Met twee
lettergrepen Chinees en een paar woorden Engels kom je heel ver
als op een late avond de hemel zich lijkt te openen boven Peking.
Het zeshoekige hotel Het Verre Oosten rees met zijn vier
verdiepingen als een klein booreiland uit boven de krotten, de
openbare toiletten en de eethuisjes van de Tieshu Xiejie-straat.
Hier en daar en volkomen willekeurig,
naar het leek, waren wat gaten in het wegdek dichtgesmeerd met
kiezelstenen en cement. Op andere plaatsen liep het afvalwater van
de piepkleine eethuisjes langs spleten in de straat naar een kuil.
De stank van het water verspreidde een aroma dat het
Xuanwei-district in Peking onderscheidt van de andere. De geur van
rottende etensresten, smeltend teer en openbare toiletten streek
langs mijn neusharen toen we in de lome hitte van de avond naar
ons restaurant liepen.
De straat leefde nog volop. Tegenover het hotel hurkte een vijftal
mannen met ontbloot bovenlijf boven een Chinees schaakbord. Een
oude man zat ernaast, op een laag krukje en wees met de steel van
zijn pijp aan welke zetten beter waren geweest. Kinderen met ronde
buikjes en ongewassen billen speelden tussen de afvaltonnen. De
reinigingsdienst was wel langs geweest en had de tonnen geleegd in
de vuilnisauto, maar de rommel op de grond was blijven liggen. Het
glibberde daarom overal en bij elke val werden de billetjes van de
kinderen nog vuiler en plakkeriger. Links
en rechts handen opstekend zeiden we ‘Ni hao.’ Het
antwoord was een glimlach, een zwart gebit vol gaten of een luid
‘Hello.’ Voor de vierde keer gingen we naar het eethuisje van
Xiao Xing, (Blinkende Ster). Jong was ze, mooi en verlegen. Ze
sprak vijf woorden Engels: ‘You like eat and drink?’ Ons
Engels werd schouderophalend beantwoord met het overhandigen van
een tweetalige menukaart: een groezelig vel papier in een plastic
hoes. We wezen
aan: ‘I like this, and this, and this and pijiu (bier)
and mifan (rijst).’
Blinkende Ster had het druk. Ze liep af en aan van onze
vettige tafels en scheve stoelen naar een hok waar twee gaspitten
brandden en vanwaar een verrukkelijke geur naar ons toe wolkte en
ons deed watertanden als de honden van Pavlov. Ze werd geholpen
door een jonger zusje en een oudere broer. Binnen korte tijd stond
in het midden van de tafels een groot aantal borden met groenten,
kip, vlees, rijst en veel flessen bier.
Toen het Hollandse lawaai een aantal decibellen gedaald was,
maakte Blinkende Ster van de stilte gebruik en schoof een krukje
naderbij. Ze wilde ons iets vragen. Met haar handen wenkte ze me
dichterbij, ze legde haar handpalmen onder de kin tegen elkaar,
maakte drie kleine buigingen met haar hoofd en vroeg: ‘You know Jidu?’
Verbazing en schouder ophalen.
‘I don’t
understand, wo bu dong.’ Ze hield vol. ‘Jidu,
jidu, jidu’en boog driemaal het hoofd met gesloten ogen,
zoals ik eerder Chinezen had zien doen in bewierookte tempels vol
boeddha’s. Maar dit was anders. Ze maakte bijna tersluiks en met
een heel klein gebaar een kruisteken: de rechterhand raakte hoofd,
borst en beide schouders. Snel sprak ze: ‘Jidu, malia, malia.’
Plotseling werd me de betekenis van de klanken duidelijk. ‘O,
Jesus! Yes, I understand. Catholic. Roman Catholic. Are you a
Catholic?’
Ze maakte opgewonden
gebaren met beide handen en schouders en bijna juichend zei ze :
‘Yes, yes, Jidu, Malia.’ Ze draaide haar hoofd om naar
de keuken. ‘Papa, papa!’ Een wat oudere man met een dunne
witte baard pakte een krukje en kwam bij ons aan tafel zitten.
Blinkende Ster weer trots naar haar vader. ‘He
love Jidu, he love Malia.’ Uit de paar woorden
steenkolenengels die we wisselden met de man, begreep ik dat hij
onderwijzer was. Hij durfde nauwelijks te vragen of ik misschien
wist wie Jidu was. Mijn antwoord dat ik dat wist en ook
katholiek was, opende zijn hart. Hij nam mijn handen in de zijne,
schudde die langdurig, glimlachte van oorlel tot oorlel en zei dat
hij heel gelukkig was een vriend uit het Bloemenland te ontmoeten.
Blinkende Ster was inmiddels naar het
woonhuis gehold en kwam even later hijgend terug met een boek en
een fles bier. Het boek gaf ze aan haar vader, het bier was voor
mij. ‘For you, my friend,’ zei papa, wijzend op de fles.
Het boek was een liedboek met Gregoriaanse gezangen. Ik
herkende het notenbeeld en de Latijnse teksten. Kyrie,
Gloria, Credo. Zacht neuriede ik de golvende lijnen van een
Gregoriaanse hymne. De dochters en de zoon keken met grote ogen en
luisterden hoe twee mannen hetzelfde lied lieten klinken, de een
in het Latijn en de ander in de Chinese ondertiteling. En op een
hete zomeravond in augustus klonk in een donkere steeg in Peking
tweetalig maar eenstemmig een heel oude melodie: Gloria… |