Henk
van Rijswijk
Herinneringen
aan zijn opleiding aan de Hogere Textielschool
(1
september 1950 tot en met juli 1954)
![](textielschoolafbeeldingen/school.jpg)
Vanaf het eerste moment heb ik
me op deze school op mijn gemak gevoeld. Het was vreselijk wennen in het
begin aan een heel andere manier van onderwijs geven. Er werd vanuit
gegaan dat er les werd gegeven om ons wijzer te maken en dat wij dat op
prijs stelden. Wij waren hier om een hoog aangeschreven opleiding te
volgen die uiteindelijk zou moeten leiden tot het diploma
textieltechnicus. En dus werd er niet om de haverklap gekeken of je de
stof beheerste maar dat gebeurde slechts enkele keren per jaar. De
opleiding was vierjarig waarbij het derde jaar een praktijkjaar was en het
de bedoeling was om in één of meerdere bedrijven praktisch te gaan
werken.
![](textielschoolafbeeldingen/inschrijving.jpg)
Het
eerste jaar
Is
vooral een inleidend jaar en er wordt dan les gegeven in een groot aantal
verschillende vakken onder te verdelen in exacte vakken, algemene vakken,
theoretisch technische vakken en praktische vakken.
Exacte
vakken: Algebra, Goniometrie, Beschrijvende meetkunde, Stereometrie,
Mechanica, Natuurkunde, Scheikunde
Algemene
vakken: Nederlands, Duits, Frans, Engels, Staatsinrichting, Economie, Maatschappijleer,
Lichamelijke opvoeding voornamelijk hockey
Theoretisch
technisch: Bindingsleer
Praktische
vakken: Praktisch spinnen, Praktisch weven, Weefselontleden, Praktisch
appreteren, Machinetekenen
Het
tweede jaar
Nu
komt het accent meer te liggen op de textieltechnische vakken.
Nog
1 exact vak over: Scheikunde
Algemene
vakken: Duits, Engels, Maatschappijleer, Bedrijfsleer, Lichamelijke
opvoeding
Theoretisch
technisch : Kennis van textielgrondstoffen, Kennis van textielwaren,
Calculatie, Technologie spinnen,
Technologie weven, Bindingsleer, Technologie Appreteren,
Chemische technologie, Werktuigkunde, Electrotechniek
Praktische
vakken: Praktisch spinnen, Praktisch weven, Weefselontleden, Dessineren, Praktisch
appreteren, Praktisch verven, Mechanisch technologisch, Onderzoek,
Machinetekenen
Het
vierde jaar
Specialisatie
spinnen en weven.
Algemene
vakken: Maatschappijleer, Bedrijfsleer, Bedrijfspsychologie, Sociale
wetgeving
Theoretisch
technisch: Kennis van textielgrondstoffen, Kennis van textielwaren,
Technologie Spinnen, Calculatie,
Technologie weven, Bindingsleer, Theorie mechanisch
technologisch onderzoek, Fabrieksbouw en installaties
Praktische
vakken: Praktisch spinnen, Praktisch weven, Weefselontleden, Dessineren, Machinetekenen
![](textielschoolafbeeldingen/leraren.jpg)
Dit is het personeel van de
school in het jaar 1953. De foto is gemaakt ter gelegenheid van de viering
van het 75-jarig bestaan van de school op 8 oktober.
Zittend van links naar rechts:
P.J.M.
van Gorp, technologie spinnen en weven, bindingsleer, weefselontleden,
textielwaren.
A.J.G.M.
Hombergen, technologie spinnen en weven, bindingsleer,
textielgrondstoffen, dessineren.
P.F.M.
Akkermans, administrateur.
A.C.
van Beers, praktijkleraar appretuur.
J.G.A.
Mulder, directeur en leraar calculatie.
Dr.
Ir. T.W.A. Borgesius, scheikunde, chemische technologie, theoretisch en
praktisch verven.
A.J.V.
van Amelsvoort, technologie appretuur, kennis van textielgrondstoffen.
Ir.
L.W.M. Kool, werktuigkunde, machinetekenen, fabrieksbouw en
electrotechniek.
Eerste
rij staand van links naar rechts:
J.
van de Veen, mechanisch technologisch onderzoek.
G.G.A.
Meijers, Nederlands en Duits.
A.J.
Liefkens, wiskundevakken, mechanica en natuurkunde.
Drs.
W. Hermans, maatschappijleer, staatsinrichting, economie, bedrijfsleer.
Mej.
Th. P.M. Spieringhs, secretaresse.
T.
Dekker, sociale wetgeving
F.M.
Robben, praktijkleraar strijkgarenspinnerij.
J.A.
Allart, natuurkunde
A.L.
Appels, Frans en correspondentie.
J.C.J.
Mathijssen, engels
Tweede
rij staand van links naar rechts:
J.T.C.
van de Velden, praktijkleraar handweven.
A.A.V.van
Rooij, praktijkleraar weven.
A.C.M.
Takken, praktijkleraar kamgarenspinnerij.
Ir.
F.K.J.M.van de Berg, scheikunde.
A.C.M.
Maas, praktijkleraar appretuur, opvolger van A.C. van Beers.
H.C.A.
Vugts, amanuensis scheikunde en verfmeester.
Hierbij zitten vier leraren
die samen het grootste deel van de specifieke textielvakken voor hun
rekening hebben genomen en door hun deskundigheid en inzet grote
waardering hebben geoogst bij de leerlingen, het bestuur en de bedrijven
in de stad. De moeite waard om ze er even speciaal uit te lichten.
