eminence!' Nu is 'la pétulance' volgens de woordenboeken het franse woord voor 'de onstuimigheid, de onbesuisdheid' , maar de vertaler van Pierre Pétévents boek had toch als windoloog moeten begrijpen dat de bediende niet riep: 'Welk een onstuimigheid, Eminentie' , doch 'Welk een fraaie veest lanceert Uwe Eminentie daar!' (Quel pé tu lance, Votre Eminence'. (5) Hier zien we weer eens wat een wetenschappelijk werk aan waarde kan verliezen door een vertaling. Ik raad u derhalve aan Le Mistral in het origineel te lezen en verwijs de belangstellende leek die zich verder wil verdiepen naar 'De Scheurbuikspreker' van Felix Tinker.

Tot besluit van mijn verhandeling wilde ik een citaat aanhalen uit de O'Mill O'Mnibus waarin de volksdichter zijn lezers voorhoudt hun gezondheid niet te schaden door het inhouden van darmgassen uit misplaatste vrees afbreuk te doen aan het imago van hunselijke waardigheid:

Laat er eens een; voor de aardigheid,

eens van uw levensdagen.

Wat gij verliest aan waardigheid

wint gij aan welbehagen.

 

Noten

1 - Voor de leek moeilijk te onderscheiden van de 'ratelruft'

2 - Het woord trompet is afgeleid van La trompe; het blaasinstrument en Le Pet; de veest (pet de lapin; letterlijk Knijnescheet = ding van niks).

3 - James Clavell wijst er op dat Doeve 'kamikaze' fout vertaalt met 'Veest der Goden' , het moet zijn Goddelijke Wind

4 - Men verwarre dit niet met het franse gebruik iemand een veest in de vuist te drukken (péter quelqu' un dans la main) hetgeen niet meer betekent dan: iemand in de steek laten

5 - Een kardinaal die zich laat tutoyeren door zijn bediende??? - Merkwaardig - Se non è vero, Monsieur Pétévent, è ben trovato!

6 - Geen charlatan was de niet bij naam genoemde Amsterdammer die dr. fr. Perls M-D Ph-D, grondlegger van de Gestalt Therapie in 1933 in de hoofdstad ontmoette - 'He could fart a whole melody but had to tank himself up the day before by eating beans and cabbages' schrijft Dr. Perls in 'In and Out the Garbage Pail' Bantam Psychology Books, p40

 

Bijlage

De veelbesproken franse petomaan Louis Pujol hoort niet thuis in een wetenschappelijke verhandeling- De man was anaal-aerophaag, m.a.w. een charlatan, die door een aangeleerde beheersing van de anale kringspier buitenlucht de dikke darm inzoog om die dan weer uit te stoten als gold het darmgistingsgas. (6)

Wel hoog genoteerd in de analen der petologie staan echte grootmeesters als wijlen Jozeph Stalin. Het juiste aantal en het type winden dat de maarschalk per dag het Kremlin inzond is helaas niet opgetekend, waardoor hij als maatstaf vervalt. Normaal voor de westerse mens van onze eeuw mag heten 5-15 per dag.

 

Literatuur

Serieuze amateur petologen onder mijn lezers verwijs ik naar de publikaties van de Amerikaanse onderzoeker dr. M. Levitt, die op zijn speurtochten door het menselijk lichaam niet alleen stikstof aantrof en het zeer brandbare waterstofgas, maar ook het gemene kooldioxyde en methaangas. Het zijn de bacterieën, te gast in onze ingewanden, die in continubedrijvigheid voor de produktie zorgen. Weinig kans dus dat de wind ooit gaat liggen (Panorama 37).

In zijn meest recente publikatie 'Over Kortademigheid in de Endeldarm' wijst hij nog eens op het gevaar der lichtontvlambaarheid der meeste gassen en waarschuwt tegen huiskamerproefjes als het uitblazen van een kaars met de anus. Absoluut ongevaarlijk is alleen de proef in de badkuip die ik ieder geïnteresseerde petoloog aanraad. Laat voor de aardigheid uw laatste van de dag eens gezeten in de volle badkuip en houdt een brandende lucifer boven de opstijgende bel. Vooral als u eerst het licht uitdoet is de proef indrukwekkend. Hiermee bewijst u en passant dat Louis Pujol een oplichter was. Als hij op het toneel een echte Trompet 1 a) had losgelaten op de brandende kaars i.p.v. ingezogen lucht zou hij een week op de blaren hebben moeten zitten.

Menig kapitale boerderij is in de as gelegd door een melkknecht die in de koestal een sjekkie opstak onder een opstaande koestaart. Het overkwam dr. Schuurman, veearts in Harreveld 27-9-'79. Zie 'De Stem' van 29-9-79.

Voor het gebruik van de veest als hulpmiddel bij het vreemdetalenonderwijs verwijs ik naar 'De Less van eenen Franschen Schoolmeester' Deel 4 van Jeroen Jeroense's: 'Koddige en Ernstige Opschriften', Amsterdam 1698. Met het daarin genoemde 'vernufte broekgekraak' bedoelden onze voorouders de omfloerste Trompet b) sirene.

NAAR BEGIN DEZE PAGINA