INHOUD 
GOEDE VRIJDAG
INHOUD
JAN BUSTER
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

Een pronte promenade

Wij logeerden er in de jeugdherberg, zowat de enige mogelijkheid voor jongelui met niet te veel geld. We kwamen er met de trein via Maastricht en hadden onze fietsen meegenomen. Een heel gesjouw maar het ging.
Je kon er in de omgeving op uitgezette routes lopen, twee, drie, vier of zes uur. Dat werd bij het begin aangegeven. Wij, Bep en ik, kozen op een dag de Route de Benedictine, vieruur.
Hoe het nu is weet ik niet, maar toen was er niemand te zien; alleen de vogeltjes te horen en op onregelmatige afstand van elkaar paaltjes met een kleur aan de bovenkant.
Alleen op de wereld,  zo leek het wel en wat aan het begin een verademing was, werd na een uur of drie lopen een benauwenis. Nog niemand gezien. Liepen we op de goede weg? Opeens een stukje bos met hoge bomen en daaronder struiken. Nog nooit had ik zoveel en zo’n grote, zwarte bramen gezien. Onvoorstelbaar. Het leek wel het aards paradijs. De grond was bedekt met dennennaalden en het gehele stukje bos was niet groter dan 50 bij 100 meter en het rook er heerlijk.
Wat te doen? Hier en daar eentje geplukt. Heerlijk zoet en precies rijp. Het enige dat we bij ons hadden was een plastic zak waar onze boterham in zat, gelukkig een grote. In de kortste keren was die zak barstens vol en toen zijn we maar verder gegaan in de vaste overtuiging er nog eens terug te keren.
Voorzichtig droegen we de zak met bramen. Na nog een uur lopen dachten wij dat we niet goed zaten. Stilte en niemand te zien, de gehele dag niet. En ja, we liepen vast: een rand en een helling van bijna 60 graden. Wat te doen ? Geen pad meer te zien.
Bep, geen held in dit soort capriolen, had niet veel zin in de afdaling van ik denk tien meter met hier en daar een struikje of boompje. Terug gaan dan? Dat nooit. Met veel gezucht en gesteun en met behulp van de boompje en struiken waren we eindelijk beneden. Maar zaten we goed?
Weer verder en ja hoor, er was iets te zien van een voetspoor. We hadden niet zo veel meer te zeggen na die tocht. Doodmoe en ongerust. In de verte waren in deze bosachtige omgeving wat struiken - struweel zei men vroeger - en daar was weer een helling maar nu voor ons omhoog. Niet zo hoog,  misschien anderhalve meter. Het voetpad liep langs de helling met de struiken en toe wij er, geluidloos, vlak bij waren, kreeg ik de schok van mijn leven. Vijf of zes pronte blote konten zagen wij door de struikjes naast elkaar in een rij. Rond en wit. De dames hadden allen een rok aan en om die te beschermen tegen spatten werd die flink omhooggehouden. Naar later bleek waren we vlak bij een ruïne waar een bus gestopt was en natuurlijk moesten er een stel.
Wij bleken op de goede weg te zitten en gingen met de bus terug. We konden terugzien op een pronte promenade.