Geert Theunisse - Biografie (3 foto's)

Geert A. C. Theunisse, geboren 15-06-1941, met een duidelijk Noord-Brabantse signatuur. Sinds 1970 gelukkig getrouwd met Rina; een zoon (32). Einde 1973 oprichter en nu ex eigenaar van de maritieme "Bergings & Sleepdienst Theunisse," thans h.o.d.n. ‘BST’ te Dintelsas. Noord- Brabant, www.bstdintelsas.nl De hoofdactiviteit van dit bedrijf is hulpverlening aan de scheepvaart op de wijde Zeeuwse en Zuid-Hollandse stromen bij alle mogelijke optredende problemen. (De Schelde-Rijnverbinding)

Theunisse zag kans het bedrijf klein in omvang te houden, maar verwierf op termijn door het afleveren van goed werk onder soms nogal enerverende omstandigheden wel een zekere reputatie. Verkreeg een door de overheid ondersteund langlopend contract als officieel hulpverleningsstation voor o.a. brand en calamiteitenbestrijding op de vaarwegen, en ook als SAR unit. (Search And Rescue) station, als onderdeel van de Kustwacht. Beide samenwerkingsverbanden zijn nog steeds van kracht.

Nu schrijft Geert; over de soms nogal wilde avonturen van toen.

 

"…Maar in die begintijd was het vaak tobben en afzien natuurlijk. Roeien met de riemen die we hadden, en dat waren er niet veel! Het was eigenlijk maar op een schoen en een slof waarmee we in het voorjaar van 1974 naar onze nieuwe woonplaats, –een omgebouwd RHK schip – in de haven van Dintelsas trokken. Rina, de kleine Coen en ik. Een beetje huisraad, wat gereedschap en machientjes, en de kleine Furie van 120 hele Pk’s, Dat motortje was een M204-B, een 4 cilinder Mer-cedes die 1200 toeren mocht draaien. Maar daar gingen we als het spannend was nog wel es ’n paar toeren overheen! Dat 16 meter bootje is trouwens in 1928 gebouwd bij Witsen & Visch en nu anno 2003 nog in vol bedrijf. Geen wonder eigenlijk. Bij de Scheepsbouwmeester van die naam is Tsaar Peter de Grote van Rusland al een keer het scheepsbouwvak gaan leren!

In dat bootje werden dus onze eerste bergingsspullen ingebouwd. Een zesduimse pomp en een grote lasgenerator, flink wat trossen uiteraard (we zaten daar toen nog op tijwater), marifoon en zo nog wat van die dingen. En al gauw ook een radar erop natuurlijk. Zonder radar begon je toen al niet veel meer in de berging, met mist, regen en sneeuwstorm op dat grote, druk bevaren water.

 

 

Die pomp stond er koud een dag in en we hadden al een stevige klus! De zandzuiger Brabant lag op het Hellegat ten anker en op een zondag dondert die plots toch een eind scheef! We hebben er flink op gepompt om met die zuiger boven te blijven. Het was druk in die beginjaren! Soms wel meer dan 40 joppen in een jaar. Dat komt omdat er én veel vaart was én omdat alles voer, dag en nacht! Veel was oud materiaal, en daar was nog wel es wat mee. Trouwens, wij hadden zelf ook zo onze beperkingen met dat bootje. Ik moest een keer assisteren bij de proefvaart van een grote hopperzuiger. Dat was een zeebootje met een flinke kar er in. Wij dus aan het proefvaren op het Volkerak, maar het woei nogal die dag. Die hoge boot pakte natuurlijk nogal wat wind en moest dus een paar klapjes draaien om er stuur in te houden. Op een moment riep de kaptein op, dat ik langszij moest komen om wat mensen eraf te halen. Nou, ik kon die zeeboot met z’n ‘kleine’ stuurgangetje dus glad niet inhalen of bijhouden! M’n Mercedes’je stond al op 500 graden uitlaat en sprong zowat overboord van de zenuwen! Maar we hebben er ook mooie klussen mee gedaan hoor, echt wel. Die zesduimse pomp die er in stond heeft toch knap wat scheepstonnage boven water gehouden, die anders toch maar mooi afgeborreld zouden zijn!

