CUBRA HOME

INHOUD FRANKEN

Vertaling:

Ed Schilders


© 2019 Stichting Cultureel Brabant

Jan Franken

 

 

Hereniging met een onderduiker

Dagboek van een reis van Tilburg naar Milwaukee in

1946

 

Onderstaande citaten vormen een samenvattingen van de gebeurtenissen met betrekking tot de onderduik van Coleman in Tilburg.

Het zijn vertalingen van fragmenten uit de knipsels uit de Amerikaanse kranten die Jan Franken in zijn reisverslag heeft geplakt.

De citaten zijn niet in de volgorde van het reisverslag opgenomen maar in de chronologische volgorde van de beschreven gebeurtenissen.

De aangegeven paginacijfers corresponderen met de complete weergave van het verslag.

 

Pagina 46

In de oorlog was Jan (...) bij het Nederlandse Veldleger. Annemie was verpleegster.

 

Pagina 46

Kapitein Coleman zat in het tweede jaar van de Universiteit van Michigan in Ann Arbor toen hij in militaire dienst ging. Hij stond bekend als een van de beste gevechtsvliegers van de Eighth Army Air Force. Hij vloog 87 gevechtsmissies.

 

Pagina 48

Hij vloog 87 gevechtsmissies boven Europa voordat hij met verlof ging naar de Verenigde Staten. Op eigen verzoek keerde hij terug in actieve dienst. Op zijn vierde vlucht van deze tweede ‘tour of duty’ werd zijn vliegtuig doorzeefd door luchtafweergeschut boven Hamburg, Duitsland. Het lukte hem het beschadigde vliegtuig over de grens te loodsen en hij parachuteerde boven Nederlandse bodem.

 

Pagina 38

[Een iets andere lezing]

Toen zijn P-51 Mustang in de buurt van Keulen onder vuur kwam te liggen van zwaar luchtafweergeschut en geraakt werd, lukte het kapitein John Coleman, een Amerikaanse gevechtspiloot, zijn vliegtuig in de lucht te houden tot in de omgeving van Tilburg, waar hij zich met zijn parachute redde.

Het was door de Duitsers bezet gebied maar hij werd voor de Duitsers verborgen gehouden door twee jonge leden van de Nederlandse ondergrondse.

 

Pagina 48

Coleman landde op nog geen kilometer afstand van barakken waarin Duitse militairen gestationeerd waren, maar een boer kwam hem onmiddellijk te hulp. [De boer] verborg Colemans legerkleding en uitrusting in een hooiberg. De boer bracht vervolgens telkens één kledingstuk per keer naar de schuur waar Coleman werd verborgen. Na enige tijd nam hij Coleman mee naar zijn huis, maar bijna onmiddellijk daarna verscheen er een Duitse patrouille, op jacht naar de piloot. Coleman maakte dat hij wegkwam door de achterdeur terwijl de Duitsers op de voordeur bonkten.

 

[Zie de foto’s  van de boer en zijn gezin, Vermeer genaamd, op pagina’s 10, 12, 14, 16.]

 

Pagina 48

Vanuit de boerderij werd hij naar een klooster gebracht waar katholieke broeders hem verborgen en de volgende dag naar de volgende halte  brachten van de ‘ondergrondse spoorlijn’. Er waren nog twee haltes voordat hij Tilburg bereikte. Daar werd de familie Franken zijn beschermer.

 

[Met ‘een klooster’ is hoogstwaarschijnlijk het kapucijnenklooster aan de Korvelseweg bedoeld.

In het artikel ‘Miet Schijns: een ándere vrouw in het Tilburgse verzet’ van Natasja Zeegers in Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur (nr. 2, jaargang 37, oktober 2019) wordt een verzetsgroep genoemd die in het voorjaar 1943 ontstond Daarbij waren de families Franken en Schijns betrokken. Zij waren elkaars buren aan het Wilhelminapark. Van die verzetsgroep maakten ook frater Frederico van Dongen en pater kapucijn Rembertus de Haan deel uit.

Ook Coba Pulskens, de bekendste Tilburgse verzetsvrouw, was een trouwe bezoekster van de kapucijnenkerk en zocht daar geregeld naar veilige tijdelijke onderduikplaatsen. Zo hebben er in het kapucijnenklooster zeker onderduikers gezeten en was er dus ook contact met het Wilhelminapark. Pater Rembertus de Haan kreeg na de oorlog het verzetsherdenkingskruis.

Mededeling van Karel de Beer.]

 

 

Pagina 46

Coleman werd neergeschoten op 4 oktober 1944 en verbleef bij de Frankens tot 28 oktober.

 

[Gezien het voorgaande moet dit waarschijnlijk worden gelezen als dat Coleman al vóór 4 oktober is neergeschoten, en op 4 oktober via de ondergrondse tussenstations het huis van de familie Franken bereikte.

Volgens het dagboek van Miet Schijns arriveerde Coleman op 6 oktober in het huis aan het Wilhelminapark.]

 

Pagina 48

...hij [Coleman] werd beschermd tegen de Duitse troepen door een aantal Nederlandse ondergrondse helpers...

 

Pagina 38

[Jan Franken en zijn zus Anna Maria] boden hem [Coleman] drie-en-een-halve week onderdak.

 

Pagina 38

De Frankens verklaarden dat zij hem [Coleman] verborgen hielden voor de Duitsers totdat Schotse troepen drie-en-een-halve week later de Duitsers verdreven en hem bevrijdden.

