CuBra

Guido de Wijs - Columns

 

WAAROM MOEST JE SCHREIEN?

 

Door de lege kapel van Het Cenakel schreed ik naar de sacristie. Daar filterden de glas-in-loodramen het ochtendlicht. Ik stond als misdienaar, de handen gevouwen voor de borst, roerloos te wachten. Achter de deur schuifelde een zuster en tinkelden schenkkannetjes voor miswijn en water.

 

Plotseling gestommel van Pater Weve op de kloostertrap. De deur zwaaide open. Niet Pater Weve, maar een mij onbekende priester maakte zijn entree en liep op mij toe. "Hoe heet jij?" "Guido." "Mooie naam. Hoe oud ben je?" "Elf." "Zitten je kleren goed?" Hij tilde routineus mijn toog en superplie op, trok mijn broeksband en vervolgens mijn onderbroek open en keek erin. Ik hield nog altijd de handen gevouwen voor de borst en onderging zwijgzaam deze ongebruikelijke kledingcontrole. De priester liet mijn toog en koorhemd los en schikte wat.

Hij wendde zich af, ik draaide het gouden kraantje boven de wasbak open en hij waste zijn handen. Ik reikte de handdoek aan. "Hoe lang ben je al misdienaar?" "Drie jaar." "Fijn, fijn."

 

Na de eucharistieviering kleedde ik me om bij zusterportier Francien. Ze knikte naar me, glimlachte en vroeg: "Zo ridder, is het goed gegaan?" Ik lachte terug: "Ja hoor" en toen gaf ze me een gekookt ei. Op weg naar huis kreeg ik tijdens het oversteken van de Ringbaan-Zuid een huilbui. Mijn moeder zag meteen dat ik gehuild had en vroeg: "Waarom moest je schreien?" Het woord ‘schreien’ ontroerde me blijkbaar want ik begon opnieuw te huilen. En toen vertelde ik alles. Dat Pater Weve er niet was en dat er wel een vreemde priester was en dat die mijn kleren controleerde. Mijn moeder viel stil, gaf me een reep witte chocola, trok haar kapmantel aan en beende richting klooster.

 

Ik ben bang dat zij geen ‘breed, extern en onafhankelijk’ onderzoek ging doen.