Zangwedstrijden voor vinken
Overgenomen uit het maandblad "de witte spreeuwen" van 1988.
Op de agenda van de Gentse feesten van dinsdag 19 juli 1988 staat om
09.00 uur een wedstrijd voor "ziende" vinken gepland. Alhoewel het dan
al meer dan zestig jaren verboden is om vinken blind te maken, spreekt
men nog steeds over een wedstrijd voor "ziende" vinken. Men moest in de
afgelopen tijd andere oplossingen zoeken om de vinken elkaar niet te
laten zien. Daarvoor werden in eerste instantie de vinkenkooien met een
witte doek afgesloten en later werd de glaskooi ontworpen. We zullen af
en toe de echt Vlaamse termen tussen haakjes zetten omdat die zo nauw
verbonden zijn met de vinkenwedstrijden (vinkenzettingen). In de agenda
ziet men dat de wedstrijd aanvangt om 09.00 uur. Dit is het meest
gebruikelijke uur voor een vinkenwedstijd alhoewel de laatste jaren ook
de namiddagzettingen aan populariteit winnen. Het aantal gezongen
liedjes ligt dan meestal lager. Reeds in 1596 wordt in een oorkonde van de stad Ieper
over een vinkenwedstrijd geschreven op de eerste zondag in mei van 06.00
uur tot 07.00 uur ’s morgens. Daarna werden de vogels in de kerk
gezegend. De vinken zaten in een notenlaarhouten kooi met aan de
voorkant "katvrij" traliewerk. Om de vogels rustig te houden werden ze
blind gemaakt door het dichtlassen van de oogleden.Verder leek een
wedstrijd vrij goed op wat we nu kennen. De vogels werden op een stille
plaats, toen uiteraard gemakkelijker te vinden dan nu, op de grond
geplaatst met een tussenruimte van 8 voet (ongeveer 2,40 m). Het liedje
of de slag moest eindigen op "siskewie" en het aantal liedjes werd op
een zwarte stok (de latte), te vergelijken met een stokmeter,
aangestreept. Tijdens het opmaken van de uitslag werden allerhande
volksspelen zoals zaklopen, lepelkoers e.d. ingericht. Pas rond de
middag werden op een plechtige manier, in aanwezigheid van magistraten,
notabelen en de fanfare de prijzen uitgereikt. Op dergelijke grote
wedstrijden werd per groep van vier vinken (een peloton) gespeeld.
Iedere vereniging vaardigde vier eigenaars (vinkeniers) van de beste
vinken af. Aangezien de verplaatsingen te voet gebeurden werd dikwijls
de avond ervoor al vertrokken. De "siskewie"-slag wordt ook nu nog de
Vlaamse slag genoemd. De vinkensport was vooral populair in het huidige
Oost- en West-Vlaanderen. Het verbieden van het blindmaken van de vinken
had natuurlijk een weerslag op de vinkensport. De oudere
vinkenliefhebbers konden zich hiermee moeilijk verzoenen doch nadat men
inzag dat ook "ziende" vinken het behoorlijk deden kreeg de vinkensport
een nieuwe bloeiperiode. Oost- en West-Vlaamse arbeiders die in
Antwerpen of Brussel gingen werken of er zich eventueel ook vestigden,
brachten de vinkensport naar de provincies Brabant en Antwerpen. Ook
Limburg werd voor de vinkenliefhebberij warm gemaakt. In Wallonië
(Luik-Verviers-Namen) wordt op een afwijkende manier gespeeld. De
vinkenzang wordt heel ruim beoordeeld. Iedere afzonderlijke slag wordt
geteld en de kooien staan niet op de grond doch worden opgehangen op
1,80 m hoogte op een afstand van 40 cm van elkaar aan een soort
lattenwerk. Men zou kunnen stellen dat in het vlakke gedeelte van België
de siskewieslag (Vlaamse zang) de enige geldige is en dat men elders, in
de meer heuvelachtige streken, heel wat ruimer is in zijn beoordeling.
