INHOUD 
GOEDE VRIJDAG
INHOUD
JAN BUSTER
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 

Van Koetshuis en Kerksier 

Daar waar nu de “City Bar “ ligt op no. 45 in de Bisschop Zwijsenstraat, daar stond in 1945 nog het woonhuis van de familie Van Leeuwen . Vader Van Leeuwen was dirigent en componist.
Het was het enige huis met een hekwerk aan de straat en het huis lag veel verder terug dan de rest van de straat. Je kunt dat nu nog zien. Alleen is er nu geen tuin meer maar stoeptegels waar de fietsen en brommers kunnen staan van de bezoekers van de bar.
Aan de linkerkant had je, in ouderwetse stijl gebouwd, een soort koetshuis dat aan het woonhuis was gebouwd en daar zat de heer Van den Biggelaar met zijn werkplaats. Hij was opgeleid als goudsmid en voor kerksier maar - tussen ons gezegd en gezwegen – in 1945 was er helemaal geen goud, wel een klein beetje zilver en koper.
Wachtend op de voortzetting van mijn vakopleiding in Eindhoven hoefde ik bij de NV Volt ‘alleen’ te komen prikken. Dat betekende: te voet van Den Besterd naar Broekhoven lopen, je eigen kaart uit een rek pakken, in een klok steken en op een hefboom drukken. Dan stond dus vast dat ik daar op die en die tijd geweest was. Verder kon ik doen en laten wat ik wou.
Pa werkte op de gasfabriek in Tilburg en kwam in contact met genoemde goudsmid die een hulpje voor overdag zocht. Die Van den Biggelaar was verloofd met de dochter van Van Leeuwen. En aldus begon ik mijn tijdelijke loopbaan bij een goudsmid en maker van kerksier. Veel, zeer veel heb ik er geleerd van het eerlijke handwerk.
En toen werd mijn werkgever ziek. Ernstig. Hij moest naar bed. Hij had pleuritis, een ontsteking van het longvlies. Niet behandelen kan fataal aflopen. Mijn werkgever vroeg mij om te blijven komen zodat de tent bezet was. Ik kon dan het intussen geleerde in praktijk brengen. Dat bestond voornamelijk uit het maken van armbandjes van zilveren dubbeltjes en kwartjes. 
Die zilveren dubbeltjes en kwartjes werden aangeleverd door de Canadese Military Police (C.M.P.) die óók in huize Van Leeuwen was ondergebracht. Wonderlijk waar dat zilvergeld vandaan kwam. Het maken van zo’n armband was een heel karwei en besloeg meerdere dagen. Ook het slotje en de tussenschakels werden met de hand gemaakt. Er ging geen dag voorbij of een lid van de C.M.P. stortte een handvol dubbeltjes op tafel met het verzoek er een armband van te maken. Ik werd betaald met sigaretten, bijvoorbeeld Woodbine of Players in blikjes van 50 stuks. Wat waren ze aardig die Canadezen. Ik zal wel een armoedige indruk gemaakt hebben met mijn geverfd soldatenpakje. Bruin was het, in tegenstelling tot dat van de soldaten die duidelijk groener waren.
Lastig was dat er overdag maar een paar uur gas was. De goudsmid loste het probleem op door aan de kant van de kraan een exhaustor (zuigapparaatje) te zetten dat elektrisch werd aangedreven. Met dit apparaat zoog je gas uit de buizen onder de grond. Hij had zo de gehele dag gas. Dit was ten strengste verboden en werkelijk niet zonder gevaar. Immers wanneer iemand zijn gaskraan vergat te sluiten, zoog je ook zuurstofrijke lucht aan waardoor de kans ontstond op grote ontploffingen. Dat is gelukkig nooit gebeurd .
En zo, terwijl Van den Biggelaar op bed lag, deed ik de zaak. En ’s middags om 12.00 uur was het warm eten. Veel etenswaren stopte mij de kok toe: witbrood, voor ons iets zeldzaams, ‘Porc’ in blikjes die je met zo’n draaisleuteltje kon openen en een blikje met worstjes, ‘hot dogs’ geloof ik.
Elke avond ging ik met een tas vol etenswaren naar huis.
Te voet uiteraard, van de Zwijsenstraat naar Den Besterd .
Maandenlang heb ik dat gedaan totdat een oproep van Philips er een einde aan maakte. Met vijf andere Tilburgers kon ik mijn studie voortzetten in Eindhoven.