INHOUD VEUGELTJES VANGEN
INHOUD VAN RIJSWIJK
CUBRA HOME
 

!

Beste lezer, kennis van tradities is een waardevol bezit, maar zo ook de Brabantse natuur. Graag wijzen wij u er daarom op dat het vangen en in bezit hebben van inheemse vogelsoorten en het toepassen van beschreven vangmethoden verboden en strafbaar zijn (artikel 11.37 en 11.40 Besluitactiviteiten leefomgeving).

- Vink

- Keep

- Kneu

- Distelvink

- Sijs

- Barmsijs  

- Groenling

- Geelgors

- Goudvink

- Frater

- Europese kanarie

- Nachtegaal

- Zwartkop

- Zanglijster

 

- Veldleeuwerik

- Pestvogel

- Europese kwartel

- Europese tortel

 

Henk van Rijswijk & Karel Hermans

Merel (Turdus merula)

De merel heeft een merkwaardige verandering doorgemaakt. Vroeger was het de schuwe, afstand houdende, bosvogel. Tegenwoordig komt de merel zowel in het bos als in de omgeving van de mens voor. Na de huismus heeft de merel zich het best aangepast aan onze omgeving. Het onderscheid tussen de man en de pop is duidelijk. De man is geheel zwart met een zwakke glans en de snavel is opvallend oranjegeel. Bij de mannen wordt met het stijgen in leeftijd de snavel hoe langer hoe dieper van kleur en de roodachtige snavels horen dus toe aan heel oude heren. De pop is donkerbruin op rug en vleugels, en grijsbruin op borst en buik. Ze hebben een hoornkleurige snavel. (Oudere wijfjes krijgen een geelachtige snavel). Merels zijn aggressieve vogels, ook tegenover soortgenoten. De zang is rijk aan volle fluittonen en gevarieerde melodietjes. Ze zingen het intensiefst in de vroege morgenuren en gedurende de vooravond. In het bijzonder bij lichte regen zingen de mannen van de merels zeer intensief. Merels hebben ook een fluisterliedje dat al vroeg in het voorjaar en zelfs soms al in november is te horen. En dan vooral als het niet echt winter wil worden. De merel begint later door te zingen dan de zanglijster, meestal pas goed in de loop van maart. Jac. P. Thijsse meende de volgende motieven te horen.

