Geert Theunisse
8 verhalen over (en op) de Brabantse wateren


ORKAAN OP HET HARINGVLIET

I - VOORSPEL

31 januari '83 stond er net een zware sneeuwstorm, toen het lege Engelse coastertje 'Greta-C' -met maar heel weinig ballast in - de haven van Dintelsas op kwam. Het was pal hoogwater en met een meter verhoging. Greta moest de Manderssluis in, maar die stond dubbel rood vanwege het hoge waterpeil. Zij ging dus eerst afmeren op de remming voor de sluis. De wind was wild en dwars af. De bootsman en een matroos kregen met veel moeite een voorspring vast, en Greta ging zich langzaam op dat eindje tegen de remming werken.

Maar het stond zo hard te blazen dat de Captain toch aardig wat Pk's moest inzetten om zijn schip in beweging te krijgen, tegen de wind in. De spring brak dus en in een vloek en een zucht zat lieve Greta op lagerwal. Boven op de steenglooiing. Boer (agrariër) van der Vorm had het gezien én de dreun gehoord, en belde op: "Volgens mij gaat het niet goed, daar bij de sluis. Misschien moet je even gaan kijken?" Na twee korte stootjes op de hoorn kwam opstapper Toon aan boord, en wij samen met Furie-2 naar de Greta toe. Ja, de Captain wilde daar wel graag weer weg, vallend water en zo... "P...Please, help me out very quickly! If possible at all?"

Vastgemaakt achterop Greta en haar in een machtige run van de glooiing gesleurd. Furie-2 ging even knap op d'r kant, maar het hielp wel. Van pure vreugde ging de Britse Captain een tijdje aan de fluit hangen. Toon komt nog een beetje bleek rond zijn neus boven en zegt: "Goh, ik had daarnet mooi onze bakboordszij effe kunnen tjetten, maar ik kon de teerpot niet zo gauw vinden..."

Het achterschip bij het eind van de remming gebracht. Dat werd met de dikste tros die aan boord was eerst goed vastgemaakt daar. Losgegooid met de boot, Greta's voorschip bijgedrukt en toen ze werd secuur en degelijk vastgeknoopt. Iedereen was erg opgelucht en tevreden, vooral ook Verzekering van de Greta... Nou... Vooruit dan. Wij ook, na een tijdje... toen de post weer kwam.

II - CLIMAX

1 februari '83 was het onheilspellend weer toen we rond de middag de twee mijnenvegers 'Naarden' en 'Ommen' van de Koninklijke Nederlandse Marine op kanaal VHF-13 van de marifoon hoorden. Ze kwamen van de Noordzee en wilden rap door de Goereese sluis naar binnen schutten voordat de hel zou losbreken. We zaten juist aan tafel voor een hapje eten toen die jongens met de sluis aan het palaveren waren. Zo maar als geintje zeg ik tussen twee happen door tegen Rina:

"Goh, de Marine komt ook weer binnen. Daar zou ik nou nog wel eens werk aan willen hebben. Dat er zo een eens een keertje met de ballen goed omhoog op een zandbank zou komen zitten. Dat zou pas een bak zijn!" Echt waar! Precies zo is het gegaan! Vraag maar aan Rina!

Nou zat ik natuurlijk nog druk te schrijven aan mijn rapport over de Greta-C van gisteren, dus die uitgesproken wens was wel stout en ook knap inhalig van me. Het stond al vanaf die avond te voren rond 8 van het zuidwesten te waaien, met dikke sneeuwbuien af en toe en flinke uitschieters in de wind, als die even breed liep tijdens die buien. En er werd zeer zware westerstorm verwacht voor de komende 24 uren. Nou, die voorspelling kwam dik uit. De dag door werd het weer steeds grimmiger en in de avonduren stormde het echt zwaar. Rond middernacht ging de telefoon... Zwaar in slaap het bed uit gestommeld en opnemen dus.

Leen Koese van de reddingboot Zeemanspot belde uit Stellendam: "Hoi Geert, heb je het mee gekregen?" "Wat meegekregen Leen? Ik slaap 's nachts man! Weet je wel: ogen dicht, snurken en zo." "Gek! Wie slaapt er nou met zulk weer? Luister Geert! Er zijn dwars van Middelharnis twee mijnenvegers van de Marine in grote moeilijkheden! Ze staan op 13. Hè? Maak ik een geintje? Ben je belazerd, niks geen geintje man! Schiet op! Gaan met die boot van je!" ...?...!...?...!

Gelijk klaar wakker was ik. "Oké bedankt, ik ben zo los!" Ik leg de telefoon neer en schiet met een been in m'n broek. Weer gerinkel... Nu Jan van de Volkeraksluizen aan de lijn. "Geert! Je mot als de donder varen man! Wij hebben VHF verbinding met de Ommen en Naarden die directe sleepboothulp vragen. Ze zitten allebei aan de grond bij Middelharnis! Schiet op! De halve middenkolk staat al groen en te wachten op je. Opschieten!"

"Jaja! Jan, ik kom eraan! Jezusmina!" Vlug ander been in m'n broek. Ik was er klaar voor. De sluis bemiddelde en liet de twee (2!) schepen weten dat ik zo vlug mogelijk ter plaatse zou komen. Ik nog even rap Theo en Ruud gebeld in Den Bommel: "Of ze op de sluis bij me op willen stappen?" "Dat komt dik voor mekaar. We benne d'r zo!"

Vijf minuten later was ik op weg met Furie-2, een woest geworden Volkerak op. Voor de wind naar de sluis toe en vol-aan proberen natuurlijk - ik had bloedhaast - lag ik twee keer bijna dwars. Door te hoge snelheid met achter inkomende golven was het sturen erg onzeker. Dan blijven er namelijk grote meelopende golven te lang onder de kont plakken. Met als gevolg dat je roer zowat in stil water komt te hangen, dat dus zowat dezelfde gang heeft als je bootje, dat water. Dan is er ineens veel minder roerdruk, zodat je staat te sturen of je net een fles jenever achter de kiezen hebt. Glad niet waar natuurlijk, midden in de nacht en bij windkracht 10! Het was roetdonker met flinke sneeuwjacht en er voer voor de rest helemaal geen schip meer. Dus gelukkig had niemand die vreemde capriolen van me gezien. Toch maar een beetje toeren minderen. Dat ging iets beter!

In de sluis Theo en Ruud van de muur opgepikt. Achter de trap in de sluismuur waar de maten net af kwamen klimmen klikte de luidspreker van de sluisintercom. Jan aan de lijn: "Hé, gekke sodemieters! Gaan jullie wel een beetje uitkijken? De windmeter tikt hier af en toe wel tegen de 11 Bf. aan hoor! Onder de 10 komt ie niet meer zie je. Het is maar dat je het weet!" "Ja Jan. We zullen braaf zijn! Dankjewel Jan." En wij verder. Uit de voorhaven weg en op het brede Hollandsdiep komend, voelden we het al.

De wind was langzaam westelijker aan het lopen. Er begon al flink zee te staan op het stukje tussen de voorhaven en de brug. We buisden af en toe helemaal onder, met grote witte explosies van water tegen de pikzwarte lucht. Onder de Haringvlietbrug door, dwars van de Hitzert kwam de RWS-17 van de Verkeersdienst uit Dordrecht ons achterop, ook die kant op. Normaal vliegen die gasten met die snelle patrouilleboten ons voorbij of wij er net een stuk of twee ankers onder gegooid hebben, en dan staan wij toch echt vol-aan! Maar nu niet. Ze kwamen helemaal zonder haast op een sukkeldrafje achter ons aan hobbelen. Het was natuurlijk gewoon ook helemaal geen haastweer meer...

Intussen maakten we uiteraard een praatje met de Marine via de VHF. Waar en hoe precies, en hoe het nu ging en zo. De Ommen en Naarden zaten op de bank, achter de rode tonnen, tegenover hun steiger. Het zg. Natosteiger aan de Flakkeese kant, een paar kilometer boven Middelharnis. En gaan deed het ook niet lekker vonden ze! Ze hadden het stellige idee dat ze steeds verder weg gezet werden, van de tonnen vandaan. Ja, dat kon best natuurlijk. Die schepen zijn 45 meter lang en wel hoog voor een schip van 80 meter. Die pakken 'n hoop wind! Daarbij zijn ze ook nog eens erg licht gebouwd. Van hout...! Het kraakte af en toe flink onder in het schip, vertelden ze allebei...

Het was nu geen soort van een weer meer. Het floot en gilde de hele tijd. Die grote dikke Deutz van Furie-2 natuurlijk vol-aan, stijf tegen de veiligheidspin. En maar bonken, met van die grote rotklappen tegen die steile golven van het Vuile Gat in. Bijna het Vuile Gat uit kregen we allebei de schepen op de radar. Een vier of vijfhonderd meter uit elkaar en een best end de plaat op zaten ze. Oeioei! Weer even verder zagen we af en toe tussen de wolken buiswater en sneeuw door ook hun mooi gekleurde 'Onklaar-En-Aan-De-Grond' lichten in de masten.

Ik vond het een machtig ontroerend gezicht... Ik bedoel maar... Je gelooft toch zeker je ogen niet, de eerste keer dat je zoiets ziet! Ruud en Theo bezwoeren me later dat ze in het Vuile Gat wel een beetje ongerust werden over me. Ze beweren nog steeds tegen iedereen die het maar horen wil dat ik de hele tijd achter het roer stond te dansen als een kangaroe en maar roepen: "Nou hebben we wat!... Nou hebben we wat!" Enz. Pfff... Ik weet van niks... Stelletje fantasten!

De RWS-17 haalde veilig Middelharnis en verdween toen maar fluks in de haven. Meneer Schouwenaar riep over de VHF naar hun kantoor: "Dit slaat wel alles tot nu toe wat ongemak betreft!" Ze hadden die boot nog niet zo lang, het was zo'n modern vedergewicht geval, en die was ook een knap beetje 'springerig' met zulk weer. Net als ik trouwens...

We spraken eerst af met de Naarden om vast te maken. Die zat westelijk van de Ommen en wij dachten dat de Naarden er het slechtst bij zat. Op de VHF gaf ik dus door dat wij een Speedline zouden overschieten, voor de wind naar hun toe. Ik durfde namelijk niet zo goed de bank op. Ik was een beetje benauwd om zelf ook te raken. Normaal geef je daar niet zo veel om, maar nu stond het zo ongegeneerd hard te tochten dat het manoeuvreren er niet makkelijker op werd.

Met een direct omkeerbare motor als van Furie-2 heb je nou eenmaal toch net effe 'n tikkie meer tijd nodig van voor- op achteruit en dan weer opnieuw starten en zo dan met een motor met keerkoppeling. En om dan met een flinke golf met die zware boot op zo'n houten schip gezet te worden. Dat zou echt niet best zijn... "Krak, Krak...!"

De Speedline viel mooi en all-hands daar haalden de tros over. We hebben nog nooit zo vlug vast gestaan. De tros vloog zomaar weg bij ons vandaan! Geen kunst natuurlijk, met 36 wakkere maar ook wel lichtelijk bezorgde Marinemannen daar aan boord!

Wij dus aan het sjorren aan die eerste mijnenveger. We kregen de kop in de wind en konden haar, heen en weer zwenkend met Furie-2, op het echolood telkens tot aan de rand van de bank, een flinke slag bakboord en stuurboord laten maken. Maar vlotkomen was nog wat anders. We stonden op een lange tros vast, kon niet anders. Dus zand weg spoelen onder het schip was er niet bij, deze reis. We moesten het maar gewoon vlot schuren. Heen en weer, enz.

Het weer werd almaar gekker. De slag naar bakboord was er niks aan de hand. We hadden dan wind en golven mee. Bij de slag naar stuurboord, de boot na-tuurlijk bij elke slag toch al flink scheef, kregen we dik water aan dek, met de machinekamerdeur ook aan stuurboord... Theo werd dus bevorderd tot Machinekamer-deurportier: Dicht over stuurboord, open over bakboord. Met de deur dicht zakte de Deutz 8 toeren, iets te weinig lucht. Dat konden we nu net niet hebben. Alle Pk's moesten voor de dag komen vannacht. De luiken op de lichtkap, die normaal open staan voor voldoende lucht, waren nu dicht natuurlijk vanwege al dat overkomende water. Daar stond Theo dus op het dek, bij elke haal over bakboord tot over zijn knieën in het water. Doorgaan jongens...

