CUBRA HOME
INHOUD C. WELTEVREDE

© 2016

C. Weltevrede

&

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)

 

De tuin der lusten

Jeroen Bosch

door C. Weltevrede 

 

De tuin der lusten of: het pseudo-paradijs, 1503

220 x 97 // 220 x 389 // 220 x 97

 

De Schepping van de aarde, derde dag, gesloten luiken 220 x 200

 

 

  

  1. God, afgebeeld met baard en tiara, met goddelijk gebaar van de opgeheven wijsvinger (rechterhand), zittend op een troon in het heelal; hier zonder de wereldbol in zijn handen; heeft een geopend boek op zijn schoot. De uitbeelding van God komt sterk overeen met de Schepper op de koperen doopvont in de Sint-Janskathedraal. Deze doopvont werd in 1492 gemaakt door de Maastrichtse beeldhouwer Aert van Tricht.

 

 

                                          Doopvont St-Janskathedraal ‘s-Hertogenbosch

 

 

  1. Latijnse tekst luidt: Ipse dixit et facta sunt. Ipse mandavit et creata sunt
    (Hij sprak en het was er. Hij gebood en zij waren geschapen)

 

  1. De hemelbol heeft binnenin een plat vlak; dat de aarde een bol is, was toen al wel bekend maar nog niet algemeen geaccepteerd; Bosch maakt er een hybride voorstelling van met een plat vlak dat in het katholiek volksgeloof nog actueel was; volgens sommigen (De Tolnay e.a.) is dit eerste voorstelling van aarde en heelal van de moderne tijd. De aarde is bij Jeroen Bosch nog wel het centrum van universum.

 

  1. De voorstelling stelt voor de schepping van hemel en  aarde aan het einde van de derde dag volgens Genesis (Oude Testament); in vogelperspectief; er zijn nog geen dieren, wel water, bomen en planten en in de verte rotspartijen; de planten linksvóór hebben een seksuele lading volgens enkele onderzoekers. De bomen zijn typische Jeroen Bosch-bomen.

 

  1. Donkere wolken pakken zich samen; kan gezien worden als prefiguratie van de zondeval.

 

  1. Misschien heeft Jeroen Bosch de Neurenbergse globes (eind 15de eeuw) gekend en die als voorbeeld gebruikt vanuit middeleeuwse kaarten.

 

  1. Het licht is al geschapen en Jeroen Bosch laat dat duidelijk zien. Het licht is gescheiden van de duisternis. Zon en maan staan niet aan de hemel.

 

  1. De voorstelling is geschilderd op de gesloten zijpanelen die geopend voorstellen, samen met het middenluik:

 

1.      Linker zijpaneel: Het paradijs en de schepping van Eva.

2.      Middenpaneel: De tuin der lusten

3.      Rechter zijpaneel: De hel

 

De voorstelling op de gesloten luiken vormt een inleiding op wat de geopende luiken tonen. Ze zijn in grisaille uitgevoerd zoals meestal voor gesloten luiken de traditionele techniek was.

 

 

 

 

 

geopende luiken

 

 

 

 

                                     linkerpaneel

 

linkerpaneel: het paradijs

 

De geopende luiken moeten voor de toeschouwers als een vervreemdende openbaring gewerkt hebben na opening van de grisaille gesloten luiken. Bij Jeroen Bosch hebben alle details betekenis, ze staan ergens voor, zijn meestal symbool of metafoor voor goed en kwaad. Maar waar gaat het middenpaneel over…?

 

Het linker zijpaneel geeft een beeld van de schepping op de zesde dag, zoals in de bijbel (Oude Testament) is opgetekend. Jeroen Bosch heeft in totaal (voorzover wij weten uit de overgebleven schilderijen) zeker 6 keer de hel en drie keer het paradijs uitgebeeld; het paradijs in:

 

  1. de Tuin der Lusten,

  2. het Antonius-drieluik  

  3. de Hooiwagen.

 

God is in de persoon van Christus aanwezig en staat in het midden van het paradijs met Adam en Eva aan weerszij. Het precieze moment is juist na de schepping van Eva, volgens het verhaal geschapen uit een rib van  Adam. Adam moest daartoe inslapen en hier wordt hij net wakker. Christus leidt daarna Eva naar Adam en de blik van Adam verraadt verlangen, erotisch verlangen zelfs. Erotisch verlangen is volgens Jeroen Bosch de meest fundamentele aanzet tot zonde van de mensheid. Zijn gehele werk is doortrokken van erotiek, seksualiteit en de gevolgen daarvan. De Tuin der Lusten (middenpaneel) is daar het overduidelijk bewijs van, maar ook in ander werk staat erotiek centraal.