P.J.M.
van Gorp
De
heer van Gorp droeg een flink stuk van de opleiding. Hij gaf de vakken
technologie spinnen en weven, bindingsleer, weefselontleden en
textielwaren. Een bezeten textielman, de theorie toegedaan, bruggenslaand
naar de praktijk waar mogelijk. Openstaand voor inbreng en vragen,
hulpvaardig, minder gecharmeerd van onze interrupties daarvoor hechtte hij
te zeer aan zijn taak. Geen conflictenman, wel een toegewijd
textieldeskundige met inzet voor de opleiding en voor ons allen. Het
verhaal ging dat de heer Hein Enneking in het jaar dat Piet van Gorp
afstudeerde een assistent-dessinateur zocht en dat moest de beste zijn. In
de praktijk bleek hij echter totaal niet te voldoen. Gelukkig kwam hij als
leraar op de textielschool terecht want als docent voldeed hij zoveel te
beter. Hij doceerde er de textieltechnische vakken en schreef daarbij hier
en daar ook de leerboeken. Elf technische publicaties in boekvorm heeft
hij op zijn naam staan naast 21 historische. In tijdschriften zijn nog 93
technische publicaties verschenen. Daarnaast is het bekend dat de heer van
Gorp aan veel publicaties die zijn naam niet dragen een belangrijke
bijdrage heeft geleverd.
![](textielschoolafbeeldingen/schrift2.jpg)
Vooral
de vakken waar je met stoffen bezig kon zijn waren bij hem in goede handen
en de lessen die naast de theorie ook een flink stuk praktisch bezig zijn
inhielden waren een genot om te volgen.
Bij
het vak weefselontleden was het de bedoeling om van een willekeurig stukje
stof vast te stellen hoe dat tot stand was gekomen. Achtereenvolgens moest
duidelijk worden wat de bovenkant was, welke draad de ketting en welke de
inslag was, wat de binding dus het weefpatroon was, wat voor garens waren
gebruikt en de omschrijving van die garens, hoe de stof geweven was en hoe
die was afgewerkt. Je had daarvoor slechts vrij eenvoudige hulpmiddelen
ter beschikking zoals een loupe en een ontleednaald waarmee draden uit de
stof konden worden losgepeuterd.
De
praktijklessen van het spinnen werden verzorgd door Frans Robben. Hij deed
dat prima en op een heel rustige wijze. Wel kon je goed merken dat hij een
hekel had aan blaaskakende fabrikantenzonen en die kregen bij hem geen
voet aan de grond. Aanwezige apparatuur duivelmolen, schrobbelmolen,
selfactor, twee ringspinmachines, diverse spoelmachines en een
twernmachine.
A.J.G.M.
Hombergen
De
heer Hombergen moest ons bijbrengen de technologie van spinnen en weven,
kennis van textielgrondstoffen, dessineren, leuke vakken om mee bezig te
zijn, maar vooral ook het vak bindingsleer. Hoe fabriceer je een stof met
draden van ketting en inslag, hoe kruisen die elkaar, hoeveel in elke
richting en dan liefst zo ingewikkeld mogelijk, dus niet één op en één
af. Er groeide steeds een kruisingssysteem van grote omvang en liefst nog
groter. Welhaast nooit waar dan ook gebezigd. Hij voldeed aan die opgaaf,
doorkneed als hij was in die bindingsuitlopers. Hoe zou hij genoten hebben
van de vaardigheden van de computertechniek heden ten dage. Veel van die
bindingen konden we uitproberen in de handweverij waar de heer van de
Velden ons hielp. Wij hebben de heer Hombergen leren kennen als een
gedegen vakman, een zeer aimabele man ook waarvoor nooit iets teveel was
en geen vraag onbelangrijk.
![](textielschoolafbeeldingen/groep01.jpg)
De
praktijklessen in de mechanische weverij werden gegeven door Noudje van
Rooij een in het vak doorknede vakman die op een heel prettige wijze ons
achter de diverse getouwen kreeg. In zijn afdeling waren heel veel
verschillende typen aanwezig. Twee Schönherrs met terugweefapparatuur
waarvan 1 met kartonnen kaarten en 1 met ijzeren en eenzelfde type met
automatische spoelwissel. Een Rüti met 4 kleurenspoelenautomaat. Een
Jaquardweefstoel. Een Picanol 1 spoels automaat met bovenslag. Diverse
andere typen als Lenz, Saurer, Grossenhain, Galileo en Toijota. Een
kettingscheermachine, een rijgbok, een inslagspoelmachine, een
kaartenslagmachine.
Dr.
Ir. T.W.A. Borgesius
De
heer Borgesius was verantwoordelijk voor de scheikundekennis, kennis van
de chemische technologie, theorie en praktijk van het verven en bleken.
Een ernstige heer, geen tijd voor grapjes, goed docent met brede
achtergrond, optredend voor een gezelschap studenten met verschillen in
hun vooropleiding. Hij miste bij een aantal van hen "oude"
meegebrachte kennis en dat maakte zijn leraarschap moeilijk, daar
worstelde hij mee. Viel je lager in die kenniscategorie dan kon hij dat
tij toch niet keren en bleef het bij het opnieuw uitleggen van de stof,
frustrerend voor een goed, zeer deskundig en gemotiveerd docent. Hij heeft
alle studieboeken geschreven voor de typische textielscheikunde en de
kennis van het verven en bleken. De onderwerpen waren vooral zuren vetten
en zepen, structuren van vezels, algemene onderzoekingsmethoden,
textielchemische onderzoekingen, water en waterreiniging, smeermiddelen,
wolveredeling, katoenveredeling, raijonvezelveredeling, verwijdering van
vlekken, kleurstoffen en verfapparaten, wolververij en methoden van
drukken.
![](textielschoolafbeeldingen/boeken.jpg)
A.J.V.
van Amelsvoort
De
heer van Amelsvoort was de leider bij de overdracht van kennis van de
behandeling van het geweven doek tot afgewerkt doek, bruikbaar in de
confectie, als tapijt, deken, gordijn of anderszins. Hij had daarover een
boek geschreven en hanteerde dat als handboek. Vele pagina’s, tekeningen
en foto’s met een droog soort begeleidende tekst. Moest je die theorie
in je opnemen zonder uitleg in de praktijk dan was je verloren, snel de
draad kwijt, zeker wanneer daaruit klassikaal werd voorgelezen. Een
deskundig heer, jazeker, maar geen begenadigd, boeiend docent, die ons met
verve inleidde voor het handwerk later in de praktijk van een bedrijf.
De
praktijklessen werden gegeven door Janus van Beers, die ons de eerste
beginselen van de appretuur heeft bijgebracht. In de praktijkafdeling
stond een strengwasmachine, cylindervolkom, spanraamdroogmachine,
centriuge, scheermachine, cylinderpers, decatiseermachine, borstelmachine,
garnituur-ruwmachine en een natuurkaarden-ruwmachine.
