Huub Moonen - 2 verhalen

 

Biljarten

 

De bejaarde man nipte spaarzaam van zijn borreltje, terwijl hij hoofdschuddend naar het biljart keek.

Daar waren twee jeugdige figuren bezig met iets, dat vaag in de verte, enige gelijkenis vertoonde met biljarten.

Als liefhebber van het spel, ergerde de man zich mateloos aan het geweld waarmee men de ballen mishandelde en de snelheid waarmede het speeltuig, over het groene laken werd gejaagd.

Het was juist het subtiele getik en de sierlijke afslag van het effect op de band, wat de man zo boeiend vond aan de biljartsport.

´Wat jammer´, sprak hij in het algemeen, ´dat men de patronaten heeft opgedoekt´.

´In mijn tijd was dat de aangewezen plaats, om enige handigheid te verkrijgen in het spelletje´

´daar was altijd wel een frater of een geestelijke aanwezig, die met aanwijzingen en goede raad jou iets probeerde bij te brengen, en wee je gebeente als je hun raadgevingen in de wind sloeg, dan kon je een knal voor je kop krijgen en werd je weer verbannen naar het ganzenbord of de pingpongtafel´.

Hij pauzeerde even voor een verse teug alvorens hij vervolgde:

´Maar ja, fraters zijn spaarzaam tegenwoordig, geestelijke is een uitstervend beroep en patronaten is een begrip, dat men alleen nog maar in een woordenboek tegenkomt´.

Hij verzonk in gepeins, duidelijk bezig met een grijs verleden.

Na enige tijd klauterde hij, ietwat stram, van zijn barkruk en liep richting toiletten.

Op zijn weg daarheen passeerde hij het biljart en hij kon het niet nalaten het jeugdige duo van enkele adviezen te voorzien, alvorens zijn weg te vervolgen naar het nuttige porselein.

Uiteraard waren het parelen voor de zwijnen afgaande op hun commentaar, waarvan ´ouwe zeur´ nog een van de meer vleiende uitdrukkingen was.

Vermoedelijk door prostaatproblemen duurde het geruime tijd, alvorens de man weer in zicht kwam.

Wederom hield hij stil bij het biljart, om zijn ongevraagde maar goedbedoelde aanwijzingen te spuien.

Hij mompelde iets in de trant van; ´dik van den dunne, over de rooie, links effect´ en meer van dergelijke kreten.

Jargon, gesneden koek voor de insiders, maar uiterst irritant voor de knullen die een potje stonden te stoten.

Terwijl een der spelers zich opmaakte om te trachten een carambole te maken, boog de man zich iets voorover om het effect te bestuderen.

´Ietsje hoger raken en ietsje effect, rechts´, was zijn advies.

De knul, ondertussen behoorlijk pissig, gaf de bal een ram en……

De klap waarmee de bal het voorhoofd van de oude man raakte, was misselijkmakend.

Terwijl de bal hobbelend zijn weg over de vloer vervolgde, sloeg de man als een blok achterover.

Geen vermaak zo groot als leedvermaak, dus de hilariteit was algemeen en uitbundig.

Toen de medemenselijkheid weer de overhand kreeg, werd het slachtoffer met vereende krachten op de been geholpen.

Met een bult ter grootte van een hockeybal op zijn voorhoofd, zat hij wat te tollen aan de bar.

Weer wat bekomen van de schrik, genoot hij van de talrijke consumpties die hem werden aangeboden.

Alsof hij de aanwezigen gerust wilde stellen, aangaande de eventuele schade aan zijn bovenkamer plaatste hij een opmerking, die de lachsalvo´s door het etablissement deed rollen.

Hij zei: "Nog een geluk, dat ze niet bezig waren met handboogschieten".

 


 

Sweet Dreams

 

Met een irriterende hardnekkigheid zendt de wekker zijn onmuzikale geluiden de maagdelijke ochtend in.

Slechts moeizaam slaag ik erin mij los te rukken uit Morpheus armen.

Nog half in de bizarre wereld der dromen vertoevend, werp ik een blik op de rustverstoorder, op het nachtkastje.

Het extreem vroege uur, dat door de oplichtende wijzers wordt aangegeven, doet mij nadenkend de wenkbrauwen fronsen.

Vijf uur. Ik grom en gruw en baal, de morgenstond is niet bepaald mijn meest geliefde stond.

Op de rand van mijn bed gezeten, probeer ik me te herinneren waarom ik zonodig op dit onzalige uur, moet opstaan.

Normaal gesproken spring ik op dit tijdstip, monter fluitend het bed uit, maar dan is het om mijn broodheer te gaan dienen. Vandaag evenwel ben ik vrij, dus waarom?

Plotseling flitst het door mijn slaperig brein,…….vissen.

Barrevoets naast het bed staande kijk ik naar mijn vrouw, de vertrouwde vormen welvend onder de Irisette en bedenk dat er toch leukere hobby´s in het leven zijn, dan vissen.

Alles op zijn tijd, denk ik, haar wijselijk ongemoeid latende.

 

Hoe heb ik me toch zo gek laten maken, om toe te zeggen dat ik mee zou gaan vissen?

Ik geef helemaal geen bal, om vissen.

Ja, in mijn jeugd heb ik wel eens een vette pier aan het angeltje geregen en menig stekelbaarsje verschalkt.

Maar reeds als puber, in een tijd dat nog bijna alles zonde was, riep dat trillende en schokkende diertje in mijn hand, rare associaties bij me op, die mij spoorslags naar de biechtstoel deden draven.

Ook daar achter het fluwelen gordijntje, zetelden niet altijd de beste pedagogen, zodat ik nu nog een vistrauma bezit.

Toch was dit voor mij geen reden, om de hengel definitief aan de wilgen te hangen.

De rust die uitgaat van het kabbelende water bleef lokken, maar het plezier van het vissen was grotendeels vergald.

Wanneer ik weer eens een visje aan de haak had geslagen, hield dat tevens in dat het beestje ook weer verwijderd diende te worden. Dit evenwel, durfde ik niet meer.

En om telkenmale langs de waterkant te lopen om een collega visser te vragen mijn gerei weer bedrijfsklaar te maken, stuitte me tegen de borst.

Los daarvan vrat dat zoveel kilometers, dat ik beter lid kon worden van een wandelclub.

Daar had ik het volgende op gevonden, ik viste voortaan zonder aas, gewoon met een blote angel.

De resultaten waren opmerkelijk, hele dagen zat ik geconcentreerd naar mijn dobber te staren zonder ook maar een stootje te zien.

De passanten die over hun fiets geleund naar mijn verrichtingen keken, zeiden steevast:

´Ze doen niet veel, wel?´ ´Nee´, zei ik dan ´ik heb nog geen beet gehad´.

Zo viste ik menig jaartje zonder schep- of leefnet, die had ik toch niet nodig, tot ik op een onzalig moment weer beet had.

Een ouwe, vermoedelijk blinde brasem, zag kans om tegen mijn blanke angel aan te zwemmen die zich vastzette in zijn kieuw.

Wie schetst mijn schrik en verbazing, toen ik ophaalde?

Niemand? Dan zal ik het zelf moeten doen.

Ik haal op, zie die uit de kluiten gewassen grijsaard hangen en………

 

Met een irriterende hardnekkigheid zendt de wekker zijn onmuzikale geluiden, de maagdelijke ochtend in.

Slechts moeizaam slaag ik erin mij los te rukken uit Morpheus armen.

Nog half……enzovoort, enzovoort.