 

[Volgens het dagboek van Miet Schijns is Coleman in die tijd ook enige dagen ondergedoken geweest in een huis op Broekhovenomdat het Wilhelminapark te onveilig was geworden. Miet Schijns schrijft met enige voldoening dat Coleman op 21 oktober erg blij was om terug te zijn aan het Wilhelminapark.]

 

Pagina 46

‘Hij “viel met de deur in huis” met de Nazi’s "op zijn hielen"’

 

Pagina 42

Klompen zijn onderdeel van de vermomming die zij [de Frankens] aan hem [Coleman] gaven.

 

Pagina 46

In de familie [Franken] had hij [Coleman] een Nederlandse naam, droeg hij Nederlandse kleding, en had hij een Nederlands persoonsbewijs.

 

Pagina 46

Nazi-officieren waren ingekwartierd in het naburige huis, en Duitse militairen doorzochten het huis van de Frankens terwijl hij [Coleman] daar verbleef.

 

[In het artikel ‘Miet Schijns: een ándere vrouw in het Tilburgse verzet’ van Natasja Zeegers in Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur (nr. 2, jaargang 37, oktober 2019) vinden we enige details over Colemans verblijf aan het Wilhelminapark. Deze gegevens zijn gebaseerd op het door Zeegers uitvoerig besproken dagboek van Miet Schijns.

* De oorlog loopt al bijna ten einde als Coleman crasht. Op 6 oktober 1944 wordt hij als onderduiker naar het Wilhelminapark gebracht waar hij, zoals dat vaker gebeurde, bij Schijns huisvesting (logies) krijgt en bij Franken kost en verblijf.

* Ook in oktober zoeken de Duitsers (die, welke er nog waren in de rommelige situatie na Dolle Dinsdag) inkwartiering voor soldaten en ze benaderen daarvoor weer de familie Schijns, die al eerder Duitse militairen hadden moeten inkwartieren. Coleman vlucht dan via de achtertuin, en Miet Schijns weet de Duitsers af te poeieren. Men vindt het toch beter dat Coleman naar een ander adres wordt gebracht, op Broekhoven.

* Als het op 21 oktober veilig genoeg is, wordt Coleman teruggebracht naar het Wilhelminapark, want het huis op Broekhoven was klein, en er zaten meerdere onderduikers. Dan maakt hij daar kennis met een inmiddels ook ondergedoken Franse piloot die voor de Engelsen vloog en ook was gecrasht. De twee piloten worden goede maatjes.

* Op 26 oktober komt frater -- “Ome Frits” -- Frederico van Dongen op bezoek. Hij is in Moergestel geweest en komt zeggen dat daar de geallieerde tanks al zijn. Hij komt dus de bevrijding aankondigen en heeft als bewijs Engelse sigaretten, die hij in Moergestel had gekregen.

* Op 27 oktober maken Coleman en zijn Franse collega met Franken en Schijns de bevrijding mee. Het gezelschap gaat naar de brug aan het Lijnsheike kijken, de plek het dichtst in de buurt waarlangs  veel bevrijders de stad naderen. De eerste groep die het kanaal oversteekt wordt uitbundig ontvangen. De piloten en Jan stappen in een bootje om zich bij de 'hoofdmacht' [het hoofdkwartier ?] te melden.

* Op 28 okt. nemen de twee piloten afscheid van het Wilhelminapark en keren zij terug naar hun onderdeel. Coleman schrijft later via zijn moeder nog een kaartje aan de familie Schijns.

Samenvatting door Karel de Beer.]

 

Pagina 48

In het huis naast dat van Franken waren nazi-officieren ingekwartierd. Duitse laarzen klotterden  elke dag meermaals door de straat, en een maand lang verliet Coleman de woning niet. Toen het huis werd doorzocht, verborg de familie hem, bevreesd dat zijn gebrek aan kennis van hun taal hem zou verraden. Hij moest een Nederlands-Engels taalgidsje van het leger gebruiken maar uiteraard kon hij daar niet doorheen bladeren voor een zinnetje als een nazi-officier hem een vraag stelde.

 

Pagina 48

Op 5 november [1944], één maand nadat hij was neergeschoten, ontvingen zijn ouders hier [Milwaukee] dit telegram: “Kapitein John Coleman is enorm blij te kunnen melden dat hij niet langer wordt vermist.” En nu zullen twee personen die het hem mogelijk maakten dit bericht te versturen te gast zijn bij Coleman en zijn ouders.

 

Pagina 48

En nu [augustus 1946] zal de jonge Coleman zijn jonge vrienden aan zijn ouders voorstellen. Uit hoofde van heel begrijpelijke gevoelens  stonden de ouders van Coleman erop dat de Frankens ten minste een maand zouden blijven, aangezien hun zoon even lang in het huis van Franken doorbracht.

 

Pagina 46

Jan is momenteel [1946] werknemer in de textielfabriek van zijn vader en zijn zus studeert in Eindhoven aan een school voor sociaal werk.

 

Coleman, zo zeiden ze, was een prima gast, die zij graag mochten. Hij was, om precies te zijn, de enige geallieerde militair die zo lang bij hen was ‘ingekwartierd’. En als hij nog eens komt, is hij steeds weer welkom.

 

Hun vriendschap ontstond onder de druk van de oorlog maar is, in tegenstelling tot veel andere, voorbestemd om altijd voort te duren.

 

Pagina 48

[Het] is het verhaal van een vriendschap die gebouwd is op grote moed onder de grote druk van een oorlog.