De
studentenvereniging
Ik
werd ook lid van de studentenvereniging T.E.T.I. welke letters stonden
voor Teximus Et Textum Insignimus. Dat is latijn voor "Wij
weven en veredelen het gewevene". Je werd er gedurende twee weken
officieel voor ontgroend waarbij veel werd gedronken en je allerlei
lullige zaken moest opknappen. Daarna stond het wel deftig als je er lid
van was hoewel het nut twijfelachtig genoemd mag worden. Twee keer per
jaar werd er een "soirée de gala" gehouden in de Metropole
schouwburg in onze tijd. Iedereen kwam chique gekleed. Het bestuur zelfs
in jacquet. En dat was niet zomaar een bestuur van voorzitter, secretaris,
penningmeester e.d. nee de voorzitter was.
![](textielschoolafbeeldingen/studenten.jpg)
Praeses,
de secretaris Ab-actis, de penningmeester Quaestor en dan had je ook nog
een Assessor een toegevoegd lid. De coctailjurken van de dames en de tules
ruisten door de zaal. Ons Jeanne had haar eerste jurk zelf gemaak en ze
kwam er heel mooi in uit. Op bijgaande foto staan wij samen met Felix
Smeulders en zijn latere vrouw Ria. Veel studenten hadden nog geen vaste
verkering en kwamen met een speciaal voor het feest gevraagd meisje. En
veel van de gedragen kleding was gehuurd voor één avond in die tijd.
Hoe
de omgeving denkt over de textielindustrie in die tijd.
Uit
de krant van 11 februari 1949.Op bezoek bij J. Brouwers Lakenfabrieken.
De
Textielstad Tilburg draagt een kroon van wol.
Wevers
zijn kunstenaars en draadmakers goochelaars.
Tilburg,
8 januari 1941. Vuurzee in de binnenstad. Groot fabriekspand van de N.V.
Brouwers Lakenfabrieken in de as gelegd. Kranig blussingswerk van de
brandweer. Een geweldige uitslaande brand die gisterenavond tegen negen
uur begon, heeft in ruim één uur tijds een grote fabrieksafdeling van
het complex in de as gelegd. Omstreeks tien minuten vóór negen ontdekte
een arbeider brand in een der fabrieksafdelingen, een gebouw van omstreeks
twintig meter hoogte en een diepte van honderd meter. In deze afdeling
waren ondergebracht een weverij, een nat-appretuur, een vollerij, een
kettingscheerderij, een spoelerij en een twernerij. Op het ogenblik dat de
brand ontdekt werd, sloegen de vlammen reeds fel door de vensters naar
buiten uit. In allerijl werd de brandweer gewaarschuwd en deze rukte met
groot materiaal uit naar de fabriek. Zij stond daar voor een geweldige
vuurzee. Met felle woede hadden de vlammen zich door de zolderingen
heengevreten en huizenhoog laaiden zij de lucht in, de hemel in wijden
omtrek in een rossige gloed zettend. Aangewakkerd door de licht brandbare
stoffen die zich in de brandende fabrieksafdeling bevonden, woedde het
vuur met een hevigheid die het ergste deed vrezen voor de aangrenzende
fabrieksafdelingen. De brand kon gelukkig tot de aangrenzende afdeling
beperkt blijven. De aangerichte schade is uiteraard zeer groot en al valt
deze nog niet bij benadering te schatten; zij loopt toch in de
honderdduizenden. Niet alleen het gebouw maar alle daarin zich bevindende
machines, weefgetouwen en voorraden gingen verloren.
Arbeid
adelt.
Thans,
acht jaren later, staan we weer voor de nu prachtige fabriek en in onze
oren klinkt het voor de Tilburger zo overbekende lawaai van de
weefgetouwen en we zien in gedachten de ruwe wol van de duivelmolen door
de lucht lopen naar de voorgarenspinnerij. Als we de poort zijn
binnengewandeld en we komen, begeleid door één der directeuren de heer
W. Beels, in de fabriek dan voelen we ons direct thuis. Want welke geboren
Tilburger heeft niet een gerechtvaardigde trots voor zijn fabrieken. We
weten toch allen, dat onze stad twee derde van de wollenstoffenfabricage
van geheel Nederland in handen heeft. We zijn opgegroeid in de schaduw van
de fabrieksschoorstenen en onze vriendjes op de lagere school waren
zoontjes van fabrikanten en zoontjes van wevers, twerners, spoelers,
draadmakers, schrobbelaars etc. En onze onderwijzers gingen trots op onze
stad. Zij vertelden ons dat honderden jaren geleden kleine eenvoudige
wevers de grondleggers waren geweest van de zeventig grote
textielfabrieken met de nu ongeveer 10.000 arbeiders.
Boven
Tilburg steken als enorme wijsvingers de lange fabrieksschoorstenen uit en
zij wijzen er op dat hun rook het bestaan betekent voor duizenden mensen
in Tilburg en dat als de stoomketels niet meer werken de wevers en de
draadmakers moe en geslagen thuis zullen moeten blijven. Daarom houden wij
van de vuile rook uit de schoorstenen en van de enorme balen ruwe wol uit
Australië, Nieuw Zeeland, Zuid Afrika en Zuid Amerika die dagelijks in de
Tilburgse fabrieken binnenkomen. Tilburg heeft een wollen hart dat machtig
slaat en klopt en te horen is in alle werelddelen. En de arbeiders werken
er met plezier omdat zij allen personen van gewicht zijn, want een
schrobbelaar is een wolfijnproever, een goed draadmaker een fantastische
goochelaar en een goed wever een duivelskunstenaar. Hij kan zelfs zijn
eigen kwaliteit in de stof leggen. Een twerner is een man van smaak en
kleuren en de stopsters zijn vrouwelijke detectives die
wolonregelmatigheden op moeten sporen. In deze industrie kan men geen
lopende band invoeren eenvoudig omdat ieder persoon van te veel gewicht
is. Hij heeft voor zijn speciaal vak een aparte studie nodig op dag- en
avondtextielschool.
Tilburg
draagt een kroon van wol.
