INHOUD
JANSSEN
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL
KUNST & FOTO
PRINT PAGINA
REAGEREN
 



Jo Janssen

        
Triptiek Curaçao

(Drie ontmoetingen op een eiland dat zonovergoten straalt in de Caraïbische zee. Drie vrouwen, drie verrassingen, drie momenten om in stilte aan terug te denken als de winter toeslaat in de Lage Landen en sneeuw door voorbijrazende auto’s vermalen wordt tot modderige pulp.)

HET GEHEIM VAN DE CHANCHAN             

Ze wiegt en deint als een oud-hollands oorlogsschip op de golven van de Caraïbische zee. Een monument is ze, bewonderd door velen. Haar lichaam is een jubelzang, een koraal dat uit brede orgelpijpen opklimt ter ere van de schepper. Als een verzadigd accoord uit een symfonie van Mahler, waarin oceanen en vulkanen samensmelten, schrijdt ze langs de Heerenstraat. Van been naar been balanceert ze, haar flanken plooiend naar het ritme van de samba die als een perpetuum mobile haar dijen bezielt en modelleert. Onder haar lange gewaad draagt ze vrij haar chanchan, groter dan een watermeloen; sierlijk, stap na stap zettend op het zwart asfalt is ze een majesteit, een koningin. Voor haar geen kakelbonte leggings die als dwangbuizen vastknellen wat ruimte nodig heeft om te kunnen gedijen onder de warmte van de tropenzon en in te ademen de zoute zeelucht van het eiland.
Maria Rosario di Porto zat breed gebeeldhouwd in de witte kunststof stoel met armleuning onder de palmbomen van het pleintje vóór 'Zuikertuintje', een voormalig landhuis buiten Willemstad en nu een befaamde ijssalon. Haar twee bolletjes pistache-ijs lepelend uit een kartonnen beker vertelde ze me een onbekend verhaal. Haar grootmoeder had het meegenomen uit Kameroen, toen de slaven nog met duizenden per schip werden weggevoerd. 
'Het was lang geleden dat Mijnheer God het huis van Adam en Eva had bezocht. Ze waren weliswaar door Hem het paradijs uitgezet na die afschuwelijke affaire met de slang, maar nog wel goede vrienden.Op een weiland even buiten de omheining van de Hof van Eden lag de oudste van de vier dochters van Adam en Eva te zonnen, de buik in het gras, haar gewelfde rug gericht naar de hemel. Mijnheer God zag haar liggen, bekeek haar nog eens goed en dacht: 'het kan beter, mooier, ronder, met meer poëzie. Kom eens hier,' wenkte hij de assistent-engel die de scheppingsklei in een emmertje uit de hemel had meegenomen. (Want je weet als God maar nooit wat je onderweg tegenkomt).
Hij bracht de jonge vrouw in een diepe slaap en boetseerde met grote ronde bewegingen en met veel liefde en aandacht, een ruime hoeveelheid leem op en langs de naar zijn smaak wat te schriel uitgevallen billen. Na een klein kwartier klopte hij wat spetters leem uit zijn baard, veegde het zweet van zijn voorhoofd en zei: 'Dat is beter, veel beter dan dat dunne van eerst'. Hij blies over de leem die onmiddellijk veranderde in soepele huid en stevig vlees. De assistent-engel - dun als een panlat en half doorzichtig - keek een tikje jaloers naar Gods laatste schepping en vloog met hem mee naar de zevende hemel.'
Maria Rosario di Porto, likte het rode ijslepeltje schoon.
'En dan te bedenken', en ze verhief haar stem 'dat die knullen van de marinebasis Parera spotten met onze chanchan. Ze zeggen: 'je kunt er drie pullen bier op kwijt en dan hou je nog ruim plaats over om te toepen'. Haar ogen schoten vuur. 'Branden in hellevuur moeten ze, allemaal!'   

('chanchan' is papiamento voor 'achterste')

 

MADELIEN

Drie dochters heeft ze, 10, 14 en 17 jaar. Kroeshaar, lange benen als zuilen van ebbenhout. schoonheden, alle drie. Als ze vertelt is de kamer vol warm geluid. Ze hoeft geen antwoord te hebben. Ze zegt: “Ja mevrouw,” met de zwabber een dode Antilliaanse kakkerlak opzij schuivend, “heel erg lang is ze, die oudste. En grote voeten! Wel veertig in de maat. U moet dat zien, mevrouw, dat opversieren.” De zwabber schuift desinfecterend over de betegelde porch, terwijl ze verder praat. “Krulletje hier, krulletje daar. Strikje boven, strikje beneden. En dan wrijft ze poeier. Hier…”  Madelien tekent met de top van haar middelvinger een half maantje onder haar rechteroog. “Ik doe dat nooit hoor. Alleen jongelui doen dat. Die smeren alles op hun toet.. En dan, mevrouw, soms gooit ze water uit een flesje op haar jurk. Bah, dat ruikt stink!” De koffie komt. Even pauze met een Bastogne koekje, maar haar mond staat niet stil. “Ha, lekker, dat koekje gaat er wel van binnen.” Tussen twee hapjes door: “En dan de lippen, eerst verven met de borstel en dan nog een randje met de potlood.”
Ze zwaait met haar handen langs haar gezicht om haar betoog te onderstrepen en zegt dan, om de ijdelheid van haar oudste nogmaals te illustreren: “Soms duurt het wel een uur voordat ze uit de spiegel komt!”

 


 

Hieronder kunt u uw reactie mailen naar Jo Janssen
Vul uw naam in:


Geef uw e-mail adres op:


Over welk verhaal gaat het? (datum of onderwerp):


Uw opmerkingen: