Huub Moonen

Sinterklaas, wie (her)kent hem niet?

Terwijl het zwoele stemgeluid van Andrea Boccelli via de Cd-speler de intimiteit van mijn huiskamer vult, ben ik doende mijn hobby uit te oefenen.

Relaxed en ontspannen zit ik in mijn stoel en doe absoluut niets.

Zonder enige overdrijving meen ik te mogen stellen dat ik daarin de graad van perfectie nagenoeg heb bereikt. Voor mensen die niet gezegend zijn met zitvlees en die altijd bezig moeten zijn, is dit vaak een doorn in het oog. Met enige regelmaat wordt mij dan ook op bitse toon de vraag gesteld: "Kun jij ook iets vlug?" Steevast luidt mijn antwoord dan: "Jawel, ik word ontzettend vlug moe".

Slechts zelden heb ik iemand kunnen betrappen op een glimlachje, na dit wederwoord mijnerzijds.

Mijn ervaring is dat de ´bezige bijen´ onder ons, niet per definitie ook de mensen zijn met het best ontwikkelde gevoel voor humor. Waarschijnlijk hebben ze daar ook geen tijd voor.

Toch is het stellen van die vraag alleen al, een teken des tijds.

Een verregaande bedilzucht en onverdraagzaamheid. Laat toch iedereen in zijn wezen en lekker doen waar hij of zij zin in heeft. Er leiden tenslotte meerdere wegen naar Rome.

De meeste dingen hebben altijd twee kanten, zo is ook mijn vermeende inertie slechts schijn.

Want terwijl het lijkt alsof ik met open ogen slaap, malen mijn grijze cellen koortsachtig, op zoek naar een onderwerp om over te schrijven. En zoals u ziet ben ik daar wederom in geslaagd.

 

Hoewel de herfst nog maar net zijn opwachting heeft gemaakt en het nog mijlenver weg lijkt, wil ik het met u hebben over het Sinterklaasfeest en aanverwante zaken.Voor de enkeling onder u die zich door mijn pennenvruchten heeft geworsteld, zal het geen verrassing zijn te vernemen dat bij ons Sinterklaas nog niet is ingeruild voor de kerstman. Dit zal ook nooit gebeuren.

Voor mij kan die geflipte anglofiel het dak op, maar pas nadat de Sint en zijn knechten er van af zijn. Ons gezin -inclusief ´de kouwe kant´- aangevuld met enkele goede vrienden, viert nog enthousiast elk jaar pakjesavond. Compleet in stijl, we beginnen met warme chocolademelk en gevulde speculaas, marsepein, diverse soorten noten en mandarijntjes.

Als het uitpakken daadwerkelijk begint stappen we over op minder tijdsgebonden spijs en drank.

U zou eens moeten komen kijken, een berg pakjes ingepakt in fleurig en kleurig Sinterklaaspapier.

De aanblik alleen al, roept reeds een bepaalde spanning en een tintelend, blij verlangen op.

Verschillende pakjes zijn traditioneel ook voorzien van een gedicht. Een groot woord voor iets wat ikzelf liever versjes of rijmpjes zou willen noemen, niet altijd even ritmisch of goedlopend, maar dat geeft ook niks. Wij zijn nu eenmaal niet allemaal Marsmannen, of Jace van de Ven´s.

En laat ons welwezen, ook die ingehuurde zogenaamde sneldichters a la Willy Alfredo leveren ook lang niet altijd literaire stijlbloempjes af. Onze ´gedichten´ verhogen ontegenzeggelijk de sfeer en bieden de maker de gelegenheid om de ontvanger al rijmelend te hekelen of een bepaald voorval uit het voorbije jaar uit te vergroten. Dankzij de Sint wordt alles bedekt door de tabberd der liefde.

 

Ook was het de gewoonte om minstens één cadeau te verpakken in een surprise, dit is tot mijn onuitsprekelijk genoegen gelukkig afgeschaft. Want mijn handigheid is haast spreekwoordelijk.

