Huub Moonen

 

Onderwijs van voor de mammoetwet en het tweede Vaticaans concilie

 

Soms in een onbewaakt ogenblik, wanneer het schemergebied tussen slapen en waken mij als een gewatteerde deken dreigt te omhullen, borrelen er allerlei irrationele doch mooie beelden en herinneringen op uit de meest perfecte computer op deze aardkloot, het menselijk brein.

Zonder directe aanleiding of aanwijsbare reden spuit die ´harde schijf´ velerlei feiten uit een nabij of ver verleden.Vaak met bijbehorende geuren, smaken en gevoelens.

Wie van ons stervelingen verlangt er heimelijk niet naar om nog eens het onschuldige kind van weleer te kunnen zijn, maar dan met de kennis en de levenservaring van het heden?

Zo werd ik onlangs, nog aangenaam verrast door een trip naar de historie.

 

Haarscherp verrees voor mijn geestesoog de ranke jongensgestalte die plichtsgetrouw en leergierig de schoolbanken van de St. Jozefschool aan de Groeseindstraat inschoof.

De jongensschool van de parochie Hoefstraat, want gemengd onderwijs was nog lang niet aan de orde, wie men daarmee dacht te beschermen de leerlingen of de leerkrachten is onduidelijk

In gedachten rook ik weer het krijt, de inktpot, het verse potloodslijpsel, alsmede de geur van de scheerzeep, waarmee de leerkrachten zich ontdeden van overtollige beharing.

Er was een duidelijk verschil in geur merkbaar tussen die der fraters en die van de sporadische lekenonderwijzers, de fraters hadden allen hetzelfde standaardgeurtje.

Sunlightzeep, waarschijnlijk.

Ook gebeurde het regelmatig dat vanachter de lessenaar voor in de klas naast het schoolbord waar traditiegetrouw de onderwijzer was gesitueerd, grote blauwe rookwolken het klaslokaal in kwamen drijven. Want onder het motto: ´Een tevreden roker, is geen onruststoker´, was het destijds de normaalste zaak van de wereld dat vrijwel elke man tabakswaren gebruikte.

Klaarblijkelijk was toen roken nog niet dodelijk of schadelijk voor het sperma, het hart en de bloedvaten, en wat er tegenwoordig nog meer voor opwekkende teksten worden vermeldt op je pakje verslaving, dus werd er driftig op los gepaft, zelfs tijdens het pedagogische werk.

Je wist niet beter, dus nam geen enkele leerling aanstoot aan een enkel sigaartje of sigaretje.

Alleen de frater van de zesde klas maakte het tamelijk bont, hij bezat een – en wat erger was –rookte pijp. De afmeting van zijn pijpenkop was evenwel gigantisch, als hij daar de brand in joeg dan was het genieten geblazen, met de nadruk op blazen. Helaas voor ons bleek hij een verstokte roker, die met vrij grote regelmaat een pijpje smoorde. In zijn klas wilde dan ook geen enkel plantje gedijen, zelfs de stereotiepe pauwenveren die in elk lokaal de vrije natuur symboliseerden, waren bij hem fletser van kleur en oogden minder aanlokkelijk.

Verder was het best een aardige man, een beetje zielig ook, want hij droeg (toen al) een pruik.

Het hardnekkige verhaal deed de ronde op school, dat tijdens een van zijn rooksessies zijn natuurlijke haardos in de brand was geraakt, en dat zijn hoofd nu was verminkt door littekens van de afgrijselijke brandwonden die hij daarbij had opgelopen. Onwaar vermoedelijk, maar zoals gezegd tamelijk hardnekkig. Zijn bijnaam luidde dan ook, heel inventief, De Pruik.

Denk nu alstublieft niet aan een toupet, dat nauwelijks merkbaar de natuur vervangt.

Nee, het ´ding´ waarmee deze man zich in het openbaar durfde te vertonen, was niet alleen vormeloos maar ook nog eens van een onnatuurlijke rood/bruine kleur. Ik heb hem er altijd van verdacht dat hij de pruik, op het fraterhuis, uit de toneelrekwisieten had opgedolven.

Maar het moet gezegd, hij bleef er wel vrolijk onder en ging niet gebukt onder zijn lot.

 

Een andere leerkracht bleek zich ook nog in mijn geheugen te hebben genesteld.

Geen frater maar een `gewoon mens`, een vrijgezel van -in onze ogen –oudere leeftijd.