De enscenering van dit zijpaneel geeft een conventioneel middeleeuws beeld van het huwelijkssacrament waarbij Adam ontwaakt op het moment dat Eva geschapen is en beiden tot elkaar komen, middels Christus.

De entourage is er een van hoe de middeleeuwer dacht dat het paradijs eruit zag. Een parkachtig landschap met veel groen, een tuin, een fontein, inheemse en exotische dieren, fabeldieren (waarvan de middeleeuwer dacht dat die echt bestonden) en verder: planten, bomen, heuvels, bergen en dalen, een rivier… kortom een vredig oord vol levende natuur. Maar er is ook cultuur (zie het ornament in de verte en de fontein), zo uit de cultuur getransponeerd naar het paradijs. Een van de bewoners leest zelfs een boek.

Een vredig oord, maar de dieren zijn bepaald niet allemaal vredig. Zo zien we een leeuw die een hinde verschalkt. Een kat die er met een muis vandoor gaat. Twee fabeldieren die een kikker oppeuzelen. Het meest opvallende is de uil die centraal aanwezig is in de fontein. Een uil is bij Bosch verbonden met het kwaad. Het is een nachtelijke roofvogel die vaak door stropers gebruikt werd als lokvogel (verleiding) voor zangvogels (zie De Hooiwagen).

Met de aanwezigheid van de uil, dieren die elkaar opvreten (en ook nog de pad-achtige monstertjes die een schuilplaats zoeken) wordt het kwaad van de zondeval aangekondigd. Maar vooral dus met de verlangende blik van Adam is het duidelijk dat van het begin af aan het kwaad in de schepping aanwezig was. In andere paradijstaferelen heeft Bosch ook nog de boom van Kennis van Goed en Kwaad uitgebeeld, maar die staat hier nog niet centraal in het zicht, want het moment van de eerste zonde is nog niet aangebroken.

 

 

Martin Schongauer 1471 De vlucht naar Egypte

 

Wel staat er geheel links een bijzondere boom die Jeroen Bosch gekopieerd heeft van Martin Schongauer (uit: De vlucht naar Egypte). Het is de exotische drakenboom (Dracaena Draco)  met zijn (voor Bosch) unieke bladeren. De bomen bij Jeroen hebben vaak de typische Bosch-kenmerken, o.a. bloesemblaadjes aan het eind van de takken. Maar deze is een noviteit in het werk van Jeroen Bosch. Trouwens… Jeroen Bosch had iets met bomen, vooral dode bomen. Het kwaad is bij Jeroen Bosch vaak metamorf aanwezig in dode bomen, holle bomen, takken…

Om de stam van de drakenboom klimt een druivenrank, de prefiguratie van wijn. Daarachter staat de boom met de typische paradijsvruchten, mogelijk bedoeld als de boom van Kennis van Goed en Kwaad, maar de slang heeft zich daar nog niet in begeven. Er is wel elders een slang, midden-rechts, maar dat is niet dé slang, want die heeft bij Jeroen Bosch een mensenlichaam met vrouwenborsten en een staart.

 

Een merkwaardig personage, we noemden hem al, bevindt zich in het water van de vijver rechtsonder. Het is de z.g. monnikvis die in een boek zit te lezen, mogelijk het scheppingsverhaal of specifieker het prefiguratieve verhaal van de zondeval, of de apokalyps.

Ook valt op op dat op de voorgrond een rangschikking is: de mens is duidelijk boven de dieren geplaatst.

 

Het schijnt ook dat dit paneel verticaal te verdelen is in een mannelijk (links) en een vrouwelijk deel. Van het linker gedeelte zou kracht uitgaan (olifant); van het rechter gedeelte vruchtbaarheid (konijntje). Inderdaad bevat het linker gedeelte meer fallische vormen, terwijl op het rechter gedeelte de ronde vorm frequenter aantoonbaar is.

De middeleeuwer zal trouwens meer herkend hebben in deze paradijsuitbeelding dan wij. Zo kan de boom op de rots in verband gebracht worden met het kruishout; het water met het bloed van Christus; de edelstenen op de fontein de zuiverheid van het geloof; de driekoppige vogel aan de voet van Jezus met de triniteit enz.

