CuBra

Vasten of onthouden?

 

Huub Moonen

 

Wie kent het woord en het begrip vasten nog?

Naar ik veronderstel het gros van de bezoekers van deze website, zeker wel.

Dit is niet zozeer een gevolg van superieure intelligentie, maar meer van een rijpere leeftijd.

Voor de onwetenden en om het eigen geheugen op te frissen, heb ik het woordenboek er eens op nageslagen. Daarin gaf men als definitie: ‘zich (deels) van eten of drinken onthouden.’

Feitelijk was deze actie overbodig en onnodig, want ik had het natuurlijk goed onthouden.

 

Op mijn werkvloer wordt met zekere regelmaat tijdens de koffie - of rookpauzes afgegeven op de mensen die vanuit hun cultuur zich houden aan de ramadan. Men beschouwt dit als een achterlijk gebruik. Uiteraard worden dan ook de hoofddoekjes, de kinderrijke gezinnen, en de in hun ogen absurde levensstijl, waarin de vrouw als minderwaardig of toch minstens als een onderdanig wezen wordt gezien, er met de haren bij gesleurd.

Dom gepraat, gestoeld op vooroordelen.

Wanneer ik dan fijntjes opmerk dat ook wij een vastentijd kennen en hen herinner aan de tijd dat onze moeders als daagse dracht ook in schort en hoofddoek gehuld gingen, welke slechts op zondag werden verruild voor een witte gesteven schort en mallotig hoedje wanneer men ter kerke toog, staren ze me aan als was ik de klokkenluider van de Notre Dame of een of ander buitenaards wezen. Vervolgens memoreer ik de grote gezinnen van weleer en de samenleving waarin vader de baas was in huis en "Moeders wil is wet", nog slechts een radioprogramma.

Dus dat alles wat zij verketterden precies hetzelfde is als bij ons. Alleen 50 jaar later!

Vanzelfsprekend gaat mijn lesje maatschappijleer niet zover dat ik hen vertel dat in de religie de vasten ook wel bekend staat als de 40 dagen tijd, wat verwijst naar de periode dat Jezus in de woestijn vastte, en dat we de vasten zien als een louterende voorbereiding op het Paasfeest.

Want gek aangekeken worden is tot daaraan toe. Voor gek versleten worden, is minder leuk.

Los daarvan, het is boter aan de galg smeren. Niemand weet meer waar je het over hebt.

 

Wellicht rijst nu bij u de vraag: "En u waarde schrijver, doet u nog iets aan de vasten?"

Tot mijn schande moet ik u bekennen dat dit niet het geval is, oprecht en volmondig neen dus.

Als product van de welvaartsmaatschappij ben ook ik verwend tot op het bot en valt het me zwaar mijn pilsje of rokertje te laten staan, of anderszins een versterving te doen.

Men moet tegenwoordig al religieus, heremiet, of bijstandsmoeder zijn, om nog te vasten.

Vasten is ontkoppeld van het geloof. Het is opgenomen in de categorie nostalgie en traditie.

En het nadeel van tradities is, ze raken in onbruik. Maar behouden toch ook hun charme.

Al mijmerend vraag ik me nu af, wat was de waarde van het massale vasten van vroeger?

Waren de gewone mensen, toen zoveel beter van hart en dieper gelovig dan vandaag de dag?

Het geloof was veel meer geïntegreerd in het dagelijkse leven, toegegeven, maar toch.

 

Vasten was vroeger niet zo moeilijk, men had toch al vrijwel niks om zich te ontzeggen.

Vlees op tafel was überhaupt al een unicum. De vrijdag was standaard al een vasten en onthoudingsdag, een half eitje of een visje werd er dan opgediend. Stonk de hele keuken naar de gebakken vis en als het op je bordje lag was het nog overwegend graat.

Gelukkig dat destijds de Blasiuszegen nog bestond.

Als kind had ik ook al de nodige moeite met het woord ‘onthoudingsdag’. Ik dacht dat je dan alles wat je hoorde, zag, of leerde, moest onthouden. Bleek achteraf niet het geval te zijn.

Het vastentrommeltje daarentegen was wel alle jaren, een terugkerende realiteit.

We werden niet doodgegooid met snoep, al deed zwarte Piet met zijn harde schuimpjes daar wel een poging toe, maar tijdens de vastentijd verdween elk snoepje plichtsgetrouw in het vastentrommeltje. Er was toen nog weinig luxe of verpakt snoepgoed, dus was het los spul.

Zuurtjes, pepermuntjes, chocolaatjes, dropjes. Soms werd de verleiding te groot en moest je even aan een zuurtje likken. Gewoonlijk wel aan één, uit het vastentrommeltje van mijn zus.

Aangezien mijn zus hetzelfde trucje hanteerde als ik, zaten wij allebei met Pasen met een trommeltje vol met muffe, wit uitgeslagen chocolade en een samengeklonterde onsmakelijke substantie, die als ware het een delicatesse werd verslonden. Tot genoegen van de tandarts.

 

Weliswaar heb ik dit stiekeme gelik achter de fluwelen gordijntjes van de biechtstoelen in de kerk van de Hoefstraat wel beleden, maar zonder het noodzakelijke oprechte berouw.

Dus naar ik vrees heb ik daar nog wel enige tijd vagevuur of voorgeborchte voor tegoed.

Het zij zo, naar mijn stellige overtuiging is het daar ook niet slecht, zij het net niet volmaakt.

Alcoholvrij bier, zoutloze pinda’s, oncomfortabel meubilair en aflopende biljarttafels.

Maar men zit daar ook als boetedoening, er moet wel iets te wensen overblijven anders is er geen verschil merkbaar. Pap met gouden lepeltjes, zul je daar bijvoorbeeld niet aantreffen.

Erwtensoep, met een ordinaire lepel te nuttigen, is het absolute summum van deze tussenfase.

Bijkomend voordeel is wel dat je er veel bekenden zult tegenkomen, zodat je de zeeën van tijd die nog resten alvorens de ultieme overstap daar is, kunt vullen met het ophalen van oude en aardse herinneringen en schalkse avonturen, niet liegen of overdrijven, dat verlengt je verblijf.

Mooie Pasen.