Tilburg
draagt een kroon van wol en zij kan dit met gepaste trots doen. Toen wij
een blik wierpen op het bureau van de heer Beels zagen we brieven uit
Denemarken, Zweden, Duitsland, Finland, België, Zwitserland, Australië,
Canada, Bombay, Bagdad etc. Deze spraken voor ons een eigen taal, de taal
van een gezond chauvinisme. Wij houden van onze stad omdat zij belangrijk
is, omdat zij wol verwerkt tot costuums, jassen, mantels en uniformen,
omdat de signalen der fabrieken tot arbeid roepen, arbeid die niet zo
eenvoudig is, arbeid die talloze gezinnen gelukkig maakt. En het zegt ons
wat dat een fabriek die acht jaren geleden zo enorm door brand geteisterd
werd nu weer nieuwe gebouwen en machines heeft en dat de directeur met
trots kan verklaren dat het best gaat. Dit is niet alleen te danken aan de
voortvarendheid en kennis van zaken der directie, doch ook aan de ijver
van de arbeiders. Wij hebben goede en harde werkers in onze
textielindustrie. Onze wevers zijn tot ver in het buitenland bekend en al
wordt er weleens gezegd dat Tilburg een dorp is, dan is het toch een
machtig dorp omdat het een der grootste "deviezenmakers" van
Nederland is.
"Duvelen."
"Hé
v. Lisdonk, hier is iemand van de krant, wil jij eens laten zien hoe het
bedrijf nu eigenlijk begint. v. Lisdonk is direct bereid en neemt ons mee
naar het magazijn waar de balen wol binnenkomen. De afgewogen balen zwart
en wit van elke soort worden naast een transportband gelegd en een der
arbeiders neemt eerst wat van het partijtje wit van kwaliteit X, daarna
van zwart kwaliteit X, vervolgens van wit kwaliteit Y en van zwart
kwaliteit Y en dan weer van voren af aan. Hij werpt de wol regelmatig op
de transportband. Deze band voert het materiaal naar een kamer met een
"cycloon" en we krijgen in deze kamer een soort wolregen te
zien. Terwijl de wol uit de cycloon gespoten wordt, is er door middel van
kleine sproeiers oleïne overheen gestoven. Als het gehele partijtje van
ongeveer 1000 kg geheel in de kamer is pakken vlijtige armen (niet handen
want een handvol zou veel te weinig zijn) een willekeurige hoeveelheid die
via een transportband in de duvelmolen terecht komt. Zo snel als in een
behoorlijke vaart rijdende auto gaat de wol door buizen in de lucht
(pneumatisch) naar een der partijhokken in de spinnerij. Zij komt daar in
lossere toestand terecht en de mélange is al veel en veel beter.
Duizend
pond in een dag.
Schrobbelaar
Cornelissen geeft een ruk aan zijn pet en zegt met trots "mooie
molens hé". Ik zit al van mijn jeugd af in het vak en toch
verwondert het me telkens weer, dat waar we vroeger drie weken over deden
nu in één dag wordt verwerkt. Als ik er over moest gaan vertellen dan
kunt u uw gehele boek wel volschrijven want de spinmachine, de
kaardmachine, de machine waar het uiteindelijke vlies in smalle
gelijkmatige reepjes wordt gescheurd en meteen losjes in elkaar gewreven
en tot slot die waar de draden worden gedraaid en gerekt zijn hele
beschrijvingen waard. Het garen moet dan fijngesponnen en sterker worden
en dat gebeurt op de self-actor. Hier werken de bekende draadmakers. Een
goed draadmaker knoopt niet, hij laat de draden als het ware weer aan
elkaar groeien en lijkt zo wel iets op een tovenaar. Al naar gelang de
kwaliteit komt het garen in de twernerij, waar van twee draden één draad
gemaakt wordt. Zo nodig wordt het garen gestoomd.
Kettingscheerderij.
De
kettingscheerderij is een mooi bedrijf om te zien. Vanaf grotere klossen
wordt het garen op een ronsel gebracht en vandaar op een wals waar aan
beide zijden een schijf is bevestigd om het zijdelings afschuiven te
voorkomen. Het aantal draden naast elkaar kan zeer uiteenlopen. Men heeft
"kettingen" van 1000 maar ook van 9000 draden. Deze scheerboom
wordt naar de lijmmachine vervoerd waar de ketting gesterkt wordt. Hier
brengt men haar tegelijkertijd op de weefboom.
Wevers
zijn kunstenaars.
In
een kantoor dat hoog boven de weefgetouwen uitsteekt zit de weversbaas
Dusée en aan zijn alziend oog ontgaat niets. De gehele dag zit hij in een
der ruimste en modernste weverijen van Tilburg en hij kan ons dagenlang
vertellen over vroeger en hoe het nu is. De weeftijd van een stuk kan
aardig wat uiteen lopen daar het aantal inslagdraden (scheuten) op een
stuk van
55
meter best van 30.000 tot 180.000 kan variëren. We lopen langs
weefgetouwen, zien spoelen waarin zich het inslaggaren bevindt van de ene
zijde van het getouw naar de andere zijde geschoten worden terwijl het
kettinggaren telkens een "sprong"vormt. Die van Elderen blijft
toch maar even secuur. Hij meet en controleert, want naar het aantal
scheuten wordt de wever betaald.
Appretuur.
Hier
begint het appreteren hetgeen zeer uiteenlopend van aard is en de ene
fabrikant zal zelfs voor dezelfde kwaliteit langs een andere methode het
doel trachten te bereiken dan de andere.
Verscheidene
fabrieken zijn bedrijven waar de kennis van geslacht op geslacht
overgebracht en verruimd werd, waardoor een traditie werd gevormd die in
meerdere bedrijven en zo ook bij J. Brouwers Lakenfabrieken tot ver over
de honderd jaren terug te zoeken is.
Het
vollen is iets heel typisch in de wolindustrie. Op de volmachines lopen de
stukken enkele uren in zeep en worden tegelijkertijd door een soort
verstelbare tunnel tegengehouden. Hierdoor ontwikkelt zich warmte waardoor
het stuk begint te vilten (vollen) en in lengte zowel als breedte inloopt.