We gingen heel langzaam vooruit. We wonnen ongeveer 30 meter in drie uur. De Ommen had het intussen helemaal niet naar de zin. Zij had nog niks geen hulp en sukkelde van lieverlee verder op het droge. Die begon dus na een tijdje te piepen: "Of ik niet meer sleepkracht kon bijvragen?" Ik denk: beter maar doen nu. Als ze zelf weer in de rondte gaan blèren op de VHF breekt het me helemaal bij de handjes af. Die schepen moesten daar persé weg. Er stond namelijk intussen een stormtij water op het Haringvliet. Als de wind zou gaan minderen moest er acuut gespuid gaan worden. Vallend water dus. Dan zou er helemaal geen trekken meer aan zijn!

Dus ik maar eens gebeld met Smit-Vos Sleepdienst in Rotterdam. Een volle Smit-dochter. Nou, die hadden er wel oren naar, en de sleepboten 'Noordpool' en 'Spits-bergen' van hen gingen gelijk op pad. De Oude Maas, het Spui, Korendijkse Geul en Beningen moesten ze nog even doen. Intussen wij natuurlijk gewoon verder scheuren aan de Naarden. We hadden haar vlot gekregen. Zeker weten. Maar het ging ho zo langzaam. Geduldwerk, dat was het!

Tegen de morgen hadden we eventjes orkaankracht. Over de 12 Bf. De hoogst geregistreerde windsnelheid die nacht was 143 Km/uur bij Hoek van Holland, niet echt ver weg van ons... Het water vloog nu letterlijk af en toe boven de mast uit. Op het wat lagere achtereind van de Naarden klapten toch af en toe aardig massieve stukjes water aan dek. Over ons eigen achtereind hebben we het nog...

De Noordpool en Spitsbergen kwamen aan en er werd van de Naarden vandaan een lijntje naar hun overgeschoten. De maten stonden ook zo vast. Toen werden we even bloedserieus. Met ons drieën samen 1700 Pk. gaf de Naarden het al vlug op en was weer vlot. Die ging het even gaande houden op diep water, tot we d'r maatje ook los hadden. Intussen was het licht genoeg geworden voor de RWS-17 om wat foto's te maken. Die zijn altijd leuk, voor later...

Op een gegeven moment komt Ruud boven bij me in de stuurhut. We waren net aan de Ommen begonnen en ik was stikdruk vanzelf. Met dat in span tornen met drie sleepboten tegelijk op dezelfde klant en onder orkaanomstandigheden moet je eigenlijk ook drie paar ogen hebben. Ruud zegt: "Hé Geert. Ik wil niet aan je kop zeuren hoor, echt niet. Maar heb je de laatste tijd nog wel es naar ons achtereind gekeken? Volgens mij zakken we daar hoor!"

Terwijl Ruud het roer even overneemt, werp ik vlug een blik buiten op het achterdek. Barst! We liggen achterop al precies met het berghout onder in het water. Het dek staat daar nu gewoon de hele tijd blank. Effe binnen kijken... Miljaar! Het water staat boven de vloer in het achteronder. Die verrekte pakkingbus weer! Met gepaste spoed vlieg ik naar de machinekamer en start de lenspomp. Tsss! Je zou al werkende weg aan de tros afborrelen!

Ja, het was toen gewoon een feit. Furie-2 was der dagen zat. De Deutz draaide nog als nieuw. De pompen en alle andere apparatuur werkten nog prima. Maar het casco was op, samen met de hennekoker, het roer plus de koning, én de schroefas. De schroefas had zoveel speling in de buitenbus dat de pakkingbus veel teveel op z'n lazer kreeg van die als een kikker op en neer dansende schroefas, die steeds de pakkingen verrot sloeg. Nou, en dan vergeet je wel es wat hè, in het heetst van de strijd... Wat pompen zo nu en dan, of zo...

Maar niet getreurd...! Op de tekentafel groeide intussen al de nieuwe Furie-3. De moeder van alle bergingssleepboten werd dat! En ondertussen tot die klaar was, met de oude trouwe boot boven zien te blijven natuurlijk. Toch maar een beetje pompen af en toe... Als het tenminste niet teveel gevraagd is... Grote zot!

De mijnenvegers konden intussen niet veel meer draaien zelf want hun hele koelsysteem zat vol zand, opgeslobberd van de zandbank door hun koelwaterpompen. Toen, weer met z'n drieën dus, de Ommen vast gepakt. Die stribbelde eerst ook nog flink tegen maar kwam toch vrij snel vlot. De Ommen op de palen gebracht, de Naarden er opzij geplakt en eerst maar eens even een blaasje pikken bij die mannen daar. Intussen kwam er al een flinke Marine-duikerploeg om onder water de schepen op schade te inspecteren.

Het duurde ook niet lang of de walkapitein van Smit-Vos stond aan dek. Die was al met de auto uit Rotterdam vandaan komen scheuren toen ze daar op kantoor gehoord hadden dat de schepen vlot waren. Wij dus samen naar de Gezagvoerders van die twee 'sweepers'. Maar daar was die geniepigaard van een walkapitein van Smit toe hij net aankwam al eerder geweest, zwaaiend met twee waardeloze 'Tornbriefjes' ter ondertekening. Maar de commandoboys hadden liever nog even op mij gewacht. Dát was nu eens echt goed en slim van hen! Die jongens weten tenminste hoe het hoort!

Ik had niks op die briefjes tegen natuurlijk. Maar ik had 's nachts de Smit-boten op urenbasis besteld. Gewoon: zoveel uren uit en thuis, twee boten, zoveel Pk's. Rekening maken en klaar. Daar wou die linkmiegel onderuit nu. Die dacht al langer wakker te zijn dan ik. Mooi niet... Afijn, een hartig potje ouwehoeren, wat met het Smit-kantoor heen en weer bellen. Wij weer terug naar de Kapiteinshut.

De Gezagvoerders waren het roerend met mij eens dat ik door hén was besteld en Smit later door mij. Dan heb je dus de stemming al gauw een beetje door en ik zeg uiteindelijk tegen de twee Gezagvoerders: "Oké, tekent U die tornbriefjes maar gerust alstublieft." Dat gebeurde. Die walkapitein graaide gelijk met een tevreden grijns die vodjes van de tafel. Of het de geheime en enige kaarten van het grootste diamantveld van de wereld waren! De arme ziel!

Toen ze getekend waren, haalde ik twee blanco contracten op basis Lloyds Open Form - 'No Cure-No Pay' - voor de dag...en nodigde de Gezagvoerders van de Koninklijke Marine uit om ook die maar te ondertekenen.

Daar begon die walkapitein van Smit-Vos gelijk weer over te sputteren en te blazen: "Waar is dat nou nog goed voor? We hebben toch deze al...!" En hij wappert alweer met z'n ziekelijke briefjes! Ik zeg: "Dat zoeken we later allemaal haarfijn uit. Het kan geen kwaad." De Koninklijke Marine was het grondig met mij eens en tekende braaf de twee L.O.F's. We kregen nog een borrel toe bij de mannen. "Zeg maar gerust, een beste borrel!" De mijnenboys lagen er goed bij en wij konden weer naar huis. Een beste trek wijzer. Toch...?

De wind was weer wat geruimd. Als je maar lang genoeg bleef kijken zou je zeggen dat het iets minder werd? Een machtig gezicht was het trouwens op het Haringvliet. De zon was intussen al flink op en scheen af en toe tussen de grote zwarte stormwolken door, met van die mooie schuine banen fel licht over het opgezweepte donkere water. Er stond nog altijd een krachtje of tien, en het schuim van die brekende krullers met grijsgroen water was dan toch zo schitterend wit! En wij daar met Furie-2 midden tussen deinend, voor de wind uit en richting Willemstad. Prachtig mooi was het! Echt schitterend!

In de sluis gingen Ruud en Theo weer de wal aan en moe maar ho zo tevreden terug naar kooi. Thuisgekomen in Dintelsas, na nog een bar ruig stukje over het Volkerak, eerst met een leuk verhaal vanzelf en toen ook even de kooi ingedoken natuurlijk. Daarna eerst maar eens een kloek rapport van het avontuur gemaakt. Uiteraard een windrapport van het KNMI aangevraagd, plus de waterstanden van de RWS idem, enz. Van de RWS-17 kreeg ik een paar dagen later mooie foto's. Ook nooit weg, foto's. Toen weer eens gebeld met Wout: Van Den Akker in Vlissingen dus. Ook al een volle Smit-dochter. Wout was soms m'n raadsman, en ook nog eens een hele beste. Het verhaal in geuren en kleuren aan hem verteld en Wout vond het een pracht. Vooral het gedeelte van de tornbriefjes. Hij kwam zowat niet meer bij van het lachen! Wout: "Als je maar weet dat ik met je meega, naar de Zalmstraat. Daar wil ik bij zijn! Weet je wat, nog beter. Ik pik jou thuis op, dan gaan we gezellig samen. En dan kan ik jou tenminste ook in de gaten houden."

Een paar dagen later een afspraak gemaakt met het super-de-luxe hoofdkantoor van Smit in de Zalmstraat in Rotterdam. Wout pikt me op en wij naar Rotterdam. Kennis maken met Bram, Joop, Bill, enz, enz. Toen het hele verhaal gedaan. Toen iedereen eindelijk uitgelachen was over de getekende tornbriefjes werden die ter plekke verscheurd en verdwenen waar ze thuishoorden. In de prullenmand! L.O.F; No Cure - No Pay briefjes, ondertekend door de Koninklijke Marine zijn namelijk beter. Waardevoller zou je kunnen zeggen. Meer een soort 'Koninklijke Waardepapieren' zijn het.

Nou, zo bleven we nog een hele tijd zitten ouwehoeren. Die gasten kwamen telkens weer met allerlei detailvraagjes waar dan weer driftig notities over werden gemaakt, enz, enz. Opeens zegt Wout tegen Bram: "Hé Bram, wat ben jij eigenlijk voor een gierige krent van een gastheer? Ik zou onderhand wel wat te vreten willen hebben! Weet jij hoe vroeg ik vanmorgen van Vlissingen ben gereden, hier naar die bouwval toe? Oh, nou dan!"

Bij zeer luidruchtige acclamatie werd besloten om de vergadering te verplaatsen naar 'Mary-Dear', een eethuisje een paar straten van het Smit-kantoor vandaan. De pot schafte 'Captains Diner': kapucijners met spekjes plus een paar koteletjes de man, om het wat op te fleuren. En wat geestrijke versnaperingen er tussendoor natuurlijk! Het werd al bij al een erg gezellige dag. Toen de avond al dik gevallen was waren we het op de hoofdlijnen roerend eens, tot tranen toe bewogen af en toe, met een fors promillage doordrenkt... Wout niet. Neenee...! Wout was de Bob.

We kwamen zonder mankeren overheen dat ik de hoofdaannemer was en bleef, maare...kon het niet op fiftyfifty basis geregeld worden? Nou hadden zij met die twee boten van hen natuurlijk wel 3 keer zoveel Pk's ingebracht als ik met Furie-2. Ik vond het al lang best. En we zouden samen tegen de Marine in touw gaan om de boel rond te breien wat betreft het hulploon.

III - NAGENIETEN

Het is toch nog een jaar geworden voor we de centen beurden. Maar ja, de Staat hè... Op een dag was ik het wachten weer eens helemaal zat. Ik denk: ik rij morgen naar Den Haag, naar Defensie en ik maak een praatje met die man daar, die de zaak in behandeling heeft. En ik maak geen afspraak. Ik val hem zo op z'n dek, fris van de lever. Ik de volgende morgen vroeg dus even naar Defensie getuft... Jaja...

In het Fiatje en naar Den Haag dus. Tot voorbij Voorburg gaat het goed. Ik was natuurlijk al vaak zat naar Den Haag geweest. Naar de Minister van Justitie op de Schedeldoekshaven was dat... Voor een heel ander bergingskarweitje was dat. Gòtochòtochot...! Dus ik weet ongeveer de weg. Maar nu moet ik na lange tijd weer eens in het oude centrum zijn. Zoeken, zoeken... Een stukje na Voorburg is er ook nog een wegomlegging en ik verdwaal natuurlijk. Ik heb geen bijgewerkte kaarten van dit stuk kust! En in de vaarberichten stond ook al niks over deze stremming...

Bij een bushalte staat een ouder mevrouwtje op de stadsbus te wachten. Het is een kwiek en letterlijk pinnig dametje in een grijsblauwe regenjas en met een hoedje op haar hoofd. Uit dat hoedje steken twee van die stalen pennen omhoog, tussen wat onduidelijke camouflage van plastic fruit vandaan. Als de antennes van een sacherijnige ouwe Russische spionagetrawler. Het ziet er maar knap gevaarlijk uit...