Over bovenhouden gesproken. Met ons allerkleinste bootje heb ik het kortste maar spannendste karwei van m’n leven gedaan. Dat was een plastic Pioniertje van maar krap 3 meter! Ik lag op een morgen rond een uur of acht vast te slapen thuis, na een hele nacht met Furieke er op uit te zijn geweest. Ik droomde dat ik hoorde gillen…en dat bleef maar duren. Dan word ik eindelijk wakker en dat gillen was er nog! Ik kijk uit het raam en daar vlak voor m’n neus drijft een klein motorkruisertje, helemaal in lichterlaaie en twee gillende mannen aan boord! Sodeju!

Ik stier de slaapkamer uit, loop slaapdronken tegen alle meubels op, de hele rommel vliegt door de keet heen, ren naar buiten, spring in dat Pioniertje en ga roeien, naar dat motorbootje toe. Ze waren precies tot bij de west-havendam gedreven toen ik erbij was. Die twee mannen zwaar shakend natuurlijk, -de ene helemaal verbrand in z’n gezicht, met al z’n haar gesmolten op z’n kop - ook erg rap in het Pioniertje. Die gasten konden niet zwemmen, vandaar dat ze nog aan boord waren gebleven op die barbecue! Drie man is eigenlijk teveel, voor zo’n klein bootje. We hadden nog 5 cm. vrijboord! Precies op dat moment was de Manderssluis open gegaan om te spuien van de Dintel. Dan stroomt het kittig in dat havengat. Dus daar zat ik, in alleen m’n onderbroek, roeiend als een dronken meikever met die kriebelroeispaantjes tegen dat stroompje in om weer terug binnen te komen, bijna zonder vrijboord! Nou, wij waren net aan de binnenkant van de dam en het jachtje was net naar de buitenkant gedreven…toen het ontplofte! Kaboemm! We zijn toen samen eerst maar een bakkie gaan doen…

Maar al een goed jaar na de start van ons bedrijfje zochten we een boot erbij met wat meer kracht. Het was intussen al wel duidelijk dat je altijd voor werk komt te staan waar je kracht te kort komt, zeker met maar 120 Pk! Het werd de Furie-2, de ex Adri, ex Trinitas, ex Stinnes-8. Daar stond een machtig mooie Deutz in. Zo’n dikke VM-536, een direct omkeerbare 6 cilinder van 400 Pk. op 500 toeren. D’r moest flink aan gereviseerd en verbouwd worden, maar toen hadden we ook wat! Die Deutz wou er best aan scheuren, vooral toen ik de toerenbegrenzer een beetje ‘flexibel’ had gemaakt. We zijn er 12 jaar samen op uit getrokken, in weer en wind, overal naar toe en overal op af! Het was natuurlijk ook maar een smal 20 meter binnenbootje, maar we hadden er flink aan gewerkt en versterkt. Toen dat allemaal klaar was heb ik een tijdje ernstig tegen haar gepraat: dat ze van nu af aan een serieus ‘Zeegaand Bergingsvaartuig’ was, en dat ze niet te benauwd moest zijn voor wat water af en toe. Dat het meeste water er weer gelijk afloopt en zo. Nou, dat heeft prima gewerkt. Ze is altijd nog net boven gebleven, al scheelde het af en toe niet zo veel!

 

 

Met die boot haalden we wat aardig sterke stukjes uit, tot en met wat joppen op de Noordzee. Een van die zeekarweitjes is me nogal erg bijgebleven zou je kunnen zeggen. Daar zit ik nu - 25 jaar later - nog mee! Dat was dat zendschip van Radio Mi-Amigo. Het was gestrand op de Aardappelbult in het gat van Brouwershaven, en de Nederlandse Staat had er beslag op gelegd. Smit-International was er met een opdracht van Justitie op af gestuurd, maar die konden er niet bijkomen en lieten het zitten. Toen belde de Politie mij: of ik maar even rap op basis ‘No cure-no pay’ dat ding daar weg wilde halen. Nou, precies dat deden we dus, opdrachten werden door ons gewoon uitgevoerd! Anderhalf etmaal later lagen we met het hele spul in Willemstad voor de kant. Wij gingen eerst een tukje doen… En toen begon de ellende! Er waren wat erg corrupte ambtenaren bij betrokken die dat schip als een speer voor een fooitje aan een vriendje verkochten, terwijl ik godver op m’n nest lag, na heel die tijd m’n eigen te pletter gewerkt te hebben! Nou, dat is dus nooit meer goed gekomen. De Staat der Nederlanden is met haar vette reet op al die schandalen gaan zitten, die er toen gebeurd zijn en heeft nooit toegegeven dat er aan hun kant ‘wat dingen’ misgegaan zijn. Ach, ach! Wat me dat gekost heeft, die opdracht van de Staat! Nee, ik ben totaal niet bevriend meer met dat zooitje hufters in ‘Den Haag’!