Vooral bij militaire uniformstoffen is de vollerij zeer voornaam omdat die
stoffen vast in elkaar moeten zitten. Na de plesserij (wasserij) wordt het
natte stuk van overtollig water ontdaan en wordt uitgezwaaid. De ruwerij
zouden we een "distelveld" kunnen noemen want men werkt daar
vaak met echte bolletjes van distels. Na het drogen wordt "mijnheer
stof" geschoren. Je hebt zelfs de kaalappretuur zodat de stof dan een
kaal hoofd krijgt om die uitdrukking maar eens te bezigen. Juist als bij
de kapper wordt de stof afgeborsteld en daarna gedampt en geketeld (dit
gebeurt ons gelukkig niet). Door kleine gaatjes wordt stoom door het stuk
geblazen en dit gebeurt om de krimpechtheid van het stuk te verhogen.
Daarna passeert het de finishing en de eindcontrole. Het kan nog
hydraulisch geperst of gestreken worden. Er komt dan glans op.
Ja
er komt glans op. Die glans straalt in vele Tilburgse huisgezinnen, die
glans straalt in de winkels, die glans straalt in vele andere
nevenbedrijven en die glans ligt op de vriendelijke gezichten der
arbeiders. Want door de stof en haar prachtige glans die overal in de
wereld opgang maakt kan Tilburg leven, werken en lachen; kon uit een klein
dorpje ergens in Brabant een machtig textielcentrum groeien met een naam
van zeer goede klank tot ver over de grenzen van ons land.
De
koei van Brouwers.
Tilburg
mocht in 1680 een heidedorpje zijn van geringe betekenis, de
"zachtheid" van het water aldaar verschafte het een natuurlijke
doch uitermate geschiktheid voor het wassen, verven en bereiden van wollen
stoffen als nergens in het gehele land. De firma Brouwers had in 1842 de
beschikking over een "manège" met acht paarden welke de
drijfkracht leverde voor de spinmachines. In 1849 toen de stoommachine in
werking werd gesteld, kende men vele jaren alleen "de koei" van
Brouwers naar welker sirene tot in de verre omtrek de klok werd
gelijkgezet.
Enkele
bekende stofnamen uit de wollenstoffenfabricage.
Baai:
zware wollen stof met strijkgaren ketting en inslag, meestal in
platbinding geweven. Na het weven gevold en sterk geruwd. De gebruikte
grondstof was vaak van de wat mindere soort wol. Vroeger vooral geverfd
met mekrap waardoor de typische roodbruine kleur ontstaat. Toepassing:
rokken en goedkope bovenkleding. Jopperbaai: de zwaarste uitvoering
van baai, waterafstotend gemaakt, meestal zwart en gebruikt voor
werkkleding geschikt om door te werken bij slechte weersomstandigheden.
![](textielschoolafbeeldingen/stofbaai.jpg)
Bever:
Namaak beverhuid. Een sterk aan één zijde geruwd en gestreken wollen
weefsel in 8-schachts versterkte
kettingsatijnbinding geweven met hardgedraaide ketting en iets losser
gedraaide inslag. Soms ook geweven in 5 schachts inslagsatijn. Gebruikt
voor sportkleding of winterbedrijfskleding. De boven- en de onderzijde
zien er geheel verschillend uit.
![](textielschoolafbeeldingen/stofbever.jpg)
Bouclé:
wollen mantelstof met
strijkgaren of kamgaren ketting en bouclé-inslag d.w.z. een effecttwijn
met lussen bestaande uit een gronddraad, een effectdraad en een
fixeerdraad. Licht gevold en geweven in gelijkzijdige keperbinding.
![](textielschoolafbeeldingen/stofboucle.jpg)
Buckskin:
zware wollen strijkgaren of kamgaren stof in keper of fantasie
keperbinding geweven in diverse kleuren, ruiten en strepen. Aan de
bovenzijde geschoren, soms met lichte meltonappretuur. Toepassing
herenkleding. In de volksmond ook wel broekstreep genoemd. Heel veel
verschillende stoffen werden onder deze naam samengevat.
![](textielschoolafbeeldingen/stofbuckskin.jpg)
Casimir:
zachte fijne wollen lakenstof, vaak met kamgarenketting en
strijkgareninslag, in 3 schachts
keperbinding of 4 schachts dubbelkeper geweven, lichtgevold en kort
geschoren, waarbij de keperbinding nog zichtbaar blijft. Toepassing
zomerkleding en shawls. De naam verwijst naar het oorspronkelijke gebruik
van wol van de kasjmirgeit uit Tibet.
![](textielschoolafbeeldingen/stofcasimir.jpg)
Cheviot:
wollen strijkgaren of kamgaren
weefsel uit grovere weinig gekrulde Schotse wol oorspronkelijk van het
cheviotschaap, in platbinding, 4 schachts dubbelkeper of visgraat geweven,
hardaanvoelende, glanzende, ruw en pluizig uiterlijk, donkergeverfde effen
stof voor herenkleding, jongenskleding en damesrokken of –japonnen.
![](textielschoolafbeeldingen/stofcheviot.jpg)
Doeskin:
een oude naam voor wollen stof van fijne strijkgarens in keperbinding
geweven, afgewerkt in kaalappretuur en gebruikt voor uitgaanskleding van
leger-eenheden.
Double
face: de
naam geeft aan dat de stof een dubbel uiterlijk heeft. Men noemt dat ook
wel reversible. Een reversible-coat is een jas die aan twee zijden
gedragen kan worden. Het is een dubbelweefsel waarbij de twee zijden
gewoonlijk door bindkettingdraden met elkaar verbonden zijn. De bovenzijde
heeft meestal een andere structuur en kleursamenstelling dan de
onderzijde. Het onderweefsel is vaak geruit. Toepassing winterjassen
(ulsters).
![](textielschoolafbeeldingen/stofdoubleface.jpg)
Duffel:
zware strijkgaren stof, sterk gevold, aan beide zijden geruwd met een hoog
en dicht haardek, in keper- of versterkte keperbinding geweven.
Waterafstotend gemaakt. Toepassing winterjassen en joppers. Marineduffel:
als duffel maar dan marineblauw geverfd en bedoeld voor de marine. Zeeduffel:
extra zware uitvoering van duffel.
