Illustratie:
Eppo Doeve |
In iedere stad en in iedere streek kent
men speciale typen; het zijn mensen die opvallen door hun
uiterlijk, hun optreden of hun manier van doen. De
bisschopsstad Hagenbosch, tevens garnizoenstad, was er in
ieder geval ruimschoots van voorzien.
Enkele keren per week mochten we om de beurt met
grootvader mee naar de stad om boodschappen te doen. In het
begin gebeurde dat nog met het rijtuig, maar later werd de
koetsier tot chauffeur bevorderd. We hadden niet alleen
dikwijls enorm veel plezier in de stad, maar in
verschillende winkels schoot er ook nog wel eens wat voor
ons over.
Veruit de merkwaardigste figuur was de trotse eigenares
van een groentewinkeltje in een verschrikkelijke
achterbuurt. De meeste bewoners uit die buurt, of liever
gezegd, hun huisvrouwen, verdienden er graag wat bij met het
oudste beroep ter wereld. Hun echtgenoot zette zich dan op
een stoel bij de voordeur en geluiden die niet voor het
publiek bestemd waren, overstemde hij met zijn harmonika.
De
verkoopster bleef echter in het rechte spoor; zij was
trouwens zó afschuwelijk lelijk dat ze maar weinigen in
verleiding kon brengen. Ze had gitzwart haar en haar
donker uiterlijk bewees onmiskenbaar haar Spaanse afkomst. |
Het goede mens heette Sjo en woonde samen met haar
stokoude moeder op een open zolder boven de winkel. Dat
oudje durfde de steile trap niet meer af, maar dat was
geen bezwaar want Sjo sloeg dan een arm om haar middel en
sjouwde aldus het vrachtje de trap af. Tegen haar klanten
had ze altijd het laatste woord, en wanneer grootmoeder
het waagde om af te dingen, dan gaf zij haar vinnig ten
antwoord: Nou, neem die worteltjes dan maar mee voor een
stuiver minder, want vanmorgen heb ik ze voor die prijs
aan een van Freeriks verkocht. Voor jullie vrouwen blijft
toch niets geheim. Ze was tot ver over de oren verliefd op
die knappe chauffeur die van zijn charmes op zon
uitstekende wijze gebruik wist te maken. Op die manier
lukte het de man nogal eens gratis groente en fruit voor
zijn gezin te bemachtigen.
Een ander type was de deftige, door en door voorname
kruidenier. Hij was lang, mager en bleek en had een
muizekop. De arme man kon niet tegen drukte; het maakte
hem zenuwachtig als wij met velen tegelijk in de winkel
stonden en om blikjes vroegen die bovenop de kast stonden.
Het liep er dikwijls op uit dat hij de hele stapel omstiet
die dan kletterend en rammelend op de vloer viel terwijl
de blikjes overal heen rolden. Dan holden we geschrokken
de winkel uit en hoorden achter ons de schrille stem van
de kruidenier die jammerend steeds maar: Pardon Pardon
riep. Op een keer nam grootvader het voor de arme drommel
op en verbood ons de man nog vaker te plagen.
Behalve de groentewinkel en de kruidenierszaak was er
ook nog de heerlijke sportwinkel van Dooienberg. Het
uiterlijk van deze man was in lijnrechte tegenspraak met
zijn somber klinkende naam, want hij had blozende wangen
en was corpulent en zo is hij gebleven tot hij het
tijdelijke met het eeuwige verwisselde, zoals men dat
noemt. Met grimmige Hagenbossche humor heette hij van toen
af aan den Dooie zaliger.
Mijn grootvader, die ook nog lid van de gemeenteraad
was, vertelde eens een kostelijke anecdote die hij op een
der raadsvergaderingen had gehoord. Er moest een voor die
tijd tamelijk revolutionair besluit genomen worden, n.l.
het bouwen van een openbaar badhuis. Het oudste raadslid
was er vierkant tegen en zette zijn argumenten kracht bij
met de bewering: Ik ben in alle eer en deugd tachtig jaar
geworden zonder dat er ooit een druppel water over mijn
rug gelopen is Ook de modernisering van het openbaar
vervoer, de vervanging van de paardetram door de
stoomtram, kon zijn goedkeuring niet wegdragen. Rook is
slecht voor de gezondheid en veuls te gevaorlijk zei hij.
En zo bleef het lange tijd bij het oude. Het grote plein,
de Parade, kwam iedere winter blank te staan zodat de
kinderen op stelten of per roeiboot naar school moesten.
Maar dat kwam omdat men tegen verbetering in moderne zin
opzag.
In nog geen vijftig jaar is alles echter radicaal
veranderd. Toen ik onlangs in Hagenbosch was, bleek er nog
maar één winkel uit grootvaders tijd meer over te zijn.
Dat was de zaak van de koekverkoper, de zaak met de
wenteltrap en de gekleurde muisjes in de stopflessen. |