De Algemene Vinkeniersbond aanvaardt enkel de Vlaamse zang. Vinken met
een andere slag noemt men "Walen". Deze "Walen" kunnen wel verleerd
worden aan de hand van een goede voorzanger of zoals nu veel gebeurt met
een geluidscassette. Ze hervallen echter in hun moedertaal als ze
opnieuw een soortgenoot horen.
We bekijken nu eens "live" een vinkenwedstrijd zoals er per seizoen
duizenden worden gehouden in Vlaanderen. Na de inschrijving in het
clublokaal, een plaatselijk café, en de uitloting van de standplaats
begeven de liefhebbers zich naar de plaats van de wedstrijd. Meestal is
dat een rustige veldweg die verkeersvrij is gemaakt en waarop met witte
verf de plaatsen van de kooien zijn aangeduid met daarnaast een
volgnummer. Als alle vinken op hun plaats staan in de rij (de reke) is
het enkel nog wachten op het startsignaal van de commissaris. De afstand
tussen de kooien bedraagt 2,40 m en tussen kooi en tekenaar –hij die het
aantal liedjes noteert – bedraagt 1,25 m of de lengte van de
aantekenstok. De liedjes worden hierop genoteerd. Aangezien er 200
liedjes per kant kunnen genoteerd worden gebeurt het zelden dat een
tweede stok moet worden gevraagd. Vinken die meer dan 800 slagen zingen
op een uur zijn immers een zeldzaamheid. Bij een vogel die zeer zachtjes
zingt (een laagzanger) is het toegelaten tot op 60 cm van de kooi te
gaan luisteren. Dit moet echter bij de inschrijving meegedeeld worden.
Als iedereen klaar staat worden meestal drie seinen gegeven. Kleine
verschillen zijn naargelang de streek mogelijk. Eerste sein "Vogels van
de grond". De vinkenier heeft nu de kooi in de hand. Tweede sein "Vogels
op de grond". De kooi wordt op de aangestipte paats neergezet en de
vinkeniers schuiven één plaats naar rechts. Zo tekent men de vogel van
zijn buurman maar heeft men ook nog controle op de tekenaar van zijn
eigen vogel. Derde sein "Tekenen". Vanaf nu mag de kooi niet meer
aangeraakt worden. Precies één uur na het derde sein wordt het einde van
de wedstrijd aangekondigd door het eindsignaal "Regels neer" of "Regels
aan de grond". Bij grotere zettingen wordt ook gebruik gemaakt van een
vlag. Bij slecht weer heeft men vanaf 30 minuten een geldige wedstrijd.
Het aantal liedjes wordt dan vermenigvuldigd met vastgestelde
coëfficienten. Bijvoorbeeld 30 x 1,9, 31 x 1,842, enzovoort. Aangezien
één plaats wordt opgeschoven, staat er dus niemand bij de eerste vogel.
Deze wordt getekend door een door de inrichters aangeduide persoon. Het
eerste half uur van de wedstrijd verlaat niemand de rij (de reke).