![](textielschoolafbeeldingen/stofduffel.jpg)
Flausch:
wollen strijkgaren, gevold en
geruwd dik weefsel met een verward hoog haardek en een vachtachtig
oppervlak gebruikt voor wintermantels. Zowel in ketting als inslag worden
getwiste kaardgarens en bouclégarens gebruikt. Geweven in ajourbinding.
Dat is een platbinding waarbij door toevoegen en wegnemen van
bindingspunten ingeweven openingen ontstaan. Soms ook als dubbelweefsel
geweven waarbij boven- en onderzijde duidelijk van elkaar verschillen. Een
wollen deken is ook een duidelijk voorbeeld van flausch.
![](textielschoolafbeeldingen/stofflausch.jpg)
Gabardine:
een dicht meestal kamgaren weefsel in keperbinding met een steil diagonaal
verlopend lijnenpatroon (steilkeper) en afgewerkt met kaalappretuur. Door
de kettingdichtheid te verhogen gaat de keper ook steiler lopen. Gebruikt
voor regenmantels en –jassen, mantelpakken en japonnen. Vaak
waterafstotend gemaakt.
![](textielschoolafbeeldingen/stofgabardine.jpg)
Karsaai:
een oude naam voor een zware strijkgaren stof, in keperbinding geweven,
sterk gevold en gebruikt voor overjassen. Genoemd naar de Engelse plaats
Kersey in Suffolk waar deze stof al in de 14e eeuw werd
geweven.
Laken:
effen en dichte wollen strijkgaren stof, meestal in platbinding of
vierschachts satijnbinding geweven, gevold, geruwd, geschoren, gestreken
en gedecatiseerd, waardoor een kort naar één richting gestreken glanzend
haardek ontstaat. Vooral door het sterk vollen wordt een grote dichtheid
verkregen zodat men van de oorspronkelijke draden bijna niets meer kan
zien. Afhankelijk van de dikte van de stof, de zwaarte van de stof en het
gebruiksdoel komt ook een van de onderstaande specifieke namen voor laken
in aanmerking.
Ordinair
laken: de meest eenvoudige en
lichtste uitvoering.
Biljartlaken:
kort geschoren, fijn laken, in
groene kleur geverfd. Ketting wollen kamgaren, inslag fijn strijkgaren.
Binding 3 schachts ketting- of inslagkeper of 9 schachts schuine ribs.
Grijs
keperlaken, dik uitmonsteringslaken, dun uitmonsteringslaken, fijn donker
indigolaken, cadettenlaken, zwart laken, uniform laken zijn
veel gebruikte namen om onderscheid aan te brengen in de verschillende
uitvoeringsvormen. Veel van deze stoffen werden gebruikt als uniformstof
voor leger, postbeambten en muziekkorpsen. Veel gebruikt als monnikspijen.
![](textielschoolafbeeldingen/stoflaken.jpg)
Loden:
wollen strijkgaren stof, meestal in platbinding en uit grove wol geweven,
soms in gelijkzijdige keperbinding, licht gevold, geruwd en gestreken met
lang naar één richting gestreken haardek. Gebruikt voor regenkleding,
vaak waterafstotend gemaakt.
![](textielschoolafbeeldingen/stofloden.jpg)
Melton:
sterk gevolde lichte wollen stof, niet geruwd, soms licht geschoren met
een viltlaag aan beide zijden. Gebruikt voor mantelpakjes, jassen en
mantels. Geweven in platbinding, keper of visgraat.
![](textielschoolafbeeldingen/stofmelton.jpg)
Pieds
de poule: heel typisch effect
dat wordt verkregen door een combinatie van kleurstelling en binding, 4
schachts gelijkzijdige keper in dit geval.
![](textielschoolafbeeldingen/stofpieddepoule.jpg)
Ratiné:
een zware wollen strijkgaren
stof waarbij het typische ratiné-effect wordt bereikt door de stof te
ruwen en het daardoor ontstane haardek op een ratineermachine tot kleine
nopjes te wrijven. Geweven in 4 schachts gelijkzijdige keper soms
verzwaard met onderinslag. Wordt ook uitgevoerd als dubbelweefsel voor de
extra zware kwaliteit.
Gebruikt
voor jassen en mantels.
![](textielschoolafbeeldingen/stofratine.jpg)
Serge:
Wollen kamgaren stof geweven in 4 schachts dubbelkeper, ook wel 4 schachts
gelijkzijdige keper genoemd, meestal in effen donkere tinten geverfd.
Gebruikt voor heren- en dameskostuumstoffen als kolberts, pantalons en
mantelpakjes. Koloniaal serge: als serge maar dan speciaal in
lichtere tinten geverfd voor gebruik in de tropen.
![](textielschoolafbeeldingen/stofserge.jpg)
Tropical:
Fijne kamgaren stof in
platbinding geweven. Kaal geschoren. Zeer geschikt voor dames- en
herenkleding te gebruiken in de tropen.
![](textielschoolafbeeldingen/stoftropical.jpg)
Tweed:
wollen strijkgaren stof met een ruwe optiek in plat- of gelijkzijdige
keperbinding of visgraatkeperbinding. Weinig of niet gevold. Gebruikt voor
damesmantels en lichte overjassen. Harris tweed: als tweed maar dan
met specifieke ruitpatronen.
![](textielschoolafbeeldingen/stoftweed.jpg)
Velours:
wollen strijkgaren mantelstof of gordijnstof, gevold en geruwd, vaak in
inslagsatijn geweven. Het haardek is zo dicht dat het op fluweel lijkt.
![](textielschoolafbeeldingen/stofvelours.jpg)
Vries:
zeer oude benaming voor een grof wollen strijkgaren weefsel met langharig
dek uit grovere wol van losgesponnen inslaggarens. Gebruikt voor
winterkleding en overjassen.
Rood,
lichtblauw en donkerblauw vries: als
vries maar dan in de wol geverfd waarbij de kleur afhankelijk is van het
gebruik. Meestal in 4 schachts gelijkzijdige keper geweven.