Ik stop en vraag haar de weg naar het Ministerie van Defensie in de Koningin Marialaan. "Oh!" kirt ze. "Wat toevallig zeg, dat U dat aan mij vraagt. Ik woon daar vlakbij in een zijstraat ervan. En ik ben op weg naar huis! Weet U wat, ik stap in bij U en dan wijs ik U de weg. Dan ben ik ook weer gelijk waar ik zijn moet. Grappig niet?"

Het dametje stapt kwiek in en priemt rechtdoor met haar vingertje. "Rijden maar hoor. Ik zeg wel hoe!" Nou. Toen begon het... Ze begint te ratelen over de buren, over haar waardeloze aangetrouwde familie, over het slechte weer, de politiek. Over alles! En de hele tijd met d'r telegraafje op Volle-Kracht-Vooruit, ook dat nog....

"...Nou ik zeg tegen haar van twee hoog achter, ik zeg...U moet hier naar rechts hoor....Oeps! Jeetje, dat ging maar net goed hè....Nou ik zeg dus, ik zeg, mens, het is me toch wat! ...Ja, hier links ja... Goed zo! Dat deed U nog nét heel goed hoor! ...Waar was ik ook alweer? Oh ja, ik zeg dus tegen haar, mens...het is toch gewoon een schandaal hè. Ik zeg... Oh jee! U moest hier eigenlijk weer links hoor...!"

Ik draai zo snel mogelijk bakboord uit. Net ietsje te laat... We bonken met de stuurboord-wieltjes ruimschoots over de stoeprand van een mooi bloemperk, tussen de twee rijbanen van de brede laan waar we op rijden...net voordat we opstijgen. Ik peil in de gauwigheid die voorbijflitsende dikke plataan gelukkig net mis. Er vliegen voorbij de stuurhutramen wat geraniums door de lucht. Het lijkt wel wat op rood en groen buiswater dat wel es langs de boordlichten jaagt als je in erg zwaar weer zit... Met een rotklap kwakt het Fiatje weer van de andere stoeprand af.

De tram die juist van stuurboord op het groene stoplicht afkomt -groen voor hem dan - gaat met jankende motoren op volle kracht achteruit en begint pisnijdig met z'n ankerbel te rinkelen, terwijl hij ook nog een overdreven lang attentiesein met de misthoorn geeft. Maar ik heb nu even geen tijd voor hem. Ik kan maar net de straat van de nieuw opgegeven koers bezeilen. En ik heb ook net die tic aan mijn linkeroog weer even gevoeld...

Het vrouwtje rechts van me is eventjes -de twee luttele seconden die we vlogen - erg stil gebleven. Met een schuin oog kijk ik eens naar m'n navigator... Ze begint juist te giechelen. "Gossie, U bent maar een wildebras van een chauffeur hoor!" Ze is nu blootshoofds. Haar hoedje hangt boven haar, aan het dakhemeltje van m'n Fiatje. Die gevaarlijke pennen er dwars dooreen geboord. "Oh jeetje, kijk nou toch eens! Wat bent U toch een mallerd!"

Ze plukt het hoedje uit het hemeltje en zet het weer stevig op haar hoofd. Klaar voor de volgende aanval. Dan kwebbelt ze gewoon verder! "Hier aan het eind moet U rechtsaf hoor. Ja, ik zeg het maar alvast hè. Hihihi! We zijn er nu zo hoor! Gossie! Nou ben ik toch nog vlugger thuis dan met de bus. Dat heeft U heel goed gedaan zeg! Ja, hier! Ziet U wel. Hier is het. Hier moet U zijn. Zit U in de politiek of zo? Dat U helemaal van Brabant naar hier komt rijden? Oh, U vaart! Oh, ja natuurlijk! Nou dan bent U hier goed hoor. Dit is de Marine weet U. Nou bedankt voor de rit hoor! Dag meneer. Daag!"

Ik heb nu ook weer die vreemde lichte trekkingen in allebei m'n handen, wachtend op het groene licht bij de statige poort naar de parkeerplaats. Ik kijk op de parkeerplaats toch onwillekeurig even naar het dak van het Fiatje. Mmm, nee, geen gaatjes in m'n opperdek...

Eerst maar eens melden bij de Receptie, nog een beetje trillerig: "Ik wil graag maar wel zeer dringend Mr. von Heijden spreken..." Ik krijg eerst een bezoekerspasje. Zo'n kek labeltje voor op de jas. Dat je tijdelijk goed bevonden bent om in dit uiterst gewichtige pand te verkeren. De receptiedame raadpleegt intussen een soort logboek op haar bureautje. Op Defensie werkt, nou ja...is aanwezig, 2500 man. Vredestijd tenslotte. Dus het is een flink boek. "Ach," zegt ze even later. "Wat spijtig nou voor U. Mr. Von Heijden heeft zich juist ziek gemeld, net een minuutje voor U aankwam. Hij heeft spit ziet U..." "Gògògò...!"

Ik ga eerst maar een bakje koffie kopen in de kantine. Om weer een beetje rustig te worden en om deze ernstige grondberoering te overdenken. Maar ik wil toch wel eens weten waarom het allemaal weer zo verrekte lang duurt om een hulploontje uit te keren. En zeker na er zojuist zo'n levensgevaarlijke reis voor gemaakt te hebben! Dus ik weer naar binnen en vraag naar de Chef van die Von Heijden. En rap een beetje!

Nou, daar komt een tijdje later een figuur in uniform aan, met zo'n zilveren plaat voor z'n dikke buik, bungelend aan een ketting om z'n nek. Zo'n officier van piket heet dat geloof ik. Hij vraagt me hooghartig glimmend naar de reden voor mijn bezoek, dus ik vertel hem die. "Dat ik nu de centen voor m'n werk mot beuren!"

Hij staat me eerst een tijdje ietwat glazig aan te staren. Alsof ik helemaal van het Hellegat ben komen roeien met de sloep, net als Captain Bligh van de Bounty toen deed! Maar dan brengt ie me toch door een hele zwik gangen en trappen naar de zoveel honderdste kantoordeur. Ik moet eerst even buiten blijven zegt hij. Dan zal hij eerst de Chef inlichten over mijn vraag. Ik dus weer tien minuten wachten op die onafzienbare gang. Het pikethaantje, met z'n zilveren plaat schitterend als een paradijsvogel, komt weer naar buiten uit dat kantoor vandaan en zegt: "De Chef zegt dat U de zaak maar beter aan Uw advocaat kunt overlaten. Nu U die inmiddels (!?) hebt ingeschakeld, wil en mag de Chef eigenlijk alleen met hem praten..."

Wat gaan we nou weer beleven?! Barst nou effe! Ik ben de Partij hier en de Chef is van de ándere Partij! Wij zullen praten als ik dat wil! Ik zeg de piketvogel dat ik acuut mot bellen. Nu! Hij stoomt me ijlings voor naar een leeg kantoor, maar wel met een telefoon. Ik graai een van de vele brieven van Eric uit mijn koffertje en wijs hem op het telefoonnummer in het briefhoofd. "Draaien jij dat nummer en je vraagt naar Meester Eric!" Hij bestudeert de brief eerst secuur onder de lamp, alsof ik ernstig verdacht wordt van vervalsing van Staatsobligaties. Maar dan draait hij toch het nummer en zegt: "Goedemiddag meneer. U spreekt met het Ministerie van Defensie in 's-Gravenhage. Ik heb hier ene meneer Theunisse te spreken voor U. Een ogenblikje alstublieft..."

Dan geeft hij me de hoorn en gaat in het open deurgat staan wachten, met allebei zijn oortjes op de wind. Eric is aan de lijn en zit zich helemaal te pletter te lachen.

"Hé halve zool! Mòòge. Wat ben je dáár nou weer aan het uitspoken?"

"Eric luister! Ik ga vanmorgen hier gewoon even in alle rust netjes en beleefd vragen of ze onderhand een beetje op willen schieten met mij m'n zuur verdiende centen te betalen, en nou wil die verrekte Chef hier niet met me praten! Die Von Heijden is uitgerekend vanmorgen ziek thuis gebleven! En z'n baas zegt dat ie alleen met jou zaken doet. Nou, bij dezen en voor nu vandaag geef ik jouw op staande voet de zak! Gesnopen! Jij zegt zodadelijk tegen die vent hier dat je niet langer voor mij optreed. Of ik flikker hier subiet zomaar iemand het raam uit!"

De piketvogel trekt zich onmiddellijk tactisch terug uit het deurgat en neemt met spoed de kuierlatten. Eric zit zich volkomen ongepast te bescheuren en hikt na een knap tijdje in de telefoon: "Oké, oké, gesnapt. Geef me die joker maar even terug!" Ik pleur de telefoonhoorn op de tafel en storm naar de deur... Sodeju, bijna te laat! De piketvogel is al bijna naar het eind van die lange gang geslopen. Ik zet een paar stappen in z'n richting en sein hem vriendelijk doch dringend of ie even aan de telefoon wil komen. "Er is een berichtje voor U." Het klinkt lekker door in die gang -ik hoor mezelf wel drie keer terug echoën - en de securité oproep wordt luid en duidelijk ontvangen.

Hij komt aarzelend terug schuifelen - schuchter en sidderend als een jonge maagd in de allerlaatste seconden van haar reeds zo wankele existentie - en hij luistert wat Eric hem te vertellen heeft. "Oh nee meneer! Ach, ja meneer. Wat spijt me dat nu voor U. Natuurlijk meneer. Ik zal deze boodschap onmiddellijk aan de Chef overbrengen. Dank U wel meneer. Dag meneer."

Hij legt de hoorn heel zachtjes neer - als ware het een kostbaar en fragiel kleinood - en zegt: "Uitstekend meneer. Ik denk dat de Chef U nu wel te woord zal staan. Wilt U mij maar volgen." We gaan weer terug naar het kantoor van de Chef. De piketvogel klopt, opent de deur en we staan in een voorvertrek waar het bureau staat van de privé-secretaresse. Ze is al op wat verder gevorderde leeftijd, met mooi verzorgd zilverwit haar. Ze staat statig half op van haar stoel... Maar de piketvogel stoomt zonder ook maar even toeren te minderen gezwind en met militaire pas dwars door de kamer naar een deur in een matglazen tussenwand, natuurlijk op de voet gevolgd door moi, op een errug kort trosje.

Pas dan begint zij te spreken: "Meneer, ik moet U nog wel weer aandien..." Maar het hoeft al niet meer. Wij zijn intussen al doorgestoten tot het hart van de tegenpartij. Haha! Eindelijk in het centrum van 'De Macht'!

Daar tref ik een piepklein oud mannetje achter weer een bureau, maar een veel mooier en groter. Het is gemaakt door een echte kunstenaar. Van zacht glanzend prachtig donker, bijna zwart hout. Op één dossiermap na, die geopend voor hem ligt, is het blad helemaal blinkend schoon leeg.

Het baasje van dit prachtbureau is zo stokoud dat ik amper m'n ogen geloof! Die hebben ze hier gewoon vergeten! Het flitst plotseling door m'n kop... Zomaar geabandonneerd uit de tijd dat Napoleon werd verslagen en hier met een rotgang buiten geknikkerd! En hem zijn ze glad vergeten mee te geven...!

Aan de muur achter hem hangt een heel mooi schilderij van een antieke dwars getuigde oorlogsbodem, trots kruisend onder volle zeilen op een woelige stormzee en vol met enorme strak uitwaaiende tricoleurs en vele meters lange oranje wimpels. Veel dreigende kanonslopen zijn zichtbaar uit de twee grimmige rijen open geschutspoorten. Het schip is helemaal klaar voor alweer een volgende grootse en vernietigende zeeslag. Dát was zíjn laatste schip...! Ik weet het gewoon zeker! Ik zweer het je! Zijn Schip! Tjee-zus!

Mijn voorhoedeman staat besmuikt en eerbiedig van alles te mompelen tegen het oeroude zeecherubijntje. Het laatste gaat over bescherming voor hem, over op wacht blijven staan en versterking aanvragen en zo. Maar het mannetje wuift hem met koele zilte blik en een achteloos handgebaar de kamer uit. Mijn eerdere voorhoede verdwijnt nu gedwee in de achterhoede. Hij retireert bakzeilend voorbij de glazen wand, de deur onhoorbaar achter zich sluitend. Zo: nou zaken doen? Ah! Niet dus! Nou ja, bijna niet...

