Merel (Turdus merula)
De merel heeft een merkwaardige verandering doorgemaakt. Vroeger was
het de schuwe, afstand houdende, bosvogel. Tegenwoordig komt de merel
zowel in het bos als in de omgeving van de mens voor. Na de huismus
heeft de merel zich het best aangepast aan onze omgeving. Het
onderscheid tussen de man en de pop is duidelijk. De man is geheel zwart
met een zwakke glans en de snavel is opvallend oranjegeel. Bij de mannen
wordt met het stijgen in leeftijd de snavel hoe langer hoe dieper van
kleur en de roodachtige snavels horen dus toe aan heel oude heren. De
pop is donkerbruin op rug en vleugels, en grijsbruin op borst en buik.
Ze hebben een hoornkleurige snavel. (Oudere wijfjes krijgen een
geelachtige snavel). Merels zijn aggressieve vogels, ook tegenover
soortgenoten. De zang is rijk aan volle fluittonen en gevarieerde
melodietjes. Ze zingen het intensiefst in de vroege morgenuren en
gedurende de vooravond. In het bijzonder bij lichte regen zingen de
mannen van de merels zeer intensief. Merels hebben ook een
fluisterliedje dat al vroeg in het voorjaar en zelfs soms al in november
is te horen. En dan vooral als het niet echt winter wil worden. De merel
begint later door te zingen dan de zanglijster, meestal pas goed in de
loop van maart. Jac. P. Thijsse meende de volgende motieven te horen.
![](veugeltjes/Merellied_450.jpg)
Het voedsel is zowat gelijk aan dat van de lijster maar ook specifiek
mensenafval van fruit en brood wordt gegeten. Een merel bouwt zijn nest
op alle willekeurige geschikte en ongeschikte plaatsen. Vroeger kwam een
merel ook wel in de omgeving van boerderijen voor. Je ving ze dan het
handigste in een slootje langs een heg om de tuin van een boerderij. Ze
hadden toentertijd de gewoonte om door een sloot te vliegen en als je
dat hebt gezien dan een klein hangnetje in de sloot ophangen aan enkele
takken b.v. met 4 knopspelden. Als ze er invliegen valt het netje en zit
de merel er in. Een andere mogelijkheid is met een klein klapnetje dat
werkt als een mussenklem maar dan iets groter. Een stukje appel er aan
of een meelworm is meestal al voldoende. Als je al een merel in de kooi
hebt zitten dan is het vooral in het voorjaar heel eenvoudig om merels
te vangen aan die merelskooi. Merels uit de omgeving willen hun
territorium afbakenen en komen vechten aan de kooi. Door er een soort
erker aan de voorkant tegen te hangen met een klapnetje dat door de
vechter wordt bediend is het vrij eenvoudig om een merel te vangen. Als
je echter een niet schuwe (zeege) merel in de kooi wilt hebben kun je
het beste een nest jongen uithalen en met de hand grootbrengen. Vroeger
had elke vogelliefhebber wel een merel in een kooi zitten. Tegenwoordig
alleen de echte liefhebbers van merelzang is ons opgevallen. Maar dat
zijn er toch nog veel. En die zelf opgebrachte merels zingen echt veel.