Bekijken we het linker paneel naast het middennpaneel dan strekt het landschap zich ononderbroken over beide panelen uit. Bij de hel houdt het echter abrupt op.

Wat de fasering betreft gaan de gesloten panelen over in den beginne tot en met de derde scheppingsdag; het linker paneel over in den beginne tot en met de zesde scheppingsdag; het middenpaneel over de periode na de uitdrijving uit het paradijs tot Noach.

Daarna komt de eindfase, die voor vele zielen eindigt  (in de ogen van Jeroen Bosch) met hel.

 

Niet voor niets heeft het thema van het linker- en middenpaneel te maken met de menselijke liefdesrelatie, met name hoe Gods huwelijkssacrament (linker paneel) kan ontaarden in vrije liefde & erotiek (middenpaneel). Dit heeft mogelijk te maken met het huwelijk van Hendrik III van Nassau Breda (oom van Willem van Oranje) waarvoor dit drieluik bedoeld was als geschenk op zijn bruiloft met Francoise Louise (1485-1511), Hertogin van Savoye in het jaar 1503.

 

 

Middenpaneel: de tuin der lusten

 

 

Het middenpaneel van het drieluik beeldt de periode van de mensheid uit geformuleerd als de periode tussen de verdrijving uit het paradijs en het tijdstip van de zondvloed (zie Gen. 6: 1-5).

Gezien de voorstellingen op de zijpanelen, kan het middenpaneel niet, zoals Fraenger meende, een positieve opvatting uitbeelden van de vrije mens in gelukkige omstandigheden van lust en verlangen. Het geluk is schijngeluk. Het verlangen is erotiek en egoïsme. De wereld is een omgekeerde wereld van ziende-blind zijn. Daarom is de tuin der lusten eigenlijke een veerkeerde benaming en kies ik voor voor pseudo-paradijs.

 

 

 

 

compositie

 

Wat direct opvalt is dat de compostie een duidelijke, nagenoeg symmetrische structuur vertoont. Er is geen chaos, ondanks de veelheid aan scenes die uitgebeeld wordt. De eenheid is niet alleen een eenheid in structuur, maar ook een eenheid in thema. De wereld van de tuin der lusten draait om zinnenprikkelende lust & erotiek. In de ogen van Jeroen Bosch om… wellust, zonde en verderf. Toch heeft hij bepaalde scenes een verrassende frivoliteit meegegeven alsof hij zijn eigen lust en erotiek meeneemt in het verhaal.

 

De compositie van onder naar boven:

-          een voorplan: weideveld met fruitbomen en een waterpartij

-          een middenplan: weideveld met centrale vijver

-          een achterplan: vier-stromenland met eilanden, bos & veld en daarboven een blauwe lucht

 

 

 

 

voorplan: scenes en figuren

 

  1. Groepje van 8 (?) personen waarvan één met een grote fantasievrucht in beide handen; de voorste laat een vogel los; een van de zes (negroïde mens) draagt een rode bes op het hoofd en in haar (zijn) hand ook een; op het hoofd van een ander zit een kraai; een kraai is de dood, vergankelijkheid. De vrucht heeft een bloemmotief op de schil. Vruchten spelen in dit middenpaneel een grote rol. Ze symboliseren vergankelijkheid, maar ook verleiding. Binnen het thema hebben ze mogelijk ook de functie van erotica. Volgens Vandenbroeck staat de kers voor vruchtbaarheid, huwelijk, liefde en erotiek. Twee kersen aan een steeltje is een fallussymbool. De braam is liefde en liefdesverdriet. De voeten corresponderen niet helemaal met de personen maar dat valt niet op. De vogel vliegt in richting van de verbeelding. Deze vogel komt bij Jeroen Bosch veel voor, vaak met een rode bes in zijn snavel.

  2. Een persoon met grote druiventros; druiven zijn typisch vruchten van genot en euforie; wijn e.d. Door de grootte accentueert Jeroen Bosch het fictieve van de  omgekeerde wereld.

  3. Een persoon met een grote aardbei en het begin van een aardbei op zijn rug; in zijn andere hand een tak met 3 bessen; drie personen spelen met een grote holle fantasievrucht; twee personen gaan elkaar gaan kussen; kussen werd in de middeleeuwen gezien als een introductie van de coïtus; achteloos ligt er nog een zwarte bes aan een steeltje op de grond (overdaad).