Het levend gepekelde mummietje begint nu aan een ellenlange monoloog. Werkelijk vele, vele minuten bazelt hij door op dezelfde eentonige belerende collegeachtige dreun. Hij zanikt maar door over 'het systeem' en over de 'voorschriften' die nu eenmaal gelden in de Marinebureaucratie. En hij declameert in gedragen tonen over de van hen - de door Hare Majesteit zelve aangestelde en ingezworen dienaren der Landsverdediging - eenvoudig dwingend geëiste zorgvuldigheid in hoogst ernstige aangelegenheden als de onderhavige, enz, enz. Zo lang duurt het monotone gereutel dat ik er oplaatst helemaal van kalmeer. Sterker nog, ik val zowat in slaap!

Maar wacht es even... Dit is gewoon de sinds vele eeuwen beproefde en uitontwikkelde standaard afleidingstactiek van tóen én nu! Blijven leuteren en liegen tot ze er onmachtig bij neer donderen! Dat is het! Zo gaat het altijd! Misleid eerst zoveel mogelijk den vijand! Sus hem in slaap en hypnotiseer hem! Bedrieg hem tot hij van pure ellende begint te grienen! En val dán aan en vernietig die amechtig tegenspartelende, hondsbrutaal en ongevraagd uit het ignorante schuim des volks opgestane vlegel! Het Nederlandse Poldermodel ten voeten uit! Tsss! Vertel mij wat!

Eindelijk stopt het pekelvretertje even om een beetje koelwater in te nemen voor zijn roestige keteltje. Het wordt door hem met een beverig klauwtje voorzichtig uit een kristallen karafje ingeschonken in een mooie roemer op gouden voet -beiden geplaatst op donkerblauwe fluwelen onderzettertjes op zijn kostelijke bureaublad - welk garnituurtje hem zojuist werd gebracht door een hautain naar mij loerende, zwaar beledigde secretaresse. Op dat moment schrik ik gelukkig toch op. Direct weer wakker neem ik de enige kans waar om nog te ontsnappen aan zijn fatale omsingelingstactiek. Die anders zonder twijfel alweer mijn nederlaag gaat betekenen!

Ik vraag hem beleefd doch dringend of hij er a.u.b. voor wil zorgen dat er dan nu toch maar een beetje opgeschoten gaat worden. Dat hij toch wel begrijpt dat wij niet alsmaar kosten kunnen blijven maken en dan telkens veel te lang op betaling moeten wachten. Dat wij toen er in die angstig donkere stormnacht zo dringend om hulp werd gesmeekt -door nota bene maar liefst twee schepen tegelijk van Hare Majesteit's Marine - er wél waren. Wél direct zijn uitgevaren, en nog wel onder bepaald onvriendelijke, ja zelfs niet ongevaarlijke omstandigheden. Dat hij er goed aan zou doen om me dan maar alvast een voorschotje te geven als het 'systeem' zoveel tijd nodig blijft hebben. Dat ik daar nu eigenlijk noodgedwongen op moet staan!!

Ha...! Het oud-belegen zoutzakje lacht nu plots een heel klein beetje, met uiterst zwakke borrelende hikgeluidjes. Er twinkelt zowaar een miniem pretlichtje in zijn waterige reeds eeuwenlang geloken oogjes. "Ach, ja... Meneer Theunisse, ik denk bijna dat onze Minister, Prof. Mr. J. de Ruiter, U nu wel een kleine geste zou willen gunnen onder deze vrij urgente en dwingende omstandigheden.

Weet U: ontkennen dat wij U überhaupt iets verschuldigd zouden zijn gaat indeze niet goed meer op, vrees ik. Ik heb begrepen dat onze gezagvoerders na dat onfortuinlijke evenement bepaalde hè... stukken van U hebben ondertekend, nietwaar. Daaruit zou door bijzonder kwaadwillige enigszins juridisch onderlegde lieden met wat moeite misschien zelfs een zekere verschuldigdheid onzerzijds tot het doen van enige betaling aan U kunnen worden afgeleid. Dus alvast een passend gematigd deelbetalinkje? Ach, waarom ook niet.

Och,...Ja...ja, ik denk wel dat ik iets dergelijks zelfs enigszins zou kunnen verdedigen bij zijne Excellentie. Wat meent U? Zou vijfentwintig mille - alvast op voorhand - U verder kunnen helpen? Wij ontvangen dan natuurlijk wel graag een verklaring voor akkoord met een dergelijk arrangement van Uw, hè... Uw collega's. Smit International bedoel ik. Als U dat eerst even met die lieden in het Rotterdamse zoudt willen bespreken? Van de uitkomst waarvan zij mij dan wel even schriftelijk bericht mogen doen toekomen? En dan... ach ja, dan zullen wij U wel dat voorschotje overmaken. Dat kan ik U hier en nu wel toezeggen ja."

Nou ja, het is in elk geval weer wat. Ik bedank het oudgediende zeezwendelaartje vriendelijk. Maar met wel wat lichte aarzeling schud ik uiterst voorzichtig zijn uitgestoken handje. Het ziet er zo broos en kwetsbaar uit. Dadelijk valt het er nog af! Ik vergeet dan ook maar gauw wat hij zat te bazelen over niet meer onder betaling uit kunnen komen omdat er nu eenmaal bepaalde stukken waren getekend! Grrmpf! Dat akelige zeekaboutertje! Die ziltige mini-trol uit het koude mistig mystieke Ultima Thule! Maar ik verlaat toch opgelucht en aardig gekalmeerd het pand met de statige donkergroene deuren na mijn bezoekerspasje te hebben ingeleverd bij de hulpvaardige receptiedame.

Nou, ik ben nu toch bezig aan mijn opstoot in de vaart der volken, doorgedrongen tot in het 'Centrum Van De Landsverdediging' als ik zojuist was. Laat ik dus ook maar even in de Zalmstraat aangaan. Weer een ander bolwerk in de Galaxies der echt belangrijke groten der aarde! Ik laveer zonder verdere zenuwschokkende avonturen buitengaats van de Haagse krikkemikken en anker even later veilig in de parkeergarage aan de Zalmstraat.

De portier meld me aan bij Joop en Bram, en op hun kamer aangekomen breng ik aanvankelijk een globaal rapport uit over mijn landverkenningen in Den Haag. En uiteraard ook over het beloofde voorschot van 25 mille. Bram zegt direct toe dat ze Defensie een verklaring van geen bezwaar zullen sturen. Mooi! Die komen alvast binnen. Het zal potdomme een keer tijd worden!

Maar dan beginnen die sekreten natuurlijk weer mierenneukerig naar de details van deze korte walreis te vragen en te zeuren. Ze blijven net zolang emmeren en zuigen dat het er uiteindelijk toch van komt dat ik alle randverschijnselen ook moet opbiechten. Over het verdwalen, het kwebbelende loodsvrouwtje, het levensgevaarlijke hoedje, m'n haastklusje aan het middenbermplantsoentje, de piketvogel, het stokoude zeebonkje, het mooie schilderij, enz.

Nou ja, terwijl ik dat allemaal zo sta te vertellen begint eerst Joop van die rare gierende wurggeluidjes te maken en Bram valt hem onmiddellijk bij, met blauw aangelopen bulderende explosies. Ik kan me eigen amper nog verstaan, zoveel herrie maken ze!

De bloedmooie secretaresse van Bram is dan alreeds met twee handjes voor haar toch aanbiddelijke mondje de kamer uitgevlucht. Maar ze komt even later dapper terug, haar uiterst attractieve zelf weer geheel in de hand hebbend -denkt ze - nu in gezelschap van de Heer Scheffer. U weet wel, toentertijd de baas van dat sleep- en bergingzaakje. Sodeju! Wat een bende! Nou wordt die onder dwang afgetroggelde rapportage van me helemáál een rommelzooitje!

Afijn, de allerlaatste bespreking van het geval is in het Witte Huis in Rotterdam. Daar zetelt het uiterst gerenommeerde Expertisebureau van H. S. & N. Een hunner topexpert's, Dhr. van Dorp, een rechtschapen, kundige en integere man, komt namelijk in deze laatste beslissende slag op voor de Koninklijke Marine. Verder komt er een heel konvooi opdagen. Een heleboel Marinegoud gaat binnen. Echt heavy! Het lijkt wel een admiraliteitsvergadering der Zeven Provinciën vlak voor een laatst offensief ter verovering van de absolute hegemonie op de wereldzeeën! Joop en ik zijn ook mooi op tijd. Ook de Landsadvocaat gaat binnen...

'#@ %&!>!*???,... 'DE LANDSADVOCAAT'...!?

De Landsadvocaat, Mr. Brant Wubs deze keer, is me net een seconde voor als ik vlak achter hem binnenval. Met m'n manometertje dik in het rood en de overdruk aan adrenaline uit alle veiligheidskleppen wegwolkend in m'n kolkende kielzog.

"Meneer Theunisse! Hahum...meneer...! Voordat U alweer ontploft. Ik ben hier nu enkel en alleen maar voor het geval we er eventueel, misschien, mogelijk NIET uit zouden komen. Dan moet er bekeken worden wat we verder gaan doen en daarvoor alleen ben ik hier. Verder bemoei ik me nu nergens mee! Echt niet!" Eerlijk is eerlijk, dat doet hij ook niet. Dat ie me later wél nog weer een paar forse oren aannaaide is een heel ander verhaal. Het is zelfs een heel ander boek...! Een soortement maritiem/juridisch/politiek docudrama is dat geworden! Ach, ach en wee!

We komen er wél uit in die laatste vergadering. Wij, Joop en ik, een paar keer de gang op. Want ik wil dan wel niet persé bloed zien. Hoewel... Maar dan toch in elk geval wel flink centen! Op een moment hangt het nog op 15.000 gulden verschil. De Koninklijke Marine doet met ernstige gezichten de véle koffertjes al dicht. Meneer van Dorp kijkt echt gemeend zorgelijk. Brant kijkt ook somber... Maar niet heus... Die denkt: "Oho! Daar komt weer erg leuk werk aan. Kassa!"

Op de gang begint Joop te schelden...! Tegen mij...? "We motten het Potver-hier-en-gunter nú pakken man!" Ikke: "Mooi niet! Die vijftienduizend erbij, of de bijl gaat er in! Dat is voor de rente die we verschijten na bijna weer een heel jaar op de centen te hebben moeten wachten!" Wij, zo soepel als een oud stokanker, terug naar binnen en de poten stokstijf gehouden. Het komt dik voor mekaar, met al de rente. Brant hoeft niks te doen. Deze keer...

Zo: kat in't bakkie, zou je denken? Jaja... Nou, ik spreek U nog... Onze vele USA vrienden hebben daar een mooie uitdrukking voor: "It aint over until the fat lady sings...!" We praten gezellig nog wat na op het kantoor in de Zalmstraat en Bram zegt: "Nou, meneer de Contractor, je weet het hè. Jíj maakt de factuur en jíj zorgt maar netjes dat we vlug onze centen beuren."

Dat komt dik voor mekaar. Natuurlijk...!

Ik bezeil weer zonder averij Dintelsas en ga er maar eens goed voor zitten. Het uitschrijven van de hoogste 'Nota voor Bergingsloon' in mijn bestaan tot dan toe. Een glorieus gevoel mag ik wel zeggen! De nota bevat netjes een opsomming van het totaal overeengekomen hulploon -plús beeteewee - minus het reeds ontvangen voorschot en met de slotzin: "...Bij betaling waarvan de Koninklijke Marine der Nederlanden indeze volledig zal zijn gekweten..." De nota gaat fluks op de post...

Een maand later krijg ik een zure brief van het Ministerie van Defensie... Minister de Ruiter, bij monde van onze vriend Mr. F. A. von Heijden, laat enigszins verbolgen weten dat tijdens de bespreking van 21 september met geen woord is gesproken over de BTW en dat het toen overeengekomen bedrag het uiterste was waartoe de Koninklijke Marine tot betaling bereid was. Dat zij dus volgaarne over dát bedrag een gelijkluidend schrijven wensen te ontvangen. Echt waar gebeurd, kijk zelf maar...!

Maar...maar...? BTW is een van buiten komend onheil...! Het is een door vreselijk inhalige derden dwingend opgelegd fenomeen. Het is een algemeen bindende verplichting, een hoogst zeldzame uitzondering daargelaten, automatisch drukkend op alle zakelijke transacties welke binnenslands tussen ingezeten leveranciers en eindgebruikers van goederen en/of diensten plaatsvinden.