Het liep ook wel eens ietsje beter hoor, met m’n ‘Overheidsopdrachten’. We haalden bij orkaanweer ook twee mijnenvegers van de Kon. Marine tegelijk van een zandbank op het Haringvliet. Dat kwam dus wél helemaal goed…na alweer een jaar gezeik! Dat was trouwens een interessant jaartje hoor, eer we de centen konden beuren. Gòtochòtochot! Ongeveer alles wat maar tegen kan zitten, zat ook tegen. Dat was Murphy’s Law zeker? Maar goed, het liep uiteindelijk los.

In 1986 was het gedaan met de Furie-2. De klus met het jachtje Tromp op de stenen van de Ventjager was haar laatste jop. De boot was ‘der dagen zat’ en ze kon niet meer. De Deutz draaide nog als altijd tevoren. De pompen pompten als nieuw. Maar het casco was aan het einde van de weg. Niet zó vreemd natuurlijk: bouwjaar 1925 en die zware laatste jaren in de berging... Ik moest gossiemijne op het laatst de hele tijd bij me zelf pompen, zodra we met de Furie-2 uitrukten!

Maar voor die tijd kwam, waren we natuurlijk al voor vervanging gaan zorgen. Dat werd nieuwbouw! Voortaan gingen we uitrukken met de splinternieuwe Furie-3. Dit ook met het oog op de Rampenbestrijdingsregeling die toen al 12 jaar (!) in de maak was. Toen wilden de Brandweerbazen ineens allemaal blusboten gaan bouwen! Dat vonden wij niet zo’n goed idee natuurlijk en we combineerden het een met het ander: Een nieuw Bergingsvaartuig, mét een uitgebreide uitrusting voor brandblus en rampenbestrijding. Het was een flinke financiële gok, maar het pakte uiteindelijk redelijk goed uit, al heb ik er menig druppeltje zweet over gelaten. Er moest natuurlijk samenwerking met de Brandweer komen en ik mag wel zeggen dat het tempo van de besluitvorming bij de HH bestuurderen niet echt aansloot bij dat van mij! Jezusmina! Wat duurde dat een tijd voor de boel eindelijk rond was en er een contract op tafel lag! Maar goed, het kwam toch in orde, en we maakten met de Furie-3 in de jaren daarna ook veel erg leuke joppen vanzelf.

In die boot van ruim 22 bij goed 7 meter had ik al m’n ideeën en wensen verwerkt, die ik met de vorige boten in de loop der jaren had verzameld. Het is een dubbelschroever geworden voor de wendbaarheid, met totaal 1800 Pk geïnstalleerd, waarvan 1200 op de schroeven, geleverd door 4 stuks DAF DKA-1160 motoren van 300 Pk op 2000 toeren. Die staan twee aan twee op de dubbele Masson keerkoppelingen en kunnen allemaal apart of allemaal gelijk ingeschakeld worden, afhankelijk van hoeveel kracht er gevraagd wordt. Die andere 600 Pk staan voor de 3 generatoren die de stroom leveren voor alle blus- en bergingspompen, lieren, kranen, compressoren, las- en brandmateriaal, enz. enz. Die boot zit dan ook echt zo vol als een eitje!

 

 

Ja, en toen gebeurde er weer wat. Ik was zelf aan vervanging toe! Total-loss na 728 joppen. Ik moest het in 1996 door fysieke omstandigheden af laten weten en trok met Rina per woonmotorboot (uiteraard!) de wijde wereld in. Tijdens die lange reis begonnen ook de herinneringen aan de vroegere avonturen op te spelen, en ik begon ze op te schrijven. Ik heb nu 4 boeken klaar liggen…voor een belangstellende uitgever?..."


 

Woordenlijst

500 graden uitlaat: temperatuur van de uitlaatgassen, hier dus erg hoog.

Bergingsvaartuig: meestal sleepbootachtig type schip met speciale uitrusting en machines voor hulpverlening/berging aan/van schepen

Jop: vanuit het Engels ‘job’, baan, karwei.

Kar: jargon voor scheepsmotor

Keerkoppeling: om de draairichting van de schroef te wijzigen (voor- en achteruit)

Toerenbegrenzer: veiligheid tegen overbelasting

Ventjager: Groot ondiep en stenig gebied op het Haringvliet

Vrijboord: de ruimte boven water van het scheepsboord.