Op de kleuterschool in de Pastoor Smitsstraat blonk ik alreeds uit in het speelse vak, handenarbeid.

In het klasje van zuster Clara (een aantrekkelijke en aardige non, maar dit terzijde) maakten al mijn werkstukjes al een verknipte indruk, zelfs al was er geen schaar aan te pas gekomen. Moest er iets worden geplakt, men kon er donder op zeggen dat het potje Gluton leeg was en mijn persoontje aan het tafeltje vastkleefde terwijl het beoogde object, in het gunstigste geval, aan mijn vingers plakte.

Zo vind ik ook plakband een onnutte, hoogst irritante uitvinding. Moet ik iets inpakken, en daar ontkom je niet aan rond Sinterklaastijd, dan worstel ik wat af met dat rolletje ergernis. Lukt het me om dankzij het kartelrandje een stukje van het rolletje te verwijderen, dan krult het prompt ineen of het draait een kwartslag zodat het overal aan hecht, behalve aan het papier dat al even feilloos het cadeau omhult. Soms - in mijn betere dagen - gedraagt het plakband zich weliswaar ordentelijk maar dan zie ik weer kans om het net naast de overlapping van het inpakpapier te plakken.

Doffe wanhoop, bittere ellende. Maar op pakjesavond is alles vergeten, dan rest enkel het genieten.

 

Wat ik eigenlijk nog leuker vond dan pakjesavond, was het zogenaamde "op tafel rijen".

Voor de niet Brabanders, misschien ten overvloede, dan werden de gulle gaven van de Sint op de tafel uitgestald. Elk kind had zijn/haar eigen hoekje met spulletjes en snoepgoed.

 

Met een zekere weemoed denk ik terug aan de tijd dat ons kroost nog zo klein was en mijn vrouw en ik ook nog op tafel reeën. Het frappeerde me telkens weer dat een investering van een slordige twee maandsalarissen nog zoveel lege plekken openliet. Deze werden evenwel kunstig opgevuld door chocoladepoppetjes, suikerbeestjes en mandarijntjes. Stond je dan ´s morgens in alle vroegte nog tollend van de slaap met het kroost beneden naar de cadeautafel te kijken, dan genoot je intens van hun geluk en blijdschap, zong je even hard als zij: ´Dank u Sinterklaasje´, en was je weer kind.

Het is en blijft natuurlijk een kromme redenatie, maar wanneer je hun gevoelens en emoties afzet tegenover die van mij destijds dan kun je - in schaaktermen – spreken van een herhaling van zetten.

Ook ik stond als kind, rillend van de kou en opwinding, gelukzalig te kijken naar datgene waarmee de Goedheilig man mij had verblijdt. En dat was de schuld van mijn moeder, weet ik nu.

Aan haar is ongetwijfeld een geweldig etaleur verloren gegaan, zij creëerde een illusie, welhaast driedimensionaal, met nagenoeg niets. Dit behoeft enige nadere uitleg, realiseer ik me nu pijnlijk.

 

Vooruit dan maar, om een en ander begrijpelijk te houden.

In mijn jeugdjaren was ik vrij ongecompliceerd in mijn doen en laten.

Mocht ik ooit nog het criminele pad treden, een ongelukkige jeugd als mogelijk alibi valt reeds af.

Als kind was ik ofwel binnen, ofwel buiten. Een tussenweg was er niet, niet schipperen of zeuren.

Was ik buiten dan hield ik me onledig met voetballen, stepwedstrijden, belletje trekken of ruitje tikken, mesje steken, knikkeren, of in voorkomende gevallen bestudeerde ik de anatomie.

Was ik daarentegen binnen, dan kon ik me uitstekend vermaken met kleine dingen, futiliteitjes.

Reeds op jeugdige leeftijd was mij het grote geluk beschoren dat ik al vrij goed kon lezen.