Het voedsel is zowat gelijk aan dat van de lijster maar ook specifiek mensenafval van fruit en brood wordt gegeten. Een merel bouwt zijn nest op alle willekeurige geschikte en ongeschikte plaatsen. Vroeger kwam een merel ook wel in de omgeving van boerderijen voor. Je ving ze dan het handigste in een slootje langs een heg om de tuin van een boerderij. Ze hadden toentertijd de gewoonte om door een sloot te vliegen en als je dat hebt gezien dan een klein hangnetje in de sloot ophangen aan enkele takken b.v. met 4 knopspelden. Als ze er invliegen valt het netje en zit de merel er in. Een andere mogelijkheid is met een klein klapnetje dat werkt als een mussenklem maar dan iets groter. Een stukje appel er aan of een meelworm is meestal al voldoende. Als je al een merel in de kooi hebt zitten dan is het vooral in het voorjaar heel eenvoudig om merels te vangen aan die merelskooi. Merels uit de omgeving willen hun territorium afbakenen en komen vechten aan de kooi. Door er een soort erker aan de voorkant tegen te hangen met een klapnetje dat door de vechter wordt bediend is het vrij eenvoudig om een merel te vangen. Als je echter een niet schuwe (zeege) merel in de kooi wilt hebben kun je het beste een nest jongen uithalen en met de hand grootbrengen. Vroeger had elke vogelliefhebber wel een merel in een kooi zitten. Tegenwoordig alleen de echte liefhebbers van merelzang is ons opgevallen. Maar dat zijn er toch nog veel. En die zelf opgebrachte merels zingen echt veel. Daaraan en aan de gevarieerde zang herken je een goede merel. Ze zitten in een speciale kooi (merelskooi) met minimaal de afmetingen 70 cm breed en 40 cm hoog aan de zijkanten. Alleen aan de voorkant open en een spits dak dat ontstaat door 60 cm hoogte in het midden aan te houden. Er zijn grote en kleine merels. De kleintjes hebben in de volksmond de reputatie mooier te zingen. We menen ook begrepen te hebben dat de merels die uit de bossen komen beter zingen dat de merels uit de stad. In een kooi zingen merels (maar dat geldt voor alle vogels) veel meer dan in de vrije natuur. Daar hoor je natuurlijk vrij veel merelgezang maar dat komt niet steeds van dezelfde merel. Er zitten zoveel merels dat we er altijd wel enkele in de buurt hebben en we dus veel merelzang horen. Als de merel ons zijn gezang laat horen, in het begin nog aarzelend en onvolledig maar gaandeweg duidelijker en afwisselend, dan weten we dat de lente is aangebroken. Het nest dat door de pop alleen wordt gebouwd kun je tegenwoordig zowat overal aantreffen. Er wordt twee of driemaal per jaar gebroed en het legsel bestaat meestal uit 4 of 5 eieren. Na 13 of 14 dagen komen de jongen uit. De jongen blijven hooguit 18 dagen in het nest waarna ze nog eens 18 dagen door de ouders worden gevoerd. Meestal worden jonge merels met een dag of 6 met nest en al meegenomen. Daarna zijn ze bijna niet meer te ringen. Het nest wordt in een emmer gezet met op de bodem een flinke laag zand. In het begin warm houden met een donkerstraler er boven. Als de jongen tijdens het voeren schijten dan de uitwerpselen met een lepel opvangen en in het zand gooien. Het is heel belangrijk dat het nest schoon en droog blijft. De jongen worden gevoerd met 1 deel zelfgemaakt eivoer (zie achteraan in een apart hoofdstukje over de basis van een goed eivoer) en 1 deel universeelvoer dat met een mixer extra fijn is gemaakt. Voeg daar nog aan toe een lepel "vlietabo" (druivensuiker en vitaminen), een lepel miereneitjes en wat water. Het geheel mag niet te nat worden. Voer dit mengsel met een speciaal houtje of de stompe achterkant van een theelepeltje. Als je de jongen eens extra wilt trakteren dan kan dat met een huisjesslak. Eerst het huisje stuk slaan en er afhalen, daarna de slak in kleine stukjes snijden. In het begin gaan er 10 kleine stukjes uit een slak en later als de jongen uitvliegen wordt zo’n slak in 3 delen gesneden. Het is wel een beetje een viezigheid maar de merels zijn er dol op. Als de jongen een staartje beginnen te krijgen worden ze in een kooi gezet en verder door de tralies gevoerd. Geleidelijk het voer en water in open bakjes in de kooi zetten. Daarna wennen aan universeelvoer en vette merelkorrels, af en toe aangevuld met wat eivoer en miereneitjes. De mannen herken je het snelst aan de kleur van de grote slagpennen en de staart. Die ruien niet het eerste jaar en zijn zwart bij mannen. Harrie van Belkom heeft ooit beweerd, dat een merel met jongen niet zingt maar daarmee onmiddellijk weer gaat beginnen als je de jongen uithaalt. Wij hebben niet kunnen achterhalen of deze bewering juist is. Misschien dat één van de lezers ons daarover kan informeren. We waren bij een liefhebber waar een opgebrachte merel in een kooi heel op zijn gemak volop zat te zingen. Die bleek intussen 15 jaar oud te zijn. En we hoorden meer verhalen over merels van meer dan tien jaar oud. Merels ruien langdurig vanaf eind juli tot begin oktober, zo’n 80 tot 90 dagen.

In het Belgische vogelblad "de witte spreeuwen" kwamen we in april 1983 het volgende artikeltje tegen.

"Een merelpaar als pleegouders. Begin maart 1982 begon mijn kweekkoppel splitisabel zanglijster x isabel zanglijster aan een nest. De pop legde 5 eieren maar ging niet tot broeden over. Toevallig woonde ook een merelpaar in de tuin. Daarvan nam ik de eieren weg en legde er de vijf lijstereieren voor in de plaats. Het was een risico. Buiten verwachting broedde het merelpaar verder de eieren uit en voerde de jongen voorbeeldig. Het was een machtig schouwspel om dit nest met jongen te bekijken. Wat ik vroeger voor onmogelijk had gehouden werd nu werkelijkheid."