Ingrid van den Bergh

Blond


 

"Attentie, mijnheer Pieters, kassa vier alstublieft!"

De bedrijfsleider, klein van stuk, onderscheidt zich van het overige personeel door zijn zwarte pak. Hij verhelpt het probleem waarvoor de caissière zijn aandacht heeft gevraagd, zijn gezicht in de plooi van belangrijk.

De caissière kijkt vrolijk in het rond. "Ik zal de volgende keer beter uitkijken."

"Geeft niet, je bent blond."

Hij staat nog wat te dralen bij mijn boodschappenkar. Hij is wel klaar hier, zou ik denken. En dat kind lacht ook nog. Dan laat hij zijn sleutels vallen, in mijn tas vol boodschappen.

"Hoezo, blond," zeg ik.

De man kijkt naar mij op, ik draai een haarlok om mijn vinger, geef geen krimp. Mijn gezicht in de plooi van eigen schuld, dikke bult. Van overwinning.

 

Ik til mijn boodschappentassen uit het wagentje. Onderweg naar mijn fiets krijg ik bijna de hik van nog altijd ingehouden grijnzen. Halverwege zakt de rechter tas door zijn hengsel. Ik hoor de knal, van mijn fles olijfolie op het trottoir, door het plastic heen.

"Dat ging nog net goed" zegt een vrouw achter mij.

"Ja, dat ging nog net goed." Ik prop mijn boodschappen in de tassen achterop de fiets. Ik stap op en rijd weg, mijn neus in de wind. Daar staat de bedrijfsleider voor het winkelraam. Zijn gezicht in een plooi waar ik niet over na wil denken.

 

januari 2005