![](textielschoolafbeeldingen/stofvries.jpg)
Whipcord:
zwaar strijkgaren of kamgaren wollen weefsel met steile, sterk opvallende
diagonale keperlijnen, steiler dan bij gabardine. De keperlijn is breed,
enkelsporig en ligt hoog op de stof. Het weefsel is ook zwaarder dan
gabardine en wordt gebruikt voor uniformstoffen, overjassen en
bovenkleding.
![](textielschoolafbeeldingen/stofwhipcord.jpg)
Wollen
flanel: luxe wollen kamgaren
stof met een kort door licht ruwen en licht vollen verkregen viltdek.
Geweven in plat- of gelijkzijdige keperbinding geweven. De stof is
kwetsbaar. Het verdient aanbeveling om een flanel kostuum na een dag
dragen enkele dagen vrij te laten hangen. Afhankelijk van het dessin ook
wel krijtstreep genoemd.
![](textielschoolafbeeldingen/stofwollenflanel.jpg)
Zibeline:
Strijkgaren of kamgaren mantelstof met in één richting gestreken
glanzend lang vezeldek. Extra glans kan worden verkregen door bijmenging
van mohair. Gebruikt voor winter overkleding. De belangrijkste
nabewerkingen zijn vollen, ruwen en strijken. Geweven in
inslagsatijnbinding.
![](textielschoolafbeeldingen/stofzibeline.jpg)
Leerlingen
Hogere Textielschool maakten buitenlandse tocht van 15 tot 20 maart 1954.
(Uit de krant)
Belangrijke
Belgische en Franse industrieën bezichtigd.
Alvorens
het eindexamen af te leggen, hebben de leerlingen van het 4e
cursusjaar, afdeling spinnen en weven, van de Hogere Textielschool, ook
dit jaar weer onder leiding van enkele leraren de gebruikelijke excursie
gemaakt naar diverse ondernemingen in het buitenland teneinde hun
praktische kennis van de diverse textielbewerkingen te verruimen en de
buitenlandse werkmethoden te leren kennen. Gedurende deze 5-daagse trip
bezochten zij achtereenvolgens een katoenspinnerij "Filature de
Vilvoorde" bij Brussel, waar de leerlingen kennis maakten met het
normale standaard-katoen-spinsysteem voor middelmatige katoengarens. Men
verwerkt hier hoofdzakelijk katoensoorten uit Noord-Amerika en Moambique.
Op
de tweede dag werd een bezoek gebracht aan de grootste kunstwolfabriek van
België namelijk Ets. Vanbreuze S.A. te Opwijk bij Aalst. Ook de
directeuren van de Hogere en de Lagere Textielschool waren hierbij
aanwezig. Na een duidelijke uiteenzetting door een der heren van de
technische staf van de firma begon de rondleiding door de uitgestrekte en
zindelijke sorteer- en classificeer-zalen. Hier worden de lompen met extra
zorg in meer dan 700 standaardsoorten verdeeld. De meeste indruk maakte
wel de geweldige magazijnen, de nauwkeurigheid waarmee geclassificeerd
werd en de enorme sortering effilochées (uiteengerafelde vezels) hetgeen
tot uiting kwam in de na afloop gevormde yell "Vanbreuze heeft de
grootste keuze".
De
derde dag werd besteed aan twee bezoeken in de Franse wolstad Roubaix. Om
te beginnen bij Peignage Motte, een der grootste wolkammerijen van
Frankrijk. De leerlingen hebben die woensdagmorgen een vele
kilometerslange weg afgelegd, trap op trap af, door de uitgestrekte
magazijnen voor de ruwe wol, door de grote sorteerzalen voor merino- en
crossbred-wol, langs de vele wolwasbatterijen en kaard-assortimenten, de
lisseusses (glansmachines), rek- en kammachines. Behalve op de bekende
vlakkammachine werd hier nog veel wol gekamd op de Engelse
listex-rondkammachines. De uitgestrektheid van het machinepark en de goede
kwaliteit van het eindprodukt, de tops, maakten grote indruk op de
leerlingen. ‘Middags werd de Soc. Leon Oliver bezocht, een
machinefabriek van automatische weefgetouwen met copsverwisseling, die
vooral in de katoensector van Frankrijk gebruikt worden. Ook de moderne
encouleuse of sterkmachine wordt door deze firma geconstrueerd. Met zeer
veel belangstelling aanhoorden de cursisten de explicaties van de
directeur. Van bijzonder interesse en zeer leerzaam was ook de trip naar
Roeselare, waar donderdagmorgen de firma Vermeulen werd bezocht, de zeer
bekende fabriek van weefspoelen, klossen, bobijnen, slaglatten en andere
gereedschappen van spinnerij en weverij. De voortreffelijke organisatie,
het prachtige meestal zelf gebouwde machinepark, de pneumatische bediening
van de diverse machineonderdelen, de prachtige werkzalen en de goede
afwerking van de eindproducten maakten grote indruk.
![](textielschoolafbeeldingen/vermeulen.jpg)
Het
bezoek aan de firma Vermeulen waarvan de directeur de heer Deboutte het
Nederlandse volk een warm hart toedraagt is voor de HTS welhaast een
traditie geworden. Een prachtige uitstalkast met de vele producten van de
firma Vermeulen werd aan de textielschool ten geschenke gegeven.
Door
bemiddeling van de firma Vermeulen kon ook een bezoek worden gebracht aan
de bekende bierbrouwerij Rodenbach te Roeselare, die voor een kwart
voorziet in de Belgische behoefte en waar onze textielstudentenook met dit
kostelijke Belgische product kennis maakten. Na het bezoek aan Roeselare
wist geen enkele leerling te vertellen welk product van Roeselare het
beste was; de spoelen van Vermeulen of het bier van Rodenbach.