  4. Twee jonge vrouwen met twee zelfde vruchten als in nr. 3, maar kleiner van formaaat; in de vruchten bevinden zich blijkbaar bessen; een van de twee gaat een bes proeven; ook hier ligt er een achteloos op de grond.

  5. Een grote groep van 20 of 21 personen met fantasievrucht in de vorm van een biet, een vrouwtjeseend en een grote blauwe holle pseudovrucht, een meisje met vrucht als bij 4 en 2; de voorste vrouwenfiguur draagt een dubbele kers (fallussymbool) op haar hoofd; een persoon laat de ander een kers proeven; in de blauwe vrucht zit iemand, in zijn hand een dubbele kers (fallussymbool), die een kers krijgt van een vrouwtjeseend; twee fantasiefiguren maken een soort handstand (de omgekeerde wereld); een grote vis (fallussymbool) ligt op de grond; de vis staat ook voor de omgekeerde wereld, zeker waar hij in de lucht vliegt.

  6. Drie personen; een met blaadjes en twee zwarte bessen (fallus) op het hoofd likt aan een levensgrote aardbei, een ander heeft een aardbei of bes in haar hand om op te eten en een derde is in de weer met een geopende geschubde pseudovrucht waaruit bessen rollen (alweer overvloed)

  7. Een groepje van 5 personen voor een gedecoreerd front; de zwarte draagt weer een bes (of kers) op het hoofd waarvan een tak met twee granaatappels (fallus) zich slingert om twee personen en waaraan nog een vrucht hangt; een van hen heeft een trosje van drie vruchten (of zijn het bloembladen?) en een andere maagd heeft een takje met vrucht en bloem (viooltje) in haar haar en aan haar lange haar hangt nog een vrucht; tussen 7 en 8 staat een glazen sierkolf gedeeltelijk gevuld met water en boven uitlopend in een glazen vogelkooi.

  8. Geheel rechts 3 personen; dit tafereel valt helemaal uit de toon, het is een grisaille en zal waarschijnlijk iets gewijds hebben; een jongeman (Adam wordt gesuggereerd) met een jonge vrouw (Eva); beiden bevinden zich in een kelder of hol en Eva heeft een vrucht (appel) in haar hand, het begin van alle ellende; eenzelfde vrucht, bestemd voor Adam, ligt rechts van haar; Adam kijkt de toeschouwer (de mensheid) aan, de hand wijst vermanend op Eva… Opvallend is ook dat zij de enigen op het gehele middenpaneel zijn die gekleed zijn (dierenvel), de ander figuren (allen naakt) mogen aangemerkt worden als de verworden zonen en dochters van Adam en Eva; de derde persoon (Noach) kijkt over de rug van Adam mee. Het is niet helemaal duidelijk van wie de hand is die vermanend wijst, mogelijk Adam die Eva de schuld geeft, maar hij kan ook van Noach zijn; de opgerichte boomtent verwijst naar de woestijn waarin de nakomelingen van Adam en Eva woonden.

  9. De watergroep I: geheel links een zwemmer waarvan alleen zijn hoofd te zien is, hij is een van de weinige eenlingen; twee fabelvruchten, de onderste met een gat waaruit een persoon kijkt die via een glazen koker naar een zwarte rat kijkt; en de bovenste een doorzichtige vrucht waarin een vrijend paar; een persoon die ondersteboven in het water staat (omgekeerde wereld), een grote rode braam tussen de benen met daarop twee vogels en een gestileerde tak met kleine besjes; daarnaast elf personen in het water om een grote braam die vastgehouden wordt door een van het liefdespaar in een grote vrucht (perzik); er moet nog een persoon aanwezig zijn waarvan we alleen het been waarnemen; op de perzik een bonte vegetatie met twee dennenappels (fallus) en daaronder de lange nek (fallus) van een reiger richting de grote braam.