Nu is leeftijd een relatief begrip, zeker in de belevingswereld van een kind, dus zal hij zo ongeveer rond de vijftig jaar zijn geweest. Een alom gerespecteerd burger, die ook al sinds jaar en dag deel uitmaakte van de gemeenteraad. Vermoedelijk voor de KVP fractie.

Verder was hij ook zeer actief op het sociale en culturele vlak en droeg hij de Vincentius-vereniging en andere charitatieve instellingen een warm hart toe.

De man had een gedistingeerd voorkomen, sprak enigszins bekakt, maar was verder erg aardig en attent. Hij voelde zijn leerlingen uitstekend aan, een goed onderwijzer derhalve.

Hoewel deze man niet rookte, tenminste niet onder schooltijd, had hij weer een andere eigenaardigheid. Wanneer er ´s morgens, voor de lessen een aanvang namen, klassikaal werd gebeden, stond hij namelijk altijd vol overgave zijn kruis te schuieren aan de punt van de voorste banken. Met een hevigheid die de inkt bijna uit het inktpotje deed stromen.

En al werd er verondersteld dat tijdens het gebed de ogen gesloten, of toch minstens geloken waren, viel dit na verloop van enige tijd toch op bij zijn leerlingen. Al dan niet ingefluisterd.

Ook als de landkaart werd opgehangen en het schone vak aardrijkskunde werd onderwezen rustte het rubberen dopje van zijn aanwijsstok slechts zelden op de hoofdsteden van onze provincies, of de strokarton– en aardappelmeelfabrieken van Oost-Groningen.

Dan zat hij zich namelijk onverholen en ongegeneerd te krabben, met het dikke achtereinde van de stok. Het tekent onze toenmalige naïviteit dat wij dit weliswaar vreemd vonden, maar er verder geen kwaad in zagen, en al zeker geen seksueel getint dwangmatig gedrag.

Meer dan waarschijnlijk zou men met deze conclusie de goede man ook onrecht hebben aangedaan en was er slechts sprake van een hardnekkig jeukend eczeem, of gebruikte hij gewoon de verkeerde shampoo. Zijn bijnaam luidde dan ook, al even inventief, De Krap.

 

Helaas, ik was geen briljante leerling toch heb ik er veel geleerd, op diverse terreinen.

Zolang er geen cijfertjes aan te pas kwamen kon ik het nog aardig behappen, maar het droge en exacte van het rekenen was aan mij niet besteed en bleef lang een ondergeschoven kindje.

Catechismus daarentegen, voor velen een wekelijks terugkerende kwelling, vond ik heerlijk.

Die kende ik altijd op mijn duimpje, zonder overigens te begrijpen wat of de essentie was van de teksten die ik zo perfect van buiten had geleerd.

Maar gelukkig was er pastoor Smits, regelmatig verscheen zijn imposante en imponerende gestalte in het klaslokaal om als een orakel een en ander te verklaren, of een bijbels verhaal te vertellen.Het was geen sympathieke man, nors en bars, met een uitstraling die ik met mijn huidige vocabulaire, als hautain zou omschrijven. Ook de leerkrachten kregen iets onderdanigs als hij aanwezig was. Ongetwijfeld zal hij ook wel vier kapelaans hebben gehad die hem hielpen om zijn loodzware taak wat te verlichten, maar raar genoeg kan ik me namen noch gezichten herinneren van die "gelukkigen". Als koorknaap was ik toch regelmatig aanwezig in het kerkgebouw en sporadisch op bezoek in ´het heilige der heilige´, de pastorie. Hetgeen mij nog het beste is bijgebleven van meneer pastoor is de flagrante schending jegens zijn religieus stokpaardje, de eerlijkheid. Tijdens een van zijn catechismuslessen stelde hij een extreem moeilijke vraag, zo moeilijk dat hij degene die het goede antwoord wist een beloning van één gulden toezegde. In die tijd een vorstelijke bonus, waar een simpel werkman nog enige uren voor moest sappelen. Toen evenwel een knaap daadwerkelijk met het goede antwoord op de proppen kwam verschoot de herder van kleur, maar in plaats van dat de dikke portemonnee tevoorschijn kwam vanachter de rij knoopjes van zijn toog, streek hij de knaap wat lacherig over de haardos en zei dat hij maar op de pastorie een paar appels moest komen halen. Dit nu was de knaap zijn eer te na, hij liet de pastoor verrekken met zijn rotappels.

Beste mensen dit is een waar gebeurd verhaal, en ik kan het weten, want die knaap was ik.