De
laatste dag van deze excursie werd besteed aan een bezoek aan der circa 15
bedrijven van de Union Cotonnière te Gent. Bezichtigd werd een moderne
katoenspinnerij Rooijgem aan de Drongense Steenweg, waar voornamelijk
gewerk wordt met de Amerikaanse Saco-Lowell-machines. Opvallend was dat
naast de Peru- en Congo-katoen zeer veel raijonvezel zowel mat als
glanzend verwerkt werd. Het gehele bedrijf werkt volgens de moderne
short-cut katoenspinmethode. Tenslotte werd nog een bezoek gebracht aan
het Belgische Textielinstituut te Gent, waar de Belgische
textielingenieurs, technici en meestergasten worden opgeleid vooral voor
de linnen- en katoenindustrie. Dat het bezoek aan deze Belgische
Textielschool voor de leerlingen der HTS te Tilburg uiteraard zeer
interessant en instructief was, behoeft geen betoog. Vooral de moderne en
uitgebreide apparatuur van het mechanisch technologisch en van het
chemisch laboratorium wekte een aandachtige interesse.
Nog
onder de indruk van de vele nieuwigheden en vele ervaringen rijker werd
vrijdagavond de terugreis naar Tilburg aanvaard. De leerlingen waren
dankbaar gestemd voor de vriendelijkheid onzer Zuiderburen en voor
welwillendheid van de Nederlandse vertegenwoordigers der bezochte firma’s,
door wier bemiddeling deze buitenlandse excursie een succes werd en
onbetwist van veel nut zal blijken te zijn voor het werk van onze
textieltechnici in de diverse Nederlandse bedrijven.
Het
afstudeerjaar 1953-1954 is voorbij gevlogen. Wij wisten allemaal waar we
voor bezig waren en de vakken die we kregen waren feitelijk de vakken die
we het liefste deden. Tussen verschillende leerlingen van deze klas
heerste een grote rivaliteit om de best mogelijke resultaten te behalen en
de enkele tussentijdse rapporten werden driftig met elkaar vergeleken,
gemiddelden berekend en de volgorde bepaald. En daar kwam ik niet slecht
uit. Ik heb het laatste jaar zeker altijd bij de beste vijf gehoord. In de
handweverij maakten we gezamenlijk op een jaquardgetouw nog een
herinneringsstofje met al onze namen erop. En op 15 juli 1954 behaalden we
ons diploma.
![](textielschoolafbeeldingen/diploma.jpg)
Diploma-uitreiking
1954 in de krant.
In
tegenwoordigheid van talrijke autoriteiten en belangstellenden werd zondag
in de aula van de Hogere Textielschool aan 36 afgestudeerden van dit
onderwijsinstituut het einddiploma "Textieltechnicus" uitgereikt
door de burgemeester van Tilburg. Bij deze plechtige zitting merkten we
naast het voltallige schoolbestuur o.a. op: de heer H.Mannaerts,
voorzitter van de Kamer van Koophandel, de heer J. de Beer, voorzitter van
de Vereniging van Tilburgse Fabrikanten van Wollen stoffen, de heer Mr. B.
van Spaendonck, secretaris van genoemde vereniging en van de Kamer van
Koophandel, de heer H. van Broekhoven, voorzitter van het bestuur van de
R.K. Lagere Textielschool, de rijksgecommitteerden J. Brouwers en W.
Broekhoven, pastoor van Dun, drs. J Sellmeijer, directeur van de RKMTS te
Tilburg, diverse leden van de gemeenteraad en de gemeentelijke
onderwijscommissie. De heer Mutsaerts, voorzitter van het schoolbestuur
opende de officiële plechtigheid. De grote belangstelling voor deze
diploma-uitreiking van de kant van de gemeente, de industrie en vele
particulieren was voor de voorzitter een aanwijzing van de grote
waardering die men heeft voor het onvermoeide streven van het bestuur om
het Hoger Textielonderwijs in Tilburg dynamisch te doen zijn en aan te
passen aan de snel veranderende omstandigheden. In dit verband memoreerde
de heer Mutsaerts enkele punten van het leerprogramma, dat naast een
gedegen theoretische en praktische vakkennis tevens een beter inzicht in
de organisatie en administratie van het textielbedrijf aan de leerlingen
beoogt mee te geven in deze tijd van meer doorgevoerde classificatie van
werkzaamheden. De voorzitter noemde o.a. de problemen die verband houden
met tarifiëring, de grondslagen van de loonstelsels, de verhoudingen
tussen werkgevers en werknemers en de plaats die de afgestudeerden van de
HTS als "trait d’union" in de bedrijfsgemeenschap zullen
moeten innemen. In deze tijd van hoogconjunctuur beoogt het bestuur om het
onderwijs vooral in kwalitatieve zin te verbeteren. Na een dankwoord aan
de autoriteiten die tegenwoordig waren bij deze plechtige zitting, aan het
personeel van de school en aan de rijksgecommitteerden sprak de heer
Mutsaerts de hoop uit, dat deze doeltreffende samenwerking nog lange tijd
mocht blijven bestaan.
De
heer J. Mulder, directeur van de HTS, feliciteerde daarna de geslaagden en
hun ouders en wees er op, dat de HTS tracht een persoonlijkheid van de
studerenden te maken. Naast vakkennis en een brede algemene ontwikkeling
moeten de afgestudeerden een sociaal gevoel hebben voor de problemen van
de bedrijven; zij moeten een grote mate van zelfstandigheid bezitten en
een inzicht hebben in de organisatie van een onderneming. Hij wees hen op
de moeilijke periode in hun leven die nu voor de deur staat en spoorde hen
aan zich verder te blijven ontwikkelen o.a. in verband met de Vereniging
Tilburgse Textieltechnici, VTT, om zo aan de zeker komende moeilijkheden
beter het hoofd te kunnen bieden. Na een overzicht van de
examenresultaten, de lezingen en excursies die in het afgelopen jaar
gehouden werden, gaf de directeur een opsomming van nieuwe machines en
apparaten die in de loop van het studiejaar werden aangeschaft.
De
burgemeester sprak daarna zijn waardering uit voor het textielonderwijs in
Tilburg. Als deze inrichting in haar opzet slaagt, dan gaat het de
industrie van Tilburg goed. Na enkele woorden van bemoediging en
gelukwensen ging de burgemeester over tot de diploma-uitreiking aan de 36
afgestudeerden. Tenslotte sprak de heer Rob de Vlam namens de
afgestudeerde textieltechnici enkele woorden van dank en waardering voor
het huidige beleid.
![](textielschoolafbeeldingen/getuigschrift.jpg)
|