  10. De watergroep II: de z.g. vogelgroep van diverse inheemse zang- en watervogels met personen die op vogels zitten of in het water staan; o.a.de bosuil (omarmd door jonge man), hop, eend (vrouwtje), ijsvogel, groene specht, roodborst, putter, lepelaar (op de bok), kleine zilverreiger (op stekelvarken-afbeelding) en ooievaar; verder vinden we nog de Vlaamse gaai, koolmees, eend (mannetje); ijsvogel; op de woerd zit een stelletje (blank en zwart) te vrijen; op de specht zit iemand eenzaam te zijn; rechts van de vogels zijn drie personen die zich vergapen aan een braam; daarnaast een dansend stel gedeeltelijk in het water en rechts daarvan iemand die help roept (of hoera!) in een blauwe ton (pseudovrucht). In totaal telt watergroep II ongeveer 23 personen; de merkwaardigste is degene boven aan de groep die een kruisigingsgebaar maakt of een gebaar om te willen gaan vliegen… ; één persoon heeft een rode kap om zijn hoofd, een andere een transparante zak.

  11. De drie personen en de geopende mosselschelp (erotiek); één man draagt de schelp op zijn rug, daarin een vrijend paartje waarvan alleen de benen te zien zijn en een hand; er liggen een paar blauwe besjes; anatomisch is hier wel een probleem voor de drager.

  12. De drie mannen in een geopende vrucht met de koolmees; de koolmees staat voor wispelturigheid; mogelijk een homo-scene of een bi-seksuele scene; uit de vrucht groeien en bloeien twee grote koren- of distelbloemen; op één zit een vlinder naar honing te zoeken.

  13. Aansluitend aan 12 de z.g. boomtent waarin drie personen waarvan alleen de onderste ledematen te zien zijn; op een van de takken zit een vlaamse gaai met een rode bes in zijn snavel; een groep personen daaronder vergaapt zich daaraan; mogelijk heeft Bosch het hier over driehoeksverhoudingen want in de aansluitende torenvrucht gaat het ook om drie, zowel boven als beneden

  14. De torenvrucht: drie personen in een pseudovrucht; daaronder drie personen met een visop de drempel van een cilinderhuis; de vis is een fallussymbool; de vis hapt naar een stuk bes (of spuwt dat mogelijk uit…); voor de opening twee mannen en twee vrouwen; een man met bloemen in zijn anus wordt door een iemand met bloemen geslagen of geaaid, mogelijk verwijzend naar (tegennatuurlijke) homofilie; een andere vrouw heeft een doorzichtige bloemkelk op haar hoofd en gezicht; de vierde (man) heeft een braam (liefdesverdriet) op zijn hoofd; bij de groep hoort nog een vrijend paartje, liggend achter de torenvrucht, het hoofd van de een is een blauwe pseudovrucht met een steeltje en er kruipt iemand waarvan alleen de benen te zien zijn; negen personen staan en kijken vanuit een soort afdak, het zijn zo te zien vrouwen; merkwaardige ovaalvormige pseudovruchten die op een mosselschelp staan completeren de scene; twee vrouwen houden zich daarachter schuil; de mossel is metafoor voor het vrouwelijk geslachtsdeel.

  15. Uiterst frivool danst het stel met de uil op een geopende vrucht die als een soort masker dienstdoet; guirlandes met vruchten, bladeren en bessen omspelen hun lichamen en de uil suggereert de waanzin van de omgekeerde wereld.

  16. Ook weer een goepje van drie personen staat onder een doorzichtige parasol, mogelijk drie vrouwen; een heeft een kap en op de parasol is een vrucht waaruit takken ontspringen.

  17. De laatste groep van het voorplan bevindt  zich onder fruitbomen, waarschijnlijk aardbeibomen; het zijn mannen en vrouwen die zich verlustigen aan aardbeien. Eén zit te poepen onder de bomen in het gras. Een ander draagt een grote aardbei aan. Er is mogelijk een relatie met Adam en Eva in het paradijs, maar de duivel ontbreekt hier en ook het schuldgevoel.

 

middenplan: in en om de zwempoel

 

  1. Een groepje mannen dat zich verlustigt in circusachtig volksvermaak van een man die omgekeerd (de omgekeerde wereld) aan een tak hangt en een andere figuur die onder een metalen bord of knoop zich naar voren beweegt richting zwempoel; ook de piramide van mensen-vogel-konijn met daarop een figuur in handstand aan de snavel voortgetrokken door een knaap behoort tot het vermaak; in de buurt een liggende bok en een gekromde figuur die (mogelijk) hoge nood heeft of een homo-erotisch verlangen koestert.

