INHOUD VAN BEUNINGEN
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST
FOTOGRAFIE

Print deze Pagina

Guy van Beuningen (1911-1970)

DE MERKETUTER

 


Illustratie: Eppo Doeve

 Heeft een van mijn lezers wel eens een merketuter gezien? Zo niet, heeft een van mijn lezers dan wel eens van dit merkwaardige dier gehoord? Vermoedelijk niet - het aantal jagers, vogelverspieders en echte natuuronderzoekers die het diertje hebben waargenomen, is zeer gering. De merketuter is praktisch uitgestorven. Vóór de Tweede Wereldoorlog zijn er in Brabant nog enkele exemplaren aangetroffen en naar ik meen te weten, zijn er na 1945 geen meldingen meer binnengekomen. Nog niet zolang geleden beweerden vrienden een merketuter te hebben gezien op het plekje grond dat ik mijn eigendom mag noemen, maar de beschrijving die ze verstrekten, klopte niet met wat ik mij uit mijn jeugd nog van dit diertje herinner.

Hoe zag die vreemde viervoeter er dan uit, zal men vragen, en waarom is er in Artis geen of waarom heeft men niet een paartje op de Hoge Veluwe losgelaten? Op deze vragen moet ik helaas het antwoord schuldig blijven. Het enige wat ik u vertellen kan, is wat ikzelf van het diertje weet: het leek een beetje op een haas, een koalabeertje, een eekhoorn, een bisamrat en een poes. In mijn jeugd was het al meer dan honderd jaar verboden er jacht op te maken, maar enkele dagen per jaar mocht men de merketuter echter wel pijnloos vangen; als men hem grondig had onderzocht, moest men hem weer onmiddellijk de vrijheid 

geven. Op het landgoed van mijn Oops huisden destijds nog enkele exemplaren.

Als men een gast uit het westen des lands een heel hoge eer wilde bewijzen dan nodigde men hem uit tot het bijwonen van een jacht op dit zeldzame dier. Zo'n jachtfestijn was anders lang geen eenvoudige zaak. Geheel in tegenstelling tot alle jagersbijeenkomsten waarop men de dag te velde doorbrengt, en in enkele gevallen deze sportieve gebeurtenis met een schuttersmaaltijd bekroont, ging men bij het vangen van de merketuter in omgekeerde richting te werk. De traditionele borrel ontbrak natuurlijk niet, die ging er zelfs aan vooraf, maar daarna kleedde men zich in stemmig zwart en nam men aan tafel plaats voor de maaltijd. Na de poussé café verscheen de koddebeier op het terras om aan te kondigen dat de jacht uitsluitend bestemd was voor de heren van het gezelschap. Daarop werd er nauwkeurig gecontroleerd of de jagers lakschoenen of pumps droegen. De dames waren van deelneming uitgesloten.

Tevoren legde mijn grootvader haarfijn de techniek van het vangen uit, want hier ging men uiteraard anders te werk dan bij een normale jacht. In de ene hand moest men een rieten mand houden en in de andere een kaarslantaarn. Zodra de jachtopziener het teken had gegeven, ging men op pad, in volkomen stilte, waarbij men een onderlinge afstand van ongeveer drie meter bewaarde. De ijle grondmist, die op een zomeravond dikwijls komt opzetten, maakte het gras wat vochtig maar dat ongemak nam men graag op de koop toe. De jager, die de merketuter het eerst ziet, moet er met een snelle sprong op afschieten en de rieten of tenen mand over het vluchtende diertje stolpen. Het is echter een gebiedende eis volkomen stilte in acht te nemen; vooral luid geschreeuw en grote uitbundigheid moeten worden vermeden - die passen helemaal niet bij deze jacht. Als alle deelnemers de merketuter hebben bezichtigd, moet men het diertje de vrijheid weer teruggeven: de winnaar krijgt dan een jachttrofee. Er zijn in deze wereld nu eenmaal lichtgelovigen en sceptici, maar zelfs de grootste twijfelaar nam alles wat mijn grootvader zei, onvoorwaardelijk ernstig op en hechtte geloof aan zijn woorden.

En zo gingen de jagers dan zwijgend op pad terwijl ze het natte gras binnensmonds vervloekten. Minuten leken wel kwartieren te duren en het ongemak van de jacht zorgde ervoor dat men na een half uur de moed al begon te verliezen. Maar toen zag opeens iemand in het struikgewas iets wits: het was grijs gevlekt en onbeschrijflijk lelijk. De jager die er het dichtst bij was, wierp zich onmiddellijk op de prooi maar struikelde helaas en kwam languit in het drassige gras terecht. Hij miste de merketuter dan ook, zij het op een haar na. De tweede jager leek meer geluk te hebben, maar net toen hij de sprong wilde wagen, ging de merketuter er vandoor. Het was dan ook de derde jager die hem buit maakte. Met een lenige sprong dook hij naar voren, sneed het diertje de pas af en stolpte de mand eroverheen. Nieuwsgierig kwam iedereen om de geluksvogel heen staan. Bij het zwakke licht van de kaarslantaarn werd de mand voorzichtig opgetild en toen... barstte men in een schaterend gelach uit. De merketuter bleek een speelgoedbeertje van mijn grootvaders jongste kleinkind te zijn! Er zat een lange, zwarte draad aan die de jagermeester achteloos in de hand hield...

Ja, zó probeerde men in Brabant de westerlingen bij de neus te nemen - men hield ze eerst gemoedelijk voor de gek, maar dan sloot men vriendschap tot in de lengte der dagen. 's Lands wijs, streeks eer, zou men het met een kleine variant op een bekend gezegde kunnen noemen.