Derhalve las ik alles wat los en vast zat, tot den buil van de Gruyter aan toe, hoewel Pim Pandoer me meer kon boeien. Ook de stripverhalen van Kick Wilstra werden meermaals verslonden.

Zoals zovaak en bij zovele van ons het geval is, zijn mijn boekjes over Kick en zijn tweelingzonen op mysterieuze en onnaspeurbare wijze de mist in gegaan en verdwenen, sund, sund, doodsund.

Ook de allereerste – gratis huis aan huis verspreidde- Donald Duck in Nederland, waarin Donald als brandweerman fungeerde werd, voor mij althans, een honderdvoudig herlezen klassieker.

Was er geen leesvoer meer, omdat ik het kwantum van de schoolbibliotheek had overschreden, dan speelde ik met mijn circusje van Klok. Dit klinkt hoogst interessant, maar stelde weinig voor.

Feitelijk was dat het begin van het einde, kocht men een pak Klok zeeppoeder dan werd u via de goedgeefse fabrikant, gratis en voor niks, een compleet circusdecor rijker. Van karton weliswaar.

Maar omdat een circus zonder wilde dieren en verdere figuranten nogal een aanslag pleegt op het inlevingsvermogen, waren die speeltjes verstopt in de vervolgpakken Klok zeeppoeder.

Uiteraard had men wel het bijkomende voordeel, dat Klok toevallig ook witter waste dan wit.

Een voorloper dus van de hebbedingetjes die men nu bekomt bij de happy meals van McDonalds.

Had ik evenwel even geen zin in Klok - moeilijk voorstelbaar, maar toch – dan had ik altijd nog als uitwijkbasis mijn ridders, soldaatjes, paardjes, cowboys en indiaantjes.

Complete veldslagen werden er geleverd in de keuken voor de vierpitskachel van Pelgrim.

Alvorens u denkt, leuk maar wat heeft dit in ´s Herennaam met Sinterklaas te maken, dan verontschuldig ik me voor deze noodzakelijke zijsprong en keer weer terug naar mijn onderwerp.

 

In die dagen was de Sinterklaastijd een mengeling van hoop en vrees. Vol verwachting klopte het hart wat of de kindervriend voor jou in petto zou hebben, maar anderzijds werd hij ook gebruikt als boeman en was het zaak om goed op je gedrag te letten. Bij de gelegenheden dat je oog in oog stond met de Sint en zijn knecht, was vrijpostigheid of nog erger brutaliteit totaal niet aan de orde.

Alleen de aanblik al van zwarte Piet maakte dat je op je hoede was. Niet vergeten in die tijd zag je nooit een gekleurde medemens, alleen rond Sinterklaas. Een zwarte man was een rariteit, een vreemd verschijnsel, dat enige angst inboezemde. Daarbij hadden ze ook nog van die rare namen.

Sjaksjoer en Trapadoelie. Goed je wist dat er zwartjes bestonden, dat zag je vaak op de foto´s in de missieblaadjes maar dan stond er altijd wel een missionaris bij met baard en tropenhelm en witte pij en dat was toch anders dan dat je ze loslopend en in het wild tegenkwam.

Tegenwoordig is er geen enkel kind meer bang van zwarte Piet, door het ganse jaar heen worden ze overlopen door zwarte Pieten. Sterker nog, er zijn wijken waar de kinderen wat schichtig beginnen te kijken wanneer ze een blanke postbode zien. En terecht, want die zijn levensgevaarlijk.

 

Er was nog een reden waarom ik Pietermanknecht met de nodige scepsis bekeek, ik verdacht hem namelijk sterk van het plegen van diefstal. Alvorens u denkt dat ik discrimineer of generaliseer wijs ik nog maar even op het bovenstaande. Dat is niet aan de orde, die woorden waren toentertijd nog niet eens bedacht of uitgevonden. Mijn verdenking berustte louter op het feit dat elk jaar strijk en zet enkele dagen voor het grote feest mijn meest geliefde ridders en cowboys spoorloos verdwenen.