  2. De kring van ruiters te paard, herten, kamelen, hybride struisvogel, leeuwen , beer, muilezels, varken enz. is een groots vermaak met erotische uitstraling jegens de jongedames in de zwempoel. Het paardrijden kan uitgelegd worden als de geslachtsdaad. Al zijn fantasie heeft Jeroen Bosch er op losgelaten waardoor het een megalomane optocht is ter ere van de heidense god van het hedonisme. Niet alleen zoogdieren, runderen en kleinvee spelen een rol, ook vissen, vogels (uil, lepelaars, ooievaars, kraaien, zwaan, zilverreiger, paradijsvogels e.a.), en vooral ook vruchten dienen de mensheid in hun verheerlijking van een pseudo-Eros en een pseudo-Aphrodite.

  3. Rechts van de ommegang van de  ruiters te paard etc. worden nog een paar hoogstandjes gemaakt à la het circus waarbij merkwaardigerwijs een apenkolonie meespeelt; wat symboliseert die apenkolonie? De mens gedegenerreerd tot dier? Er is een groep naakten in een open pseudovrucht; en er zijn twee groepen (erin en eronder) met een soort schelp die richting de ommegang gedragen wordt en er wordt een dubbele handstand (alweer, met een zeemeermin) uitgevoerd; het meest Jeroen Bosch is wel de groep met de pad aan een stok, geheel rechts. De pad is metafoor voor de duivel en die wordt hier in de euforie meegedragen.

  4. Het centrum van het paneel en de erotiek is de zwemvijver ook wel het bad van Venus genoemd. De gehele compositie is centraal gedacht vanuit een verticale middellijn en een horizontale lijn. Langs de verticale lijn krijgen we een min of meer symmetrische compositie, gekruist door horizontale stroken als luchtruim, horizon, bos en veld, water, bosranden… Deze verdeling is geometrisch statisch, maar binnen die verdeling gebeurt van alles. Overal op het paneel is dynamiek, culminerend in de centrale ommegang van de ruiters. De ommegang draait letterlijk en figuurlijk om de maagden in een zwempoel. Het zijn 26 naakte jonge vrouwen, maagden (het merendeel blanke; ik tel zes zwarte) die zich daar verpozen en exhibitioneren.

 

  1. Sommigen dragen vogels op hun hoofd (lepelaars, kraaien, raven), anderen dragen een vrucht (kers, bes of aardbei). Door extatische gebaren trachten ze de aandacht van de ruiters te trekken. Er is wellust in hun naaktheid, er is ook een intens zinnelijk genieten. Ze genieten van elkaar, het water, de vrijheid en natuurlijk van de ommegang van ruiters. Die vrijheid wordt nog geaccentueerd door de vogels die hun plek gevonden hebben in en om het water van het bad. Een soort pauw, een ooievaar die op afstand toekijkt, een raaf die aan komt vliegen… ze zijn alle deelgenoot van de wellustige badscene. In het water lijkt zich iets met zwarte staart (een meermin? grote vis) te bewegen, zij speelt met een rode bes. Bes, kers en aardbei staan voor genot en vrije seks, voor heidense wellust... maar ook voor de tijdelijkheid en vergankelijkheid van alles.

 

Door dit middenpaneel zouden we bijna vergeten dat dit integrale drieluik een chtristelijk religieus drieluik is. Als we alleen de beschikking hadden over het middenpaneel zou ons oordeel over het thema geheel anders uitvallen, in de richting van het paradijs van vrije seks. Door de zijluiken en het gesloten luik erin te betrekken krijgt ons oordeel een kritische bijklank, en zo zal Jeroen Bosch het ongetwijfeld bedoeld hebben. Dat zegt niet dat we niet kunnen genieten van de uitbeelding van dit sensueel gekleurde thema. Ook door die vruchten zo massaal en vergroot aan te zetten weten we wat Bosch eigenlijk bedoelt. En door de pompeuze kitscherige bouwwerken op het achterplan en natuurlijk door alle standjes en standen. Merkwaardig is wel dat de ruiters nauwelijks of geen aandacht schijnen te schenken aan het vrouwelijk schoon in het bad. Ze draaien hun cirkels en zijn druk met zichzelf en met de eigen groep. Maar inderdaad… het is schijn, zoals zo veel op de middenpaneel. Het hoogtepunt moet nog komen.