Het behoeft daarom nooit in enige onderhandeling te worden meegenomen, noch besproken. Het komt gewoon automatisch, berekend over en opgeteld bij het bereikte resultaat van de transactie; en dan dus samen met de hoofdsom het factuur-eindbedrag vormend. De leverancier van het goed en/of de dienst is door diezelfde ongekend schraapzuchtige lieden bij Wet tot onbezoldigde gaarder van deze BTW aangesteld en hij dient deze sommen baar geld na ontvangst onverwijld in 's Rijks Schatkist te storten. Zo is mij althans, ten koste van meerdere opgelegde naheffingen en fikse boetes, grondig ingeprent!

Maar ja, je raakt natuurlijk toch wel enigszins onder de indruk van zo'n krachtige BTW afwijzende stellingname van een Minister, dus ik overweeg om het in de groep te gooien. Ik bel met Joop en hij is het roerend met mij eens. "Buitenlandse schepen zijn hier vrij van BTW, maar onze Nationale Marine kun je toch echt niet buitenlands noemen. En het werk gebeurde op Nederlands grondgebied, uitgevoerd door Neder-landse bedrijven, ergo?" Maar toch besluit ik ook nog, voor de zozeer gewenste honderd procent zekerheid, om me in het hol van de leeuw, sorry de Belastinggaarder, te begeven... Ik waag het om met de Inspectie der Omzetbelastingen in Breda te bellen!

De Belastinggaarder is zo klaar met mijn uiterst provocerende vraag. "Natuurlijk is de Koninklijke Marine schatplichtig aan 'Hem'! Nederlandse schepen op Nederlandse reizen betalen gewoon Nederlandse BTW voor in Nederland door Nederlanders geleverde goederen en/of diensten. Of ze nou wel of niet aan de grond zitten, daar heb ik geen fuck mee te maken!"

Die laatste zin vind ik persoonlijk wel een goeie van hem. Een doordenkertje... Enigszins profetisch als het ware...

"En Geert, let op hoor je! Maak maar gerust een factuur mét BTW. Want anders komen wij die 18 % toch mooi bij jou halen! De Marine zorgt maar mooi voor d'r eigen toko. Dat moeten wij ook!"

Nou, wat doe je dan? BTW der op sodeju! Ikke BTW afdragen die ik nooit gebeurd heb? Dat gaat mooi niet door...! Maar helaas... Voor dit alles weer mag escaleren in een nieuwe donderende confrontatie tussen mij en de Haagse bureaucratie, smoort het reeds zo vreugdig oplaaiende strijdvuur in een andere gebeurtenis. Dat wil zeggen. Eigenlijk in twee...

De ene is dat de Koninklijke Marine na langdurige, intensieve en ook bloederige besprekingen op het hoogste niveau met het Ministerie van Financiën toch géén BTW hoeft te betalen indeze! Nou ja zeg! Ik mag een netto factuur maken en die opsturen. En ik hoef dan natuurlijk ook geen BTW af te dragen. "...Ja, honderd procent zeker!" Nou ja, oké dan. Aangezien er door mij al een factuur mét BTW uitgeschreven is én ontvangen door Defensie, maak ik nu eenzelfde factuur. Maar nu zet ik er 'Creditnota' boven en breng de BTW in mindering, met uiteraard op het onderste regeltje het nog te betalen bedrag. Klaar is Geert, en de factuur gaat weer op de post...

De tweede gebeurtenis is dat die beruchte dramatische 'Poststaking' in dat jaar uitbreekt. Drie lange weken wordt de post zomaar neer geflikkerd in alle postkamers van alle Ministeries. Drie meter hoog worden de postzakken opgetast, als balen koffie in een Oostinjevaarder van de roemruchte Compagnie destijds. Die, in heroïsche veld en zeeslagen, maar ook grootschalige drugs- én slavenhandel beginkapitaal vergarende, dappere voorloper van onze huidige en fiere Koninklijke Nederlandse Marine, en later fluks omgevlagd naar de frisse kleuren van ons Koninklijk Huis...

En daar ergens, tussen die miljoenen brieven, bevind zich post... van mij en voor mij! Waarmee niets gebeurt, waarvan ik niets weet, noch hoor! Ik krijg de ene levensbedreigende wegtrekker na de andere als ik op het NOS journaal of in de krant het oliedomme gedoe aanzie. Met die Jaap Van der Scheur steeds op TV! Elke lange wachtdag opnieuw! Gádfer!

Ten einde raad, er is nog geen zicht op het einde van die staking, bel ik weer met Defensie. De telefoon werkt gelukkig nog! Ik krijg daar een soortement comptabele aan de lijn en leg hem mijn kwellende probleem uit. Dat is zeer in het kort dat ik gloeiende vlammende nou centen mot beuren! Hij raakt min of meer overtuigd van de acute ernst van de situatie en spreekt eindelijk het verlossende woord: "Komt U maar weer naar Den Haag, met een kopie van Uw factuur. Dan zullen wij het hier wel even verder bekijken."

Ik snor opgetogen naar Den Haag in m'n manke Fiatje. Het voertuigje trekt -sinds toen - een beetje naar stuurboord op het roer? Maar ik kom toch dank zij mijn vorige beloodsing zonder weer te verdwalen bij de statige groene deuren aan en wordt ontvangen door de hulpvaardige comptabele. Die bestudeert minuten lang m'n factuur. Alsof het een zeer vroeg hiëroglyfenschrift uit het oude Egypte is, door mij op slinkse wijze uit dat verre land gesmokkeld! En hij komt er glad niet uit...!

"Ik vrees dat ik U hier geen uitsluitsel over kan geven. Het beste kunt U even naar onze Marineafdeling in Scheveningen gaan. Daar kan er wel over beslist worden, denk ik."

Oh jee, denk ik. Dit wordt weer helemaal shit tot de vierde macht. Maar ik klamp het pennelikkertje nog één keer goed aan. "Weet U wat. Waarom gaan we niet effe samen? Ik breng U weer hier terug. Vast beloofd, erewoord!" Hij kijkt me eerst nog een beetje twijfelend aan, over dat erewoord en zo, maar besluit dan manmoedig dat hij het gaat wagen. Op naar Scheveningen! "Anders zit ie daar toch maar de hele dag op dat stoffige bureel." "Doen, kom op!"

We schepen samen in op het MV (Motor-Vehikel) Fiat en navigeren in een wipje naar Scheveningen. We stoppen op aanwijzing van de loods bij een helemaal glazen gebouw. Een ultramodern zeezenuwcentrum, en de hoogglanzende sublimatie van onze niet geringe maritieme historie!

Binnengelaten door een admiraal in ruste, lopen we wat rond in almaar spiegelende gangen met overal ruim doorzicht naar weer andere vleugels van glas, allemaal precies hetzelfde. Dus m'n Defensieloods verdwaalt! Niet te weinig! Hij wordt er helemaal nerveus en zweterig van. Nou, ik snap niet waarom hij zich zo druk maakt. Ik heb hem immers al lang verteld dat ik nooit meer weg ga, hier uit deze giga-glasbak vandaan, tenzij de boel afdoende geregeld wordt. Nu! Grrr!

In alweer de 'tigste gang is een interieurverzorgster bezig met een wagentje vol schoonmaakspulletjes. Ze lapt de ontelbare ramen. Een wereldbaan hier, met letterlijk onbeperkt uitzicht op een geregeld inkomen! M'n maat vraagt ten einde raad aan de stug doorlappende juffrouw naar een bepaald kamernummer, geheimzinnig samengesteld uit een hele trits letters én cijfers. "Oh," zegt ze, "Niks an. Deze gang, die kant op, de tweede afslag rechts, dan eenmaal links en dan de eerste deur rechts. Kan niet missen!" Zij is gewoon een echte insider...

We enteren die kamer op en staan nu bij een échte Comptabele. De man is nog jong en heeft ook doorgeleerd. Én hij is joviaal en vooral begrijpend. Hij werpt een vluchtige blik op mijn als een kostbaar staatsgeheim gekoesterde kopiefactuur en zegt: "Dat factuurtje ziet er prima uit. Helemaal niks mis mee!"

Hij grabbelt een groot stempel uit het molentje met allerhande stempels op zijn bomvolle met dossiers overladen bureau, plonst het diep in een inktkussen, en ramt een stempel op mijn factuur alsof hij voor de eerste keer de funderingen van het gebouw nu eens grondig aan het testen is. Hij kijkt me vriendelijk aan en zegt: "Zullen we zeggen veertien dagen? Dan hebt U de betaling binnen."

Diep bewogen door zoveel vastberaden doortastendheid en rotsvast geloof in eigen verantwoordelijkheid en kunnen, neem ik zijn beide handen en stamel ontroerd een bedankje. We verlaten het -dankzij de interieurverzorgster - verblindend spiegelende en vonken schietende pand, wankelend van de emotie en ook met lasogen, en ik breng het pennenschuivertje óók met dank naar z'n hut. Beloofd is beloofd, niet dan!

Ik vaar terug naar mijn thuishaven met hernieuwde hoop voor de nederige en eenvoudiger leden der mensheid. Tien dagen later, 28-11-'83, zit de overboeking bij de post.

Pauze...

Pompedepompom...

IV- BEWIJS!

 

BERGINGS- EN SLEEPDIENST THEUNISSE

Dinteloord, 5-2-83,

Onderwerp: Feiten en conclusie na Berging.

De waterstanden:

OP 31-1-83 te 21.00 uur, strandingpositie 0,90 +

Te 24.00 uur, tijdstip van stranding 0,63 +

Op 1-2-83 te 08.04 uur, bij vlotkomen OMMEN 0,68 +

Te 09.05 uur, bij vlotkomen NAARDEN 0,70 +

Te 12.00 uur, wederom vallend water, 0,54 +

 

De weer / windontwikkeling:

In de avond van 31-1-83 aanwakkerende wind ZW 8 Bf; later ruimend WZW en toenemend tot stormkracht 9 Bf. te ± 24,00 uur. (tijdstip van stranding).

Van 24.00 tot 10.00 uur storm WZW tot W. kracht 9 tot 10 Bf. (1-2-83). Gedurende enige tijd in de vroege morgen piekte de wind regelmatig 12 Bf. Van 10.00 tot 16.00 uur storm W tot NW. kracht 10 tot 11 Bf.

Voor de OMMEN en NAARDEN vlotgebracht werden liepen beide schepen reeds schade op aan de kiel. De NAARDEN kreeg ook schade aan SB schroef.

Voorts hadden beide schepen nagenoeg geen eigen voortstuwing, alsook geen hulpbedrijf meer door zandverstopping van het motorenkoelsysteem. De schade aan de kiel ontstond uiteraard door de zeegang. Deze schade zou aanzienlijk zijn verergerd indien de schepen na 10.00 uur nog niet zouden zijn vlotgebracht, omdat na dat tijdstip de zeegang door de ruimende en nog in kracht toegenomen storm aanzienlijk vermeerderde en het water weer ging zakken. Verder waren de beide schepen onder de heersende omstandigheden absoluut niet meer met eigen vermogen manoeuvreerbaar ( kiel aan de grond, steeds verder de zandbank op driftend door de, bij relatief geringe diepgang, enorme windvang).

Conclusie: Door de geslaagde berging is aan Hr. Ms. OMMEN en Hr. Ms. NAARDEN zeer zware schade cq. totaal verlies voorkomen.

MR FLESKENS, ADVOCAAT & PROCUREUR

AAN: T.a.v. Mr F. A. von Heijden, Koningin Marialaan 17.

TILBURG. 11 april 1983.

INZAKE: Theunisse/berging Ms. Naarden Ms. Ommen 1006872-/1004679

Weledelgestrenge Heer,

Uw brief van 5 april 1983 ontving ik in goede orde. Het is mij niet duidelijk op welke gronden U aanneemt dat ik niet verbaasd ben over het feit dat U ruim twee maanden na het incident nog steeds niet de rapporten terzake heeft ontvangen. Het is gebruik in bergingszaken dat de berger tezamen met de opdrachtgever in overleg treedt, in een poging in der minne een bergingssom overeen te komen.

Daarbij hebben partijen de vrijheid om argumenten pro en contra aan te voeren. Eerst indien dergelijke onderhandelingen definitief niet tot overeenstemming leiden heeft het pas zin een concreet bedrag te claimen. Ik zou U daarom willen voorstellen een aantal alternatief data en tijden aan mij op te geven waarop over deze kwestie kan worden onderhandeld.

