Een blanke
voorbijganger was ik, die aarzelend de zee in dook bij Porto Marie,
proefde van de heerlijkheden in de gaarkeuken op de Plaza Bieuw,
genoot van een groot glas bier onder de schaduw van een
parasol en zag hoe wondermooi ze soms zijn, de vrouwen van Curaçao.
In Ottrobanda treurde
ik om de tot puin vervallen architectonische parels. Ze vertellen
een verhaal dat hier
en daar opnieuw herleeft onder de handen van metselaars, schilders
en timmerlui. Daar, langs de glooiende straten van Ottrobanda,
ligt het goud van Curaçao.
Een blanke
voorbijganger was ik die na elk bezoek iets meer verliefd werd op
de charme van Punda, de pastelkleuren langs de Handelskade, de
stranden die zich uitstrekken van de Westpunt naar de Oostpunt, de
blauwe zee waarin mijn koffervisje wacht op mijn volgende duik.
Ik luisterde naar de spookjes, verteld door de geesten van
de kanuk, gefluisterd door oude
zielen in de grotten van Hato.
Een blanke
voorbijganger was ik, die met heimwee terug denkt aan de
afmattende klimtocht in Christoffelpark.
Ik landde op Hato
vanwaar ik weer vertrok.
Vaarwel
Curaçao. Ooit kom ik terug om te luisteren naar de Gele Troepiaal,
te wandelen langs de beelden van Kura Hulanda en te genieten van
die overheerlijke sópí mondongo. |