Daarna kan de eigenaar aan de tekenaar toelating geven om niet langer
bij de kooi te blijven als bijvoorbeeld de vogel het vertikt om te
zingen. Wanneer aan de juistheid van de zang wordt getwijfeld, komen de
inrichters die beluisteren. Vinken met een afwijkende slag kan men laten
keuren door een gewestelijke zangcommissie of door een zangkeurraad. Die
levert dan een zangkaart af waarop de aanvaarde en de niet aanvaarde
slagen van de vogel staan genoteerd. Deze zangkaart wordt dan bij de
inschrijving voorgelegd evenals een eigendomsbewijs waaruit blijkt dat
men in regel is met de Belgische vogelwet. Bij grote wedstrijden is een
aparte uitslag voor eigen kweek vinken. Na de wedstrijd komt men terug
naar het clublokaal waar menig glaasje gerstenat wordt genuttigd en
eventueel nog een gratis hapje wordt aangeboden. Tweederde van de
deelnemers krijgt een geldprijs en (meestal) plastic of (soms) zijden
bloemen. Bij grotere evenementen worden ook wel eens trofeeën en
bekertjes uitgereikt. De geldprijzen schommelen meestal tussen 120 BF (f
6,50) voor de eerste en 30 BF (F 2,50), wat precies overeen komt met het
inleggeld, voor de laatste. De geldprijzen komen van een vast bedrag dat
door de inrichtende maatschappij ter beschikking wordt gesteld samen met
het inschrijvingsgeld van de deelnemers. Ik hoop een goed beeld te
hebben gegeven van een oude populaire tak van de
vogelliefhebberij in Vlaanderen. Noem het gerust folklore. U zult er de
rechtgeaarde vinkenier niet mee kwetsen. Tenslotte kan ik u alleen maar
aanraden om, als de gelegenheid zich voordoet, eens zo’n vinkenzetting
bij te wonen. Karel en ik waren in juli 2005 in Pittem op bezoek bij
André Demeijere. Die heeft een vinkenkooienmuseum met een honderdtal
verschillende vinkenkooien uit diverse streken van Belgié. Hij is in het
bezit van een vijftal kooitjes uit de beginperiode van de
zangwedstrijden de zogenaamde "kattebeten". Dat zijn kooitjes die werden
gebruikt bij zangwedstrijden voor blinde vinken. Die konden dus geen
gevaar zien aankomen en daarom was zo’n kooi voorzien van een dubbele
rij tralies. Echt juweeltjes van volkskunst. Wij konden zo’n kooitje van
hem overnemen. ’s Avonds hebben we een zangwedstrijd voor vinken
bijgewoond. Prachtig om te zien hoe hele straten worden afgezet om dit
volksvermaak te kunnen laten voortbestaan. De zang die we er hoorden was
niet bepaald de vinkenzang die wij prefereren want de slagen zijn daar
zeer kort. "Wiet wiet suskewiet" en ze zijn klaar. Er worden veel
plaatselijke regeltjes gehanteerd. Als een vink tweemaal aaneengesloten
bovenstaand liedje zingt telt dat voor één. Ze noemen dat een
"dubbelslager". Ze hebben ook nog een "toekapper" die zingt "wiet wiet
suskewiet-wiet-wiet". Ook dat wordt voor één slag gerekend. Op de kooi
staat een plaatje met de naam "toekapper". Dat is door de organisatie
uitgegeven aan het begin van het seizoen en moet op de kooi blijven
zitter om de teller te informeren over het soort vink dat in de kooi
zit. Wij kwamen nog een heel uitzonderlijk exemplaar tegen dat aan het
eind van de slag maar liefst vijf keren "wiet" produceerde. Elke
vereniging in de buurt, en daar zitten er 15 vlak bij alkaar, maakt voor
de zomeravonden zijn eigen regels voor de wedstrijd. In dit geval zou de
hoofdprijs vallen op de vink die tussen de 390 en 410 slagen ging maken.
Pas aan het eind van de wedstrijd wordt in het stamlokaal precies het
getal getrokken. Als dat bijvoorbeeld 392 zou zijn dan hebben alle
vinken die meer hebben gezongen geen prijs. De hoofdprijs gaat dan naar
de vink die 392 slagen heeft gemaakt of naar degene die er aan de
onderkant het dichtst bijzit. Een model om ook kleinere jongens aan de
beurt te laten komen en niet het hele jaar de prijzen naar de grote
zangers te laten gaan. Mooi om mee te maken. André had ons eerder die
dag de zang laten horen van de kampioen van België van dit jaar. Die
maakte in een uur tijd maar liefst ruim 1800 slagen. Een prachtig
verhaal was er ook nog van een man uit de buurt die in een in grote
volière een bastaardsijsjes had gekweekt. In die volière zat ook een
zingende vink. Een van de bastaardsijsjes zong toen het was opgekooid
alleen maar de vinkenzang. En in een flink tempo want het maakte 20
slagen per minuut waar iedereen bijstond.
|
|