Mogelijk dat U tevens een suggestie heeft omtrent de locatie waar zulks zou moeten plaatsvinden. Ik zou U zeer erkentelijk zijn indien ik op korte termijn een uitnodiging daartoe ontving.

Mr. E. Fleskens,

MINISTERIE VAN DEFENSIE

Afdeling: civielrecht

Koningin Marialaan 17,

Telegramadres: Marine Den Haag.

Telex nr. 31335.

Aan de Heer G. Theunisse,

Sasdijk AB, 4671 RP DINTELOORD

 

Ons voorstel-/opdrachtnummer 1009208/1004679

's-Gravenhage, 22 juli 1983, onderwerp: Berging Hr. Ms. Naarden / Hr. Ms. Ommen (2 /443)

 

Naar aanleiding van de brief van Mr. E. Fleskens dd. 7 juli 1983 waarin vermeld staat dat zowel Smit Internationaal als U akkoord gaan met een betaling van f. 25.000- op Uw postrekening 2759256, deel ik U mede dat voormeld bedrag binnenkort op Uw postrekening zal worden overgemaakt. Het bedrag van f. 25.000- kan worden aangemerkt als een voorschot op het uiteindelijk te betalen bedrag aan bergloon.

 

DE MINISTER VAN DEFENSIE

voor deze HET HOOFD VAN DE AFDELING CIVIELRECHT

Mr. F. A. von Heijden, wnd.

 

 

MINISTERIE VAN DEFENSIE

Directie: Juridische Zaken, Telegramadres: Marine Den Haag

AAN: De heer G. Theunisse Sasdijk AB,

4671 RP Dinteloord

Ons voorstel-/opdrachtnummer 1011113/1004679

's-Gravenhage, 11 NOV. 1983. Onderwerp: Berging Hr. Ms. Naarden / Hr. Ms. Ommen (Jzc 2/443)

 

Naar aanleiding van Uw brief van 11 oktober 1983 breng ik voorzover nodig nogmaals onder Uw aandacht dat op 21 september 1983 te Rotterdam partijen volledig overeenstemming hebben bereikt inzake het dezerzijds te betalen bedrag aan hulploon. Na veel wikken en wegen gingen beide partijen akkoord met het bedrag van f. 150.000-. Over BTW. is door U noch door de heren Noordzij en Bom van Smit Vos B.V. gesproken. Het was tijdens die bijeenkomst voor een ieder der aanwezigen duidelijk dat het aanbod van f. 150.000- het uiterste bod was waartoe de Koninklijke marine bereid was.

Derhalve verzoek ik U mij de verklaring toe te zenden als verzocht in alinea 3 van mijn brief van 10 oktober 1983.

DE MINISTER VAN DEFENSIE, voor deze,

HET HOOFD VAN DE AFDELING CIVIELRECHT

Mr. F. A. von Heijden wnd.

 

Nou...? Nou...?


Woordenlijst

Afborrelen: jargon voor zinken

Bakboord: links op schip

Bakzeilend: achteruit zeilend, schip stoppen

Berghout: Rondom de sleepboot lopende uitstekende beschermingsrand

Blaasje pikken: even uitrusten

Buizen: overvliegend buiswater, door de wind

Dubbel rood: (op sluis/brug), gestremd

Grondberoering: met schip ongewild de bodem raken

Hellegat: splitsing van Volkerak, Haringvliet en Hollandsdiep. Nu Hellegatsplein

Hennekoker: Buis waardoor de roerspil het schip inkomt

Lagerwal: waar de wind naar toe blaast

No cure-no pay: Geen resultaat- geen betaling

Pakkingbus: of binnengland, afdichting van de schroefas

Remming: onderdeel van de fuikvormige inloop van een sluis/brug

Stuurboord: rechts op schip

Speedline: toestel met raket en lange dunnen lijn om een sleeptros over te schieten

Tornbriefje: eenvoudig -dus slecht betalend- werkcontract

Tjetten: schilderen, verven

VHF: Hoogfrequent Radio-telefoniezender

Voorspring: Meertros van de boeg achteruit naar de wal.


SUPERBENZINE

Juli '78, bij warm zomerweer voer de met 900 Ton superbenzine afgeladen Belgische motortanker 'Mirte' 's avonds rond 11 uur op het Krammer met bestemming Antwerpen. Door een navigatiefout liep het schip aan de grond. Dat was dus ook gelijk een bloedlinke toestand, want behalve warm was het ook nog drukkend en windstil weer, en...het water was nog maar net aan het afgaan. Het moest nog wel 2,5 meter verder zakken!

 

 

De schipper, gespannen en nerveus, probeerde natuurlijk direct om weer vlot te komen, beurtelings met de machine op volle kracht voor en achteruit slaand en werkend met het roer. Het lukte niet. Hij bleef er ook nogal lang mee bezig voordat hij alarm sloeg bij de Verkeerspost. Toen dat eenmaal wel gebeurde en wij het bericht kregen was het te laat. We kwamen met BVT. Furie-2 dus te laat bij de Mirte om nog een poging tot vlottrekken te wagen. Het schip zat al te zwaar geboeid en ook nog over een erg grote lengte. De bemanning, het schippersechtpaar plus de matroos, waren toch erg blij ons te zien want ze waren er helemaal niet gerust op wat er zou kunnen gaan gebeuren, hoe hun schip dit avontuur zou doorstaan.

We maakten ter hoogte van het laatste stukje achterschip aan stuurboord langszij vast op de Mirte, met twee hele dunne meereindjes. Het verwaarloosbare vleugje tocht wat we heel af en toe in de lucht voelden kwam namelijk in elk geval van het oosten zodat we daar in theorie althans bovenwinds van de ladingdampen lagen. Als er wat zou gebeuren waardoor wij zeer snel zouden moeten vluchten, -indien nog mogelijk - dan hoefde ik alleen maar gewoon achteruit te starten en weg te varen, die dunne touwtjes breken dan wel...

Alle overige scheepvaart was voor kilometers in de omtrek gestremd door de verkeerspost en we lagen er moederziel alleen, vanwege de geheel betrokken lucht in het pikkedonker, en in een oorverdovende stilte.

We konden niks anders doen dan afwachten hoe het schip zich zou houden tot het weer over de vloed zou zijn. Aan ladingoverslag in een andere tanker hoef je dan ook niet meer te denken, niet voldoende tijd meer. Trouwens, op zo'n rotplek komt geen enkele lege tanker langszij. Die kapitein zegt dan zeer realistisch: "Dank je feestelijk!" Intussen waarschijnlijk denkend: "Is die even goed gek!"

De bemanning was zichtbaar opgelucht bij de kennismaking, bezorgd als zij waren over de situatie, speciaal met deze lading, waarvan zij de risico's en gevaren maar al te goed kenden. Ze kwamen bij ons aan boord, nadat ze aan boord van de Mirte alles hadden uitgeschakeld en stilgezet, en we verzamelden ons met ons vijven in de kleine stuurhut van Furie-2.

Natuurlijk gingen we regelmatig op het schip kijken hoe het zich hield. Zonder schoenen aan en alle -nu levensgevaarlijke - voorwerpen als lucifers, aanstekers en overige metalen voorwerpen uit de zakken verwijderd, liepen we langs het uiterste stuurboordrandje van het gangboord, hier en daar af en toe bijlichtend met een gasdichte lantaarn over de dekuitrusting. Het stonk daar ook flink maar het was nog wel doenbaar...

Het was een oud en nog helemaal geklonken gladdek schip, zonder trunkdek, en ik denk nog steeds dat haar eerbiedwaardige leeftijd en geklonken constructie toen ons geluk en redding was. Ik weet het eigenlijk wel zeker. De Mirte zat er namelijk rotslecht bij: met alle twaalf tanks van het ladinggedeelte dwars over een langgerekte gebogen zandbult, en daarbij het voor en achterschip op diep water...

Precies als een walvis die - op het droge geraakt - in groot gevaar komt om te bezwijken onder het eigen gewicht als het lichaam niet meer aan alle kanten door water wordt gedragen en gesteund is dit ook bij een (geladen) schip het geval.

Zodra de opwaartse kracht van het water eenmaal begint weg te vallen, - zolang het schip nog normaal drijft op elk punt van de scheepshuid onder de waterlijn gelijk zijnde - wordt de kracht van het totale gewicht door de Wet van de zwaartekracht geleidelijk verticaal naar beneden gericht en gaat zich stutten op wat er zich dan ook maar onder de scheepsbodem bevindt...

Naarmate het water zakte begon het schip te buigen... Het plooide zich langzaam maar zeker en onweerstaanbaar in de vorm van de zandbult. In zo'n situatie strekt elke minuut dat het tij nog afgaat zich uit tot wel een uur... Elke paar minuten zie je het schip weer wat van vorm veranderen, de kromming in het dek geprononceerder worden...en gebeurt er weer iets engs...

Met ons (gasdicht) zoeklicht op het schip gericht zagen we op een gegeven moment plotseling kleine donkere nat aandoende plekjes verschijnen in de oude verweerde teerlaag op Sb-zij. Maar dat gebeurde natuurlijk overal. Steeds meer kwamen erbij. Het gemartelde schip zweette letterlijk onder deze grove mishandeling op haar oude dag...

Maar...Ze vocht terug! Dat was het! Op de voor haar enig mogelijke manier verzette ze zich tegen de ondergang... Door beetje bij beetje toe te geven aan de geweldige krachten die ontwikkeld werden door die 900 Ton van haar gevaarlijke lading en de ongeveer 300 Ton van haar eigen gewicht. We hoorden in de doodse stilte overal heel zachte heimelijke tikgeluidjes, verspreid over de hele ladingsector, dan weer hier, dan weer daar...

Door de onnoemelijke buig, druk en trekspanningen op de zijden, schotten, het vlak en het dek waren de duizenden klinknagels zich anders aan het zetten in de nagelgaten en die minieme micro bewegingen van de klinknagels begonnen nu benzine door te laten. De hoogst ontvlambare benzinewalm rond het schip werd met de minuut dikker... Een dodelijk explosieve lijkwade omsluierde ons!

Weer wat later hoorden we af en toe wat luidere tikjes en krakjes, verspreid over de lengte naar het voorschip toe. We gingen weer voorzichtig op onderzoek uit. In de leidingstraat die midden over het dek van achterschip naar voorschip loopt bevond zich ook een 3 duimse stalen pijp met op regelmatige afstanden een lasdoos ertussen waar de elektrische kabels van allerlei systemen doorheen lopen van het achter- naar het voorschip. Alles netjes dicht, beschermd en gas en waterdicht, normaal gesproken dan...

Door de steeds toenemende kromming van het dek was bij alle lasdozen, van de dekverlichting, de lading-niveaumeters, alarmschakelaars etc; de 3 duimer al wel 2 of 3 centimeter uit de invoeren van elke lasdoos geschoven en we keken zo op de dikke bundel kabels en draden die er door liepen, al helemaal snaarstrak getrokken...

Weer wat later, we waren juist weer allemaal in de stuurhut terug, klonk er een harde doffe metalige klap, een flinke... en toen direct nog een! Na even in -echt angstige - spanning afwachten gingen we weer op het schip kijken. Nu waren er twee zware Acht-duimse gietijzeren afsluiters van de centrale hoofdleiding in de midscheeps doormidden gebroken... Resten benzine uit de dikke leiding drupten nog na in de grote plassen op het dek. De benzinewalm was intussen verstikkend geworden. Het schip had inmiddels een kattenrug van meer dan een halve meter, maar mooi egaal verdeeld over de hele lengte, dat dan nog wel...

Afijn, na deze 'langste nacht' was het eindelijk rond vier uur laagwater geworden en de Mirte was nog steeds zover heel dat er in elk geval geen lading echt uitstroomde. De nog steeds benzine zwetende klinknagels, die continu verdampte in de stille nachtlucht daargelaten. De spanning onder ons en de bemanning van de Mirte nam in gelijke mate af met de spanning op het schip naarmate het water weer terug opkwam. Maar het was natuurlijk nog lang niet echt in veiligheid...

Tegen de dageraad ging de schippersvrouw op een moment ook even terug aan boord en zij scharrelde stilletjes naar haar vertrouwde woning toe. Even later was zij doende in de donkere stuurhut, met de deuren en ramen allemaal wijdopen vanwege het warme weer... waar zij een kaarsje aanstak voor een heiligenbeeldje! Uit dankbaarheid voor ons behoud in deze angstige nacht en zo...

