INHOUD 
GOEDE VRIJDAG
INHOUD
JAN BUSTER
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 


Reizen in 1945 na de wapenstilstand van  5 mei

Met de Trein? Comfort? Op Tijd? Veilig?
Je moet er niet over zeuren, het was niet anders. Alles was in de war. Overal was gebrek aan dus ook bij de Spoorwegen. Heel Nederland was in een jarenlange actie leeggeroofd door de Duitsers die gebrek hadden aan alles.
Na mei werd besloten dat een kleine groep Tilburgers, geselecteerd op de ambachtsschool aan de Spoorlaan, kon gaan studeren in Eindhoven op kosten van Philips. Philips had na de oorlog een groot gebrek aan middenkader en er was besloten door de leiding om daar zelf iets aan te doen.
In juni of juli - dat weet ik niet precies meer - gingen wij voor tien maanden naar Eindhoven om theoretisch en praktisch opgeleid te worden. De gehele cursus duurde vier jaren waarvan de eerste tien maanden in Eindhoven op de Philipsschool aan de Kastanjelaan.
Wij gingen, zes snotapen sterk, met de trein naar Eindhoven en waren er de gehele week intern in het gezellenhuis ‘ONS THUIS’, geleid door nonnen (die wij nooit zagen). ‘s Maandags in de ochtend gaan en vrijdag ‘s middags terug.
Met de trein maar die ging toen nog niet zoals nu rechtstreeks naar Eindhoven.
De rails en bruggen en andere voorzieningen waren tussen Tilburg en Eindhoven nog niet hersteld en dus gingen wij via  Den Bosch .Wel wat óm maar je kwam er toch. Er waren ook geen personenwagens, nee, dat niet, wij werden vervoerd in oude veewagens. Eigenlijk voor koeien.
U kent allemaal wel een plaatje van die wagens. De Joden werden er ook in vervoerd van Westerbork naar bij voorbeeld Dachau. U kent dat plaatje wel van dat zigeunermeisje dat naar buiten kijkt. Van de wagens waarin wij vervoerd werden konden de deuren niet dicht. Dat zou te donker en te benauwd worden. Dus was aan twee kanten in het midden een gapend gat van meer den twee en een halve meter. Dat gaf regelmatig problemen, weet je. ’s Maandags ‘s morgens stond het perron afgeladen vol. Er gingen met veel duwen en trekken ongeveer tachtig personen in zo’n wagon. Die het laatste binnenkwam stond voor de open schuifdeur. Als de stoomtrein met veel zuchten en puffen op het stuk kwam net over de brug van het Wilhelminakanaal, begon het gedonder. De rails lagen daar zo slecht dat de trein - toch al niet best geveerd - zijdelings begon te schudden. Wie de pech had voor het gat te staan kon zich, als hij/zij lang genoeg was, aan de bovenlat vasthouden, hoog boven het hoofd. Iedereen die er achter stond had dat houvast niet en schoof dan ook op en neer zonder enig houvast.
Helaas gebeurde het bijna iedere week dat er enkelen naar buiten gedrukt werden en die vielen er dan uit. Gewoon in de berm. Daar was niets aan te doen. Er was geen noodrem in die goederenwagons: koeien zouden er toch niet aan trekken. Niet dus. Wat dan? De trein stopte voor de eerste keer in Oisterwijk. Daar werden dan door de aanwezige passagiers aanwijzingen geschreeuwd naar de perronchef die natuurlijk al wist wat er gezegd zou worden. Er werd dan vanuit Oisterwijk naar Tilburg getelegrafeerd. Daar maakte men een karretje klaar, echt waar, dat door twee man met handkracht bediend werd. Al trekkend aan een hefboom, zo ongeveer als bij een vliegende hollander, ging het dan over dezelfde rails op zoek naar de vallers en die werden verpleegd indien nodig en mee terug genomen naar het station.
Als geroutineerde reiziger wist je al na twee van zulke tochten dat je niet voor zo’n deur terecht moest komen. Dat was dus vechten voor een beter plaatsje. Staanplaatsje uiteraard, er waren geen banken in de wagon en zitten kon je alleen als er plek voor was. Op je eigen koffertje. Niet elke trein was even druk. Dat was vooral ‘s maandags ’s morgens.

Dat heeft maanden zo geduurd en toen werd het beter. Voor ons jongelui was alles leuk en sensatie en ik denk nog met plezier aan die keer dat in Oisterwijk een Duits magazijn uit de oorlog werd leeg gemaakt en dat er duizenden Duitse helmen op het perron of in ieder geval in het verlengde daarvan voor onze neus lagen. Zoveel we konden hebben we er meegepikt om er later de koeien langs de spoorlijn mee te bekogelen.
Die maanden kwamen wij te laat in Eindhoven aan en we hoefden dan voor 12.00 uur niet naar school. Een uitgesproken kans om naar de Cineac, de continu draaiende film, te rennen en de koeienwagon in te ruilen voor zachte roodfluwelen kussens, die helaas vol vlooien zaten. Sindsdien wantrouw ik roodfluwelen zetels.

(Maart 2008)