Daaraan en aan de gevarieerde zang herken je een goede merel. Ze zitten
in een speciale kooi (merelskooi) met minimaal de afmetingen 70 cm breed
en 40 cm hoog aan de zijkanten. Alleen aan de voorkant open en een spits
dak dat ontstaat door 60 cm hoogte in het midden aan te houden. Er zijn
grote en kleine merels. De kleintjes hebben in de volksmond de reputatie
mooier te zingen. We menen ook begrepen te hebben dat de merels die uit
de bossen komen beter zingen dat de merels uit de stad. In een kooi
zingen merels (maar dat geldt voor alle vogels) veel meer dan in de
vrije natuur. Daar hoor je natuurlijk vrij veel merelgezang maar dat
komt niet steeds van dezelfde merel. Er zitten zoveel merels dat we er
altijd wel enkele in de buurt hebben en we dus veel merelzang horen. Als
de merel ons zijn gezang laat horen, in het begin nog aarzelend en
onvolledig maar gaandeweg duidelijker en afwisselend, dan weten we dat
de lente is aangebroken. Het nest dat door de pop alleen wordt gebouwd
kun je tegenwoordig zowat overal aantreffen. Er wordt twee of driemaal
per jaar gebroed en het legsel bestaat meestal uit 4 of 5 eieren. Na 13 of 14 dagen komen de jongen uit. De jongen blijven
hooguit 18 dagen in het nest waarna ze nog eens 18 dagen door de ouders
worden gevoerd. Meestal worden jonge merels met een dag of 6 met nest en
al meegenomen. Daarna zijn ze bijna niet meer te ringen. Het nest wordt
in een emmer gezet met op de bodem een flinke laag zand. In het begin
warm houden met een donkerstraler er boven. Als de jongen tijdens het
voeren schijten dan de uitwerpselen met een lepel opvangen en in het
zand gooien. Het is heel belangrijk dat het nest schoon en droog blijft.
De jongen worden gevoerd met 1 deel zelfgemaakt eivoer (zie achteraan in
een apart hoofdstukje over de basis van een goed eivoer) en 1 deel
universeelvoer dat met een mixer extra fijn is gemaakt. Voeg daar nog
aan toe een lepel "vlietabo" (druivensuiker en vitaminen), een lepel
miereneitjes en wat water. Het geheel mag niet te nat worden. Voer dit
mengsel met een speciaal houtje of de stompe achterkant van een
theelepeltje. Als je de jongen eens extra wilt trakteren dan kan dat met
een huisjesslak. Eerst het huisje stuk slaan en er afhalen, daarna de
slak in kleine stukjes snijden. In het begin gaan er 10 kleine stukjes
uit een slak en later als de jongen uitvliegen wordt zo’n slak in 3
delen gesneden. Het is wel een beetje een viezigheid maar de merels zijn
er dol op. Als de jongen een staartje beginnen te krijgen worden ze in
een kooi gezet en verder door de tralies gevoerd. Geleidelijk het voer
en water in open bakjes in de kooi zetten. Daarna wennen aan
universeelvoer en vette merelkorrels, af en toe aangevuld met wat eivoer
en miereneitjes. De mannen herken je het snelst aan de kleur van de
grote slagpennen en de staart. Die ruien niet het eerste jaar en zijn
zwart bij mannen. Harrie van Belkom heeft ooit beweerd, dat een merel
met jongen niet zingt maar daarmee onmiddellijk weer gaat beginnen als
je de jongen uithaalt. Wij hebben niet kunnen achterhalen of deze
bewering juist is. Misschien dat één van de lezers ons daarover kan
informeren. We waren bij een liefhebber waar een opgebrachte merel in
een kooi heel op zijn gemak volop zat te zingen. Die bleek intussen 15
jaar oud te zijn. En we hoorden meer verhalen over merels van meer dan
tien jaar oud. Merels ruien langdurig vanaf eind juli tot begin oktober,
zo’n 80 tot 90 dagen.
In het Belgische vogelblad "de witte spreeuwen"
kwamen we in april 1983 het volgende artikeltje tegen.
"Een merelpaar als pleegouders. Begin maart 1982 begon mijn
kweekkoppel splitisabel zanglijster x isabel zanglijster aan een nest.
De pop legde 5 eieren maar ging niet tot broeden over. Toevallig woonde
ook een merelpaar in de tuin. Daarvan nam ik de eieren weg en legde er
de vijf lijstereieren voor in de plaats. Het was een risico. Buiten
verwachting broedde het merelpaar verder de eieren uit en voerde de
jongen voorbeeldig. Het was een machtig schouwspel om dit nest met
jongen te bekijken. Wat ik vroeger voor onmogelijk had gehouden werd nu
werkelijkheid."
|
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-01.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-03.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-05.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-07.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-08.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-10.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-16.jpg)
![](veugeltjes_afbeeldingen_2/14-merel-19.jpg) |