Navraag bij mijn moeder leverde mij het antwoord op, dat Sint of Piet die dan wel mee genomen zouden hebben als tegenprestatie voor het strooien of het rijen in mijn schoen. Daar was ik vet mee.

Het strooien bezorgde me elke keer een hartwip, werd er onverwacht midden in een liedje met grof geweld weer een lading keiharde schuimpjes of pepernoten, op de keukenvloer neergekletterd.

Ook hetgeen wat er in mijn schoen werd gereden hield niet over, soms een kikker in een gifgroen zilverpapiertje die gevuld was met een onduidelijke mierzoete substantie, of een zielig vuil roze suikerbeestje. Ik hield van geen van beiden, ik had liever mijn speeltjes behouden.

Maar aangezien bij ons thuis ´lieverkoekjes´ ook niet werden gebakken loste dit niets op en bleef mij weinig anders over dan verdrietig over het verlies, de dagen te vullen tot de grote dag daar was.

 

Op het heerlijke avondje werden wij dan op tijd naar bed gebonjourd met als toevoeging dat we niet naar beneden mochten komen alvorens we geroepen zouden worden. Onrustig woelend lag je dan te draaien in je bed en te luisteren of je al enige activiteit gewaar werd op het dak, totdat de slaap je overmande en je eindelijk insliep. Het gebeurde wel eens dat je in het holst van de nacht wakker werd omdat de zenuwen op je water waren geslagen en je derhalve vreselijk moest plassen.

Slaapdronken stond je dan met je blote voeten op het koude zeil te rillen in je dunne pyjama en al op weg naar de trap om beneden naar de wc te gaan, realiseerde je jezelf opeens wat voor dag het was en dook je weer schielijk je bedje in. Voor de huidige jeugd, die opgegroeid is met centrale verwarming en een tweede toilet boven is deze situatie nauwelijks voorstelbaar, gelukkig maar.

Uiteraard weet ik niet of u het gevoel kent, maar probeer maar eens te slapen met een volle blaas.

Je draait en draait, totdat onvermijdelijk de natuur het wint en jouw patatten nodig afgegoten dienen te worden. Dan zijn er twee opties, je laat Gods water over je moeders beddengoed stromen of je neemt het risico om beneden Sint en Piet tegen het lijf te lopen, die net op dit moment bij jou hun rijvaardigheid ten toon spreiden. Je wikt en weegt en dubt, maar als het zweet je uitbreekt besluit je om toch maar naar beneden te gaan. Op je tenen sluip je de trap af, luistert met bonkend hart aan de kamerdeur en wanneer het daar stil blijft, duik je razendsnel de gang en de wc in en loopt haastig leeg. De terugweg wordt met dubbele snelheid genomen en wanneer je duidelijk opgelucht maar door en door koud weer onder de wollen dekens schuift, heb je weer een hachelijk avontuur overleefd.

 

Er wordt geroepen onder aan de trap: ´Kom er maar uit, hij is al geweest´. Met twee treden tegelijk rennen we de trap af, stuiven de kamer binnen en staren met open mond naar al dat moois.

De uitschuiftafel is uitgetrokken, voorzien van witte lakens, en staat boordevol cadeaus en lekkers.

Doordat alles ruim is neergezet, er gewerkt is met niveauverschillen en spiegels, wekt het de indruk alsof de Sint zijn complete speelgoedmagazijn bij ons heeft gedumpt. En hoewel wij best lieve en oppassende kinderen zijn, hadden we een dergelijke overvloed niet verwacht noch bevroed.

Met een juichkreet ontdek ik ook mijn verdwenen ridders en cowboys op de tafel, er zijn zelfs nog enkele nieuwe bijgekomen, die krijgshaftig in slagorde zijn gerangschikt.