 

Ook de ruiters hebben in hun nabijheid vogels en andere dieren, vruchten en takken; de enige die een overzicht heeft is de ooievaar, zittend op een schild dat in de ommegang meegedragen wordt. Op dat schild is de afbeelding van een fabelachtig pseudo-stekelvarken dat zich te goed doet aan zaad en vrucht.  De ommegang is, als in het lied van Nijgh / De Groot, en bonte stoet, een viriel circus van sexy jonge mannen, uitdagend en vol potentie. Een van de naakte jongelingen maakt zelf een uitdagend erotische handstand op een paard.

Maar wat doen de maagden? Waar wachten ze op? Is hun houding er een van erotiek, seksuele overgave? Of wachten ze slechts op aandacht. Ze bevinden zich in de voorfase van wat er op ander plan gaande is. Daar worden de vruchten geopend en gegeten in een sensuele en heerst de euforische sfeer van overgave. De maagden zijn geen individuen, behalve één persoon: de maagd die uit het bad klimt. Ze schijnt nog teruggeroepen te worden door anderen, maar ze houdt het voor gezien en gaat zich voegen bij de sfeer van euforie.

 

Hoe anders is die sfeer vergeleken op de grisaille uitbeelding op de gesloten luiken. Toch is daar al een begin van wat in de tuin der lusten manifest is. Er zijn vruchten, één is zelfs aan het openbreken en er komt een boom uitgroeien. Een andere vrucht is al helemaaal opengebroken en er daalt helder licht uit een donkerbewolkte hemel neer. Maar welke extase gaat er door de kijker heen als de gesloten luiken geopend worden. Daar openbaart zich een drievoudige geschiedenis van paradijselijk via zinnelijk naar demonisch. Het opmerkelijke is dat op het geopende middenluik al duivels gesignaleerd worden. Een naakte persoon sleept aan een touw een grote pad mee. Een andere pad met een staart wordt door een groep naakte jongemannen aan een stok met een vrucht hoog gehouden. Weer een pad kijkt naar een koe die een handstand maakt (hoe humoristisch!). En er vliegt een vreemd vaartuig door de lucht, een hybride pseudo-vogel, dat een pad in zijn klauwen meevoert.

 

 

Ook de tijdelijkheid en vergankelijkheid van het feest kan de kijker niet ontgaan, o.a. in de kraaien die her en der opvliegen. Een groepje op hetv achterplan houdt een aardbei omhoog, maar voor hoe lang? Verder zijn er uilen te zien, een rat, een grote vis die een kleine verschalkt,  een meermin die toenadering zoekt bij een duivelse meerman, nog twee naakten die een pad naar de rivier wegdragen… allemaal dus ongunstige demonische signalen die weinig goeds beloven voor het vervolg op dit het zinnelijk feest.

 

achterplan: vierstromenland met ornamenten

 

 

 

 

  1. Het achterplan wordt gedomineerd door een viertal ornamentale fantasieconstructies die vier stromen accentueren. En er is het centraal gelegen drijvende blauwebol-ornament, bron en fontein.  Op het achterplan wordt de euforische sfeer van voorplan en middenplan voortgezet in een nog groteskere ambiance van water, land en lucht.

Was er in het voor- en middenplan nog een zekere samenhang, die samenhang is in het achterplan zo goed als verdwenen. Het bijna geometrische vierstromenland (als in het bijbels paradijs met de Pison, Gichon, Tigris en Eufraat) wordt gestoffeerd met losse taferelen waarin mensen groepsgewijs of individueel optreden in de meest fantastische scenes. Ook hier zijn alle mensen naakt, spelen dieren een belangrijke rol en nemen vruchten een belangrijke plaats in. Het zinnelijk genot is weer hoofdthema en daaraan is alles en iedereen ondergeschikt. De hele ambiance is imponerend, zinnenprikkelend en een heidens loflied op het lichamelijke bestaan. De extase viert hoogtij en de ornamenten zijn metafoor voor erotiek. Het is vooral hier dat paren (mens & dier; mens & mens; dier & dier…) elkaar vinden omwille van de seksualiteit. Maar niet alleen tweetallen; ook zijn er weer de groepen die aantreden voor hun liefdesspel. De eenling is over het hele paneel een zeldzame verschijning. En als er een eenling is, is er zelfbevrediging in het spel. In totaal 4 padden (als ik goed tel) op het gehele paneel geven fijntjes aan waar het Jeroen om te doen is. Maar ze worden hogelijk overstemd door de vele vormen van lichamelijk vermaak. De ornamentale bouwwerken in zachtrose, zijn versmelting van natuur en cultuur, en herbergen een variëteit aan vreemdsoortige dieren en mensen… er komt zelfs op een van de rivierarmen een geharnast pseudo-leger aanvaren (waarvan enkele soldaten een kers hooghouden), de boot door vissen voortgestuwd. Je moet er maar op komen.

Luchtschepen à la Jeroen Bosch, zwarte en witte vogels vliegen cirkelend af en aan; er zijn zelfs pseudo-engelen te zien die zich in het luchtruim aan zinnelijk genot overgeven. Eén vliegt met een rode bes in de handen en daarop een uil loodrecht omhoog. Misschien moeten we de tuin der lusten uitleggen als een erotische droom vol Freudiaanse taferelen, waarin de mens de hoofdrol speelt als oorzaak en gevolg van het kwaad. En dan is het linkerpaneel een religieuze droom en het rechterpaneel een demonische droom, een nachtmerrie…

 

 

rechterpaneel: de ‘muzikale hel’

 

 

                                          rechterpaneel

 

Het rechterpaneel, het hellepaneel of de muzikale hel, is door Marijnissen ‘een van de beroemdste helletaferelen van de gehele schilderkunst’ genoemd. Er is dan ook nogal wat gaande: in grote lijnen a.e.v. van boven (in de verte) naar beneden (dichtbij) een infernale stadsbrand, daaronder een warrige compositie met de boommens als centraal gegeven; daaronder een hoeveelheid volkse muziekinstrumenten (en hun beoefenaars): luit, harp, draailier, middeleeuwse triangel, pommer (schalmei), blokfluit (in anus), hoorn, trommel en twee trompetten en daaronder tenslotte een herbergscene.

De infernale stadsbrand is een suggestief weergegeven stadsbrand in ’s-Hertogenbosch zoals Jeroen Bosch die op 13 juni 1464 gezien moet hebben. De gehele binnenstad stond in lichterlaaie. De brand begon in de Verwerstraat en kon door de huizen met rieten daken makkelijk overslaan. Een deel van de markt (waar Jeroen Bosch atelier hield en daartegenover het pand waar hij woonde) ging in vlammen op. 4000 huizen werden verwoest. Vanaf dat tijdstip kondigde het stadsbestuur maartregelen aan tot verstening en werden rieten daken verboden in de binnenstad van Den Bosch.

De brand moet op Bosch grote invloed gehad hebben. Op zeven andere werken van Jeroen Bosch (De Verzoeking van de Heilige Antonius, Het Hermieten Drieluik, Het Laatste Oordeel,  Drieluik met de gekruisigde Martelares, Fragmenten van de Zondvloedvoorstelling, De Hooiwagen, Paradijs en Hel) is een soortgelijke brand ook te zien, maar déze is in de volle breedte van het paneel realistisch weergegeven, beslaat ongeveer 1/3 van het gehele luik en roept in een sinistere en beklemmende sfeer dreiging en angst op.

 

Op het rechter paneel is de Binnendieze te zien, een verzamelnaam van allerlei stromen die dwars door het middeleeuwse ’s-Hertogenbosch liepen, buiten de wallen van de kern (Markt en toelopende straten). Daaronder zien we nog een zijstroom van de Binnendieze. Het water op het paneel bepaalt horizontaal de compositie waarbij de ritmiek van de twee stromen het perspectief ondersteunt.

Het voorplan van dit zijpaneel geeft een wirwar van herberg-attributen waarvan muziekinstrumenten een belangrijk deel zijn. Ze hebben hier niet het doel dat erop gespeeld wordt, maar dat er ooit op gespeeld is en nu, in  de hel, verworden zijn tot martelwerktuigen voor de naakte zielen, musici en liefhebbers, als straf voor de zonden die zij begingen onder invloed van volkse (lees: zondige) muziek die zij er mee maakten en waarop zij dansten.

Zo zit er een ziel vastgebonden aan de hals van een luit (links); een andere ziel zit languit verstrikt, als een gekruisigde, in de snaren van een harp, een slang kronkelt naast hem en bijt hem in zijn vlees. Tussen de harp en de draailier komt een zingend jongenskoor aan. Op de draailier zit een ziel met een nap in zijn hand (hij wilde geld ontvangen zonder er iets nuttigs voor te