Ik vlieg op m'n sokken zonder amper het dek te raken in grote haast naar die stuurhut: "Ho! Stop! Pfff... pfff... Madam, nog eventjes wachten daarmee alstublieft." Het kwam ondanks mijn groot gebrek aan eerbied en respect -maar nochtans zó goed bedoeld - toch nog goed met de Mirte.

Een uur voor hoogwater pakten we met Furie-2 het achterschip van de Mirte vast op de korte tros en hielden haar op stroom om te voorkomen dat ze achter de zandbult in een diep maar ontoegankelijk stuk water terecht zou komen, en precies op de top van de vloed kwam ze weer vlot.

Toen de Mirte weer op diep water dreef lagen al haar ladingmerken weer netjes aan. Het schip was, nu weer overal gedragen door het water, - het voor schepen én mensen onmisbare natuurwonder - weer gewoon terug naar haar oude vertrouwde vorm gegaan!

Een gelast schip zou in dezelfde situatie vast en zeker zijn gebroken of toch minstens zwaar geplooid. Het gaat ook niet zweten, het waarschuwt niet... Het is veel stijver van constructie. Dat breken gebeurt dan plotseling en heftig, pas na het opbouwen van voldoende - en fatale - spanning, waarbij de scheurende, brekende, buigende en langs en op elkaar knallende en schurende staaldelen ho zo gemakkelijk tot vonkvorming kunnen leiden... Ja, zeker zúllen leiden! Dan verdwijnt zo'n schip zomaar plotseling helemaal in geweldig grote vuurballen... En wij waarschijnlijk gelijk met haar.

We brachten de Mirte naar het haventje aan de Grevelingendam waar de lading werd overgeslagen in een andere tanker, en waarna zij naar de werf vertrok. Er werkte op het voorschip niets meer van de elektrische installatie, vanwege uitgerekte lassen en verbroken verbindingen en zo. En trouwens, doormidden gebroken achtduimers in het leidingwerk van een benzinetanker is ook echt geen gezicht... En wij? Op naar het volgende jop graag! Maar dan nu eentje met lekkere grote golven en een verfrissende storm om de oren, met wat heerlijk verkoelende regen als het effe kan...

Nou, we werden op onze wenken bediend door moeder Natuur! Een paar uur nadat we van de Mirte job waren thuisgevaren, zwiepte vanuit het westen de zwartste en grootste 'rolwolk' over het Volkerak die ik ooit gezien heb. Van bladstil weer ging de wind binnen vijf minuten naar orkaankracht! Dat is vaak het prijskaartje dat hangt aan langdurig vast en warm weer op onze breedtegraad. De heftige en plotselinge omslag. Het duurde niet al te lang, dus er viel niet al te veel te betreuren. Maar toch... Wij weer fris en fruitig eruit voor wat snikkende zomerzeilende strandertjes!


Woordenlijst

Geboeid: onbeweeglijk vast aan de grond zittend.

Meereindjes: landvasten, meertrossen.

Trunkdek: verhoogd dek op de ladingtanks waarin de 'ullageruimte', nodig voor het eventueel uitzetten van de lading bij stijgende temperatuur.


MAYDAY!

Oktober '77 was het gloedjenieuwe zeiljacht-in-opbouw 'Kapr', uit Duitsland vandaan op de reis naar Zeebrugge. Alles binnendoor, dus ook over het Volkerak. Toen werden ze getroffen door zwaar weer! Ter hoogte van de Steenbergsche Vliet zagen ze het niet meer zitten van de regen en het buiswater. Het woei west 8-9 Bf. De Kapr verdaagde tussen de Steenbergsche-Vliet en het Schelde-Rijnkanaal op de droogte. Heel, heel ver ging ze er op!

Er was (nog) geen marifoon aan boord, dus ze zaten daar 24 uur. Het was een ferro-cement kieljacht van 14 meter en ongeveer 15 Ton gewicht. De twee splinternieuwe masten lagen nog netjes ingepakt in de zij op het dek. Dat was toen hun geluk, want de Kapr viel helemaal op een oor toen het water wegliep.

Een bange nacht later werden ze op de sluis van de Vliet opgemerkt en kregen wij bericht. Het was nog wat harder gaan waaien en minstens noordwest 10 Bf. met orkaanachtige windstoten was opgegeven voor de komende avond. Er zou dus in elk geval weer een best stormtij water komen!

Toen we er met Furie-2 bij kwamen, -opstapper Jilles was mee - lag de Kapr nog (alweer) op een oor en nog hoog en droog. Maar het was al wel van de vloed, dus even later konden we met de boot achter het keerdammetje komen en alvast een stukje verder richting de Kapr. Maar het was toch nog wel een meter of 400.

Jilles opperde het idee om met de bijboot naar het slik te gaan, met een dunne lijn aan de boot. Dan kon hij daar vandaan mooi de tros over halen. Ik beloofde hem gelijk een leuke premie!

Intussen was er op de Kapr ook leven gekomen. Daar stonden ze met 4 man druk te zwaaien. Jilles weg, zwemvest aan, altijd met de bijboot. Hij roeien bij het leven, maar kwam nooit dwars op stroom over die paar honderd meter woelig water bij het droge. De wind was te sterk, de stroom met de wind mee, dus dubbel zwaar. Twee pogingen later was Jilles half verzopen, kleddernat, steenkoud en zo moe als een hond! Hem weer terug aan boord gehaald aan de strandlijn en een List beraamd.

Die hield in: zoveel mogelijk in de wind op met de boot, het was nog steeds opkomend water, en dan proberen een beetje hoger dan dwars van de Kapr te komen. Och, och, wat een tobberij was dat...

Over het droge raggend met Furie-2, keien meppend met de schroef, met dof gerommel onder de kont, waggelden we stukje bij beetje naar de best mogelijke positie. Een erg grove list was dat. Wat een mens al niet doet voor een sneetje brood!

Verder kunnen we niet en over 2 uur is het hoogwater. Dan moeten we daar in elk geval weer wegwezen. De Kapr 'boys' zien het allemaal in spanning aan. Meer konden ze nog niet doen. Een Speedline klaar gehaald, de tros er aan vast geknoopt en grote weidse armgebaren gemaakt naar de Kapr. Een soort telepathie hoopten wij dat het zou zijn, om ze daar te laten weten dat er wat ging gebeuren... Het schot ging weg, flink tegen de wind in, om het richting Kapr te laten vallen. Dat lukte, al viel het te kort omdat de lijn niet lang genoeg was.

Maar nu werden de Kapr boys actief! Twee man gingen overboord en elkaar overeind houdend, strompelend en zwalkend door het water en over de grasbulten op weg richting de reddende raketlijn. Toen ze die hadden was het voor mekaar. Die lieten ze nooit van z'n leven meer los! Ook niet toen die ene z'n houten poot uitpikte, geklemd in een spleetje tussen twee grasbulten en hij plots met zware slagzij kopvoor onderdook. De andere maat hield de lijn vast terwijl Bodan z'n stelt uit de troep wrikte en weer monteerde. Samen uit, samen thuis! De rest was kinderspel.

We vierden genoeg tros die de boys daar ordentelijk belegden. Het water vloog omhoog op het stormtij! Wij gingen ankerop en scharrelden weer van de droogte af, de Kapr hotsend en botsend meezeulend naar het diepe toe.

Toen met echt boos weer, maar met wind en zeetje achter, terug naar Dintel. Het jacht ging trouwens erg te keer. Af en toe kwam ze op een zeetje zo hard achterop surfen dat de tros helemaal loos viel. Dan kwam de Kapr dwarszee, Oei, Oei! Dit was nu des te erger omdat de kiel teveel baas was, zonder de masten er op. Ze rolde dan toch zo wreed! Twee van de vier maten aan boord waren dan ook goed zeeziek toen we in Dintel aankwamen. Heel zachtjes draaiend zijn we daar gekomen, want als je dan hard gaat draaien wordt het gieren almaar erger. Precies op tijd lagen we voor het gat van Dintel tros op te korten toen het pas écht ging waaien.

 

Het werd in 5 minuten roetdonker en er stond toen 10 en 12 Bf. met sneeuw en hagel. Ik was echt een beetje blij binnen te zijn! Daar konden we eindelijk kennis maken met de 'Kapr-Boys'. Tsjechen waren het. Na de 'Praagse lente' hun vaderland ontvlucht en nu woonachtig en hard werkend in Duitsland. Beste jongens waren het!

Met hun van hard werken opgespaarde centjes waren ze twee identieke ferrocement jachten aan het bouwen. De Kapr was de eerste die zover klaar was dat gevaren kon worden. "Aber nein," ze waren niet verzekerd: "Viel zu teuer nicht!"

Nou ja, voor ons is zo'n dagje watersporten ook wat waard. Ze hebben alleen de Speedline en wat gasolie mogen betalen.

Overigens bleef de Kapr nog enkele maanden bij ons liggen. Er moest nog het een en ander gerepareerd worden, en in het voorjaar hebben we de masten er op helpen zetten met ons hijstuig.

Een jaar later, in de zomer, kwam de hele ploeg weer terug, nu met de 'Slon', het tweede jacht. Ook zijn masten plaatsen, voor weinig. Vrienden voor het leven voeren toen weg! Weer veel later kregen we postkaarten van hen uit de Carib. Blauwe luchten, blauwe wateren, witte stranden en overal en altijd zon! Snotfer! We waren stik jaloers op die gasten, heel eventjes.


Woordenlijst

Ferrocement: goedkope bouwwijze van voornamelijk zeiljachten, waarbij over een frame van betonijzer en gaas, dit aan twee zijden wordt bekleed met een zand/cement specie.

Gasolie: ander woord voor Dieselolie.

Gieren: ongewenste grote uitslagen naar weerszijden van de koers. Gaat een schip tijdens de vaart doen wanneer de diepgang voor te groot is vergeleken met het achterschip. (Schip heeft dan koplast)

Wreed: een schip wordt wreed als het zwaartepunt (veel) te laag ligt, zoals hier, wanneer de masten van een zeiljacht nog plat liggen en dus niet het zwaartepunt van de kiel compenseren.


GESTRAND!

Januari '78 was de sterrenbeeldbak 'Leeuw' van Oosterwijk met de sleepboot 'Lambert' ervoor leeg varende langs de Ventjagersplaat op het Haringvliet. Het orkaande van het noordnoordoosten, vrij zeldzaam. De Lambert ziet het even niet meer zo scherp vanwege al het buiswater rond z'n oren en loopt aan de grond. De Leeuw loopt haar gelukkig net mis en land op het droge. Door de orkaan waait ze heel ver de droogte op achter de zwarte tonnen. Heel ver! Het werd de volgende dag handzamer weer. De 'Broedertrouw' is die hele dag bezig geweest om de Lambert terug vlot te krijgen. Aan de Leeuw begonnen ze niet eens. Die stond vierkant aan de grond en helemaal droog met het achterschip!

Mijnheer Henry: mijn Expert in die tijd en leermeester over veel 'kneepjes van het vak', -voornamelijk betreffende onderhandelen en de Pecunia - belt me op over het geval. "Wat denk je, lukt dat? Durf je het aan op 'No Cure - No Pay' basis?" Hij kwam dus op voor de Verzekering van de Leeuw. We spreken af voor de volgende morgen. 08.00 uur ontmoeting bij de Leeuw. Maar om zes uur ben ik al wel mooi daar! Vlug met de bijboot naar de Leeuw en het zand keuren waar die opzit. Het is knetterhard, maar als je er in pookt komt het 'los', het loopt. Meneer Henry komt eraan en we worden het eens. Voor mij persoonlijk, Furie-2 dus, wordt het No Cure - No Pay, maar voor de eventuele derden-kosten gewoon op rekening en nacal-culatie. Ik waag het. Lekker zandje onder die Leeuw! Wel een beetje veel, maar toch... Proberen is het naaste!

De Leeuw: 80 meter lang, 12 meter breed en 2500 Ton groot, zit een hopeloos eind van de spitse tonnen. Er moet eerst een 'kanaal' gegraven worden om mij met Furie-2 nog maar in de buurt van de Leeuw te kunnen laten komen. Ik bestel het kraanscheepje 'Avontuur' uit Krimpen a/d IJsel om het eens te komen proberen. Dat doet ze. Proberen dus. Maar d'r grijpertje is te licht en valt niet diep genoeg in die 'betón'. En er moeten zóveel kuubs worden gebaggerd. Dat moet effe anders!

De Avontuur blijft graven tot de 'Eendracht', een grote kraanponton van de Zincon, aan de gang gaat. Dat helpt. Een grijper van drie kuub en zo zwaar als een tank! Grote volle bakken komen steeds boven. Er verrijzen twee imposante dijken aan weerskanten van het kanaal als de Eendracht zich een weg vreet naar de Leeuw toe.

