|
|
Een
bebloede klepbroek
De
twintiger jaren van de vorige eeuw was een heel andere tijd met andere
standaards en gewoonten , hoewel ...
In Waalwijk had het gezin Tr. een kartonnagebedrijf.
Niet ongebruikelijk.
Hier in de omgeving werden de schoenen gemaakt
en dus ook ingepakt. De
verpakking van de dingen was toen heel
wat simpeler dan nu, àls
ze al verpakt waren. De plastics moesten nog worden uitgevonden. De enige
kunststof was toen bakeliet, uitgevonden door Leo Baekeland, een Amerikaan
van Belgische geboorte. De schoenendozen - en dat is wonderlijk – hebben
de jaren overleefd .
Het
kartonnagebedrijf van de familie Tr. maakte schoenendozen. Het stond
midden tussen de huizen, nagenoeg in het centrum van Waalwijk, destijds
een klein stil plaatsje. Eén
keer in de week was er markt en
dan kwamen de boeren uit de omgeving hun
waren aanbieden. De ingang van het kartonnagebedrijf lag op het eind van
een doodlopend straatje,
voor de boeren die al vroeg in Waalwijk arriveerden heel geschikt
om hun behoeften te doen. Wat natuurlijk geen smakelijke bedoening was
voor de werknemers van het kartonnagebedrijfje. De familie Tr. telde drie
zonen, allen werkzaam in de zaak, en zij besloten er iets aan te doen.
Toentertijd
droegen de boerenmannen van het platteland nog een ‘klepbroek’.
Zo’n broek had een voorklep
en een achterklep en die twee
delen werden met een lint om het middel vastgezet. Een hele bedoening
dus. Welnu, de gebroeders Tr. versierden ergens een varkensblaas, vulden
die met varkensbloed en hingen hem hoog aan de muur boven de plek waar de
boeren steeds gingen zitten.
Op de marktdag kwamen de boeren zoals gewoonlijk en de broers lagen op de
loer aan de andere kant van het straatje waar hun woonhuis was gelegen. Nauwelijks
zaten de boeren of een van de jongens richtte zijn geweer vanuit
het slaapkamerraam en schoot op de blaas. Eén schot was genoeg en
het resultaat overtrof alle verwachtingen. Het bloed uit de blaas plensde
op de klepbroek vóór én achter. Dat gecombineerd met het daverend
lawaai van het schot deed de boeren geloven dat zij geraakt waren
en zonder hun klep te schikken of te strikken namen zij een rampscheut,
het straatje uit. Voorgoed, naar later bleek. Nooit meer een boer gezien
De grote rode vlek van het varkensbloed die achtergebleven was op de muur
werd langzamerhand bruin
en verdween. Het straatje was weer schoon.
|
|