Toch is het eerste waarnaar ik grijp het fonkelnieuwe Sjors en Sjimmie boek.

Sjors en Sjimmie en de tijger, is de titel. Nog in tweekleuren druk, rood/geel, de volgende pagina´s zijn zwart/wit, zodat je ze zelf in kunt kleuren. Ik ontdek al snel dat ook de twee boeven weer van de partij zijn, de dikke met het ooglapje en de dunne met het gestreepte truitje en ook een ooglapje.

Hoewel wel hinderlijk voor Sjors en Sjimmie, waren ze niet al te slim, zoals vorige delen bewezen.

Er lag nog een boek, Rennenberg voor Steenwijk, die een al dan niet waar gebeurde episode uit de vaderlandse geschiedenis bleek te beschrijven, een kleurboek vol met Lappen in hun kleurrijke originele klederdracht, een grote doos kleurpotloden, een uit de kluiten gewassen doos waarin het spelletje ´hoedje wip´, een vlooienspel en een chocoladeletter H, een heerlijke letter.

Gelukkig met een hoofdletter G stond je dit alles te bekijken, dorst haast de symmetrie niet te doorbreken door iets van de tafel te pakken, bang als je was om het totaalbeeld te bezoedelen.

 

Misschien valt het u als neutrale oplettende lezer op, dat de zogenaamde nuttige cadeaus ontbreken.

Tot mijn grote genoegen moet ik het toegeven, inderdaad u hebt het gelijk volkomen aan uw zijde.

Wij zijn gelukkig altijd gevrijwaard gebleven van door de Sint geschonken truien, handschoenen, onderbroeken of borstrokken, want welk kind gaat er nu op Sinterklaasdag gelukzalig en blij met zijn nieuwe onderbroek zitten spelen. Ik niet.

En hoewel allang geen kind meer weiger ik nog steeds om sokken, stropdassen of overhemden in mijn pakjes aan te treffen.

De Sint is per slot van rekening geen manufacturenhandelaar, maar een kindervriend.

Deswege beklaagde ik altijd mijn oudste neef.

Het was de gewoonte dat je bij de overige familie ging kijken wat of de Sint daar gebracht had.

Je ging dan zoals dat heette naar "het uitgepakt kijken".

Als ik dan de cadeaus van mijn neef aanschouwde, dan schaamde ik me haast met terugwerkende kracht. Ik zo veel en hij zo weinig. Fantasieloos waren al zijn presentjes opgestapeld, altijd wel een trui of een sjaal erbij, droefenis.

Op de terugweg naar huis, zei ik vaak tegen mijn moeder dat ik het zo zielig vond dat mijn neef zo karig bedeeld was door de Sint, terwijl hij in mijn ogen toch een toffe peer was die meer verdiende.

Jaren later, toen het onderwerp toevallig ter sprake kwam, vertelde mijn moeder dat de door mij zo diep beklaagde neef, alle jaren –in geldwaarde uitgedrukt – minstens het tienvoudige had gekregen.

Zo blijkt maar eens te meer, het oog wil ook wat. Niet alleen adverteren, ook etaleren doet begeren.

 

Ach, de Sinterklaastijd met al zijn facetten, een spannende maar ook een mooie, vreugdevolle tijd.

Ik had hem niet willen missen, en even los van de folkloristische elementen, wil dat nog steeds niet.

Hoe diep beklaag ik de kinderen die dit alles moeten missen, omdat hun ouders door een modegril verblind, hun volksaard verloochenen en zich klakkeloos achter een ´schijnheilige´ scharen.

Daar komt nog bij, kerstmis is in essentie en door hetgeen we dan vieren al een cadeau op zich.

Een groot cadeau zelfs, als wij simpele zielen, menen dat te moeten aandikken door presentjes te gaan uitdelen, dan is dat misschien niet aanmatigend maar in elk geval wel dubbelop.