Daar heb je nu weer zoiets. Het zand, eerst dicht gepakt en hard, wordt nu zo levendig door al dat gegraaf, dat de Avontuur mooi aan de gang moet blijven voor onderhoudswerk in het kanaal. Anders slibt het weer dicht! De Eendracht graaft door, dag en nacht. In ploegen staan de mannen. Het enige wat ik moet doen is de kraanponton af en toe een douw geven. Richting Leeuw... En af en toe een beetje met m'n ogen knipperen natuurlijk.

Foto-6, Zwaarder materiaal moest er komen. Rechts achter de Leeuw.

De vijfde dag is de Eendracht voor de kop van de Leeuw en graaft daar op mijn verzoek een flinke grote en diepe put, en ook nog een beetje aan stuurboordvoor van de kop. Dan heb ik alvast een begin en bergruimte voor wat komen gaat. De Eendracht gaat het kanaal uit, ('Bedankt alvast jongens') en de Avontuur blijft bezig met op diepte houden. Het lijken wel de Zuiderzeewerken! Nu is het mijn beurt... Bijna 36 uur heb ik non-stop zand onder de Leeuw uit liggen malen. Een opzichter van de rederij Oosterwijk vaak aan dek bij me, keurend en peilend met de slaggaard.

De hele stuurboordzij langs onderspoeld met m'n schroefwater en ook nog een flink stuk aan bakboord voor de Leeuw zich gewonnen gaf, de laatste zandbultjes onder het vlak zelf wegdrukte en met een soort zucht weer dreef.

De Lambert nam de Leeuw weer over en wij scharrelden naar Willemstad. Het was laat dinsdagavond, half elf, toen we in Willemstad afmeerden. We gingen een afzakkertje halen bij Bellevue. En baas Wigant was zo goed niet of hij mocht de keuken nog terug openmaken en zette ons midden in de nacht een koninklijk maal voor. Dat hadden we wel verdiend vond de opzichter. Daarna bracht ik het bootje naar huis. Dat had weer z'n best gedaan!

Thuisvarend maakte de Deutz 10 toeren meer op de schroef. Dat slijt als de pest, al dat zand door zo'n schroefje. Hij was er een beetje kleiner van geworden. Het was weer woensdagmorgen bij het afmeren. De vorige woensdagmorgen was ik aan de Leeuw begonnen. 165 uren bezig... Geeeuw! Eerst maar een beetje slapen.


Woordenlijst

Slaggaard: een lange stok voorzien van kleuren en/of inkepingen om (beperkte) waterdiepte te meten.


WINTERSTORM

Januari '93 woei het weer eens noordwest 11 tot 12 Bf., toen de lege Duitse motortanker 'Alchimist-Duisburg', 1800 Ton groot, 90 meter lang, als een van de zeer weinige schepen die deze nacht nog voeren in een alles verblindende huilende sneeuwjacht aan de zuidkant van de Volkeraksluizen lagerwal in stormde. Twee uur 's nachts... Precies op het plekje van de Naardie, Inger, enz. Goed plekje was dat, vonden wij althans...!

Het weer was werkelijk verschrikkelijk. De temperatuur schommelde zo rond het vriespunt. Telkens als er zo'n enorme sneeuwbui overkwam trok de wind aan tot orkaankracht en de grote sneeuwvlokken kwamen dan echt horizontaal aangieren over het tot razernij opgezweepte buitenwater, de temperatuur natuurlijk op datzelfde moment een graadje of wat naar beneden dwingend. Je kon die buien echt letterlijk aan horen komen over het pikdonkere Volkerak in de -zeer betrekkelijk -stillere periodes tussen de buien. Een donker grommend geloei, snel aanzwellend tot een huilend en gierend crescendo als de bui over onze schepen raasde. Al de verticale oppervlakken van de scheepsrompen, de opbouwen, de masten enz. werden dan aan de windzijde in no-time met een dikke kleffe sneeuwlaag bedekt, die als zo'n bui weer over was, er even later met grote doffe ploffen op roefdak en dekken vanaf kwam vallen, als daarna de temperatuur weer ietsje steeg.

Omdat de wind noordwest zat, lagen we met ons hele station op lagerwal en net op het randje van de forse deining en golfslag die 200 meter achter ons station van buiten vandaan precies op de westpier van de havenmonding te pletter liep. De grootste golven liepen tot aan de voet van het havenlicht de dam op! Over de oostelijke dam vlogen voortdurend grote explosies van stuifwater heen dat helemaal dwars over de haven naar ons kwam waaien. We lagen met ons hele spul dan ook knap onrustig te rijden in de haven, met doordringend gekrijs en geknars langs de twee spudpalen raggend onder de vele Tonnen winddruk, de brug naar de wal klagend piepend over de opleggingen aan de wal schuivend.

's Avonds was het al zo erg met de nog steeds toenemende storm en liep er al zo'n zware golfslag de haven in dat de schuifdeuren van de linnenkast op onze slaapkamer op de cadans van de golfslag open en dicht begonnen te gaan. Met een klein houten kegje de boel dus maar klem gezet! Je zou er op de duur zenuwachtig van worden!

Ik was trouwens al de hele nacht op om de boel een beetje in de gaten te houden, dan weer op het schip, dan weer op de Furie-3. De boot lag zo te springen dat ik echt moest opletten bij het overstappen; ook om niet zeiknat te worden van het water dat tussen de boot en het schip meters recht omhoog barstte wanneer er een grote golf klem tussen liep.

De wat kleinere Lotse van buurman Frits lag achter de ruim 7 meter brede Furie-3 en dus een beetje in een oppertje, maar ze lag natuurlijk ook nog knap te keer te gaan!

Ook bij buurman Van der Kolk, een paar scheepslengten de haven in, en in aanmerkelijk rustiger water, was toch op gezette tijden activiteit aan dek en het licht aan. Het was dan ook bijzonder zwaar weer, uit een erg gevaarlijke hoek voor Dintelsas.

Toen ging de telefoon...de beide hoorns in de werkplaats en buiten op het werkdek naargeestig balkend, hun metalige geblèr iel verwaaiend in het gegier van de wind. De Volkeraksluis was aan de lijn, waar sluismeester Johan B. me de stranding van het schip doorgaf. "Geert: de Alchimist Duisburg roept om hulp jong! Ze zit zwaar omhoog in het hoekje bij Fort Sabina, weet je wel. Maar als je er uitgaat wel uitkijken wat je doet hè, het is heel erg slecht buiten. Het water slaat hier over de sluisdeuren heen! Moet ik zeggen tegen die kaptein dat je eraan komt, of wat doe je? Je gaat... Ja natuurlijk ga je! Oké, tot zo dan, enne...voorzichtig aan maar...hoor je...?"

Ik klopte Frits uit z'n bed en terwijl hij zich aankleedde maakte ik de boot vaarklaar. Puck was natuurlijk ook wakker geworden en die bleef wijselijk niet op de Lotse, maar ging over naar Rina om samen te wachten tot we weer thuis zouden zijn. De Lotse had namelijk zodra wij wegvoeren ook geen oppertje meer... Maar ze lag wel heel goed vast met vijf lange dikke nylon trossen op de kop, waar de wind op stond.

Samen maakten we Furie-3 los waarbij ik, om het laatste meereind in de bakboord midscheeps los te maken, al met twee schroeven moest werken met hard bakboord roer om de boot lang genoeg op de plaats te houden, zodat Frits de splits van de bolder kon halen.

Het sneeuwde zo hard dat we bijna geen zicht meer hadden op de radar, laat staan gewoon zicht buiten. De regen/sneeuw en ook de golfonderdrukker van de radarset zover opgedraaid dat al de sneeuw en golfstoringen zowat verdwenen waren, maar dat was dan ook zover dat er nog amper wat echo overbleef van de havendammen. Boeien waren nog maar heel af en toe te zien op het scherm. Dit was ook de reden dat de Alchimist kwam te zitten waar ze zat. Je zag gewoon helemaal geen moer meer! Het havengat uitvarend werden we getroffen door de volle kracht van wind en water. We stampten en slingerden zo dat de zware scheepsbel ervan begon te luiden, spookachtig... De 160 Ton zware boot schokte als een roeivletje van de zware opdoffers water tegen de kop. Zo snel liepen de golven, voortgejaagd door de orkaanwind, dat we voortdurend helemaal onder het buiswater bedolven zaten.

We gingen op af en toe een beetje radar, veel dieptemeter en op een beetje geluk natuurlijk in de richting van het schip in nood.

 

Eerst meer op het gevoel naar het groene baken NV-17 vlak voor de havenmonding, -nooit gezien toen (!)- en dan stuurboord uit naar de schermdam van het Hellegat, die af en toe op de radar zichtbaar was als een wazig streepje. Vlak onder de havendam van de zuid-voorhaven van de Volkeraksluizen gekomen, op de dieptemeter de rand van de steile droogte daar opgezocht, een beetje afstand genomen, en goed bovenwinds op een paar honderd meter van de Alchimist ten anker gegaan.

En ik schoot zomaar in een keer een lijntje over...! Puur geluk! Ik had hen wel gevraagd om de schijnwerper aan te doen en die achteruit te zetten. Ze zaten kopvoor de wal in. Ik kon toen heel af en toe een glimpje van de schijnwerper zien en mikte er net voor. De lijn viel mooi op het tankdek en de 'ganze bezatzung' ging de tros overhalen, de zwaarste lummel van een tros die we aan boord hadden! Het was flink werken geblazen zodat we de snijdende natte kou en ook de sneeuw niet eens voelden, Frits en ik.

"Festgemacht Herr Kapitän," kwam even later over de VHF het welkome bericht van de Alchimist. We hadden nog flink wat loos in de tros weggevierd na dat goede bericht van de Alchimist zodat ik die lengte kon gebruiken om naar ons anker toe te varen, intussen ketting halend, want anders trok die liermotor van 10 Pk. dat natuurlijk nooit van z'n leven niet, met dit weer recht tegen de wind in. En ik was toen toch ook zó blij met de TV-camera bovenaan op de kluispijp om de binnenlopende ketting in de gaten te houden, én de lierbediening in de stuurhut, want het water vloog zelfs gewoon stil liggend ruimschoots over de kop heen! Het anker kwam gelukkig in een keer goed in de kluis. Toen de twee wit geverfde schakels op het beeldscherm verschenen kon de lier op stop.

Toen konden we de tros strak varen en een beetje schuin achteruit aan de tanker trekkend, langzaam opvoerend tot de volle 1200 Pk, sleurden we de Alchimist in een keer terug de dieperik en aansluitend ook gelijk de voorhaven in! Daar konden we toen losgooien, want eenmaal uit lagerwal weg had het schip met haar 1500 Pk plus een flinke boegschroef weer voldoende in te brengen om zelf af te meren op de palen. Wij intussen de tros binnenhalend en daarmee klaar bij het schip opzij gegaan.

De Kapitein telefoneerde natuurlijk druk met 'die Reederei' toen we met ons briefje aan boord kwamen. In dat gesprek noemde hij de actie 'Wunderbahr' en ons 'Richtige Profi's'.

Dat helpt veel. Gelooft U mij nou. Twee kanten uit! Zo af en toe een aai over ons bolletje helpt veel beter om ons in het gareel te houden dan eeuwig en altijd over "Blah, blah, blah...Veel Te Duur" liggen zaniken!

En zal ik U nog een nieuwtje vertellen? Wat wij dan, meestal na een hoop gezeur en heen en weer geschrijf, uiteindelijk een keer aan hulploon beuren, krijgen wij dus maar heel zelden cadeau! Of...is dat na deze verhaaltjes geen nieuws meer?

Nou, deze keer kwam het gewoon goed. Dank zij het klinkende rapport aan de Rederij én de Verzekering van die dankbare en oprechte Kapitän.


Woordenlijst.

Kluispijp: zware stalen buis schuin verticaal in de boog van een schip waar de ankerketting door loopt en tijdens de vaart de schacht van het anker in zit.

Kopvoor: met de boeg van het schip in de richting van... (hier in de richting van de wal).

Oppertje: van 'opperwal', de richting waar de wind vandaan blaast, geeft enige bescherming en rustiger water.

Roef: de woning op een schip

Spudpalen: stalen palen (buizen), diep in de grond, waar omheen een dikke stalen ring kan bewegen die aan het vaartuig vast zit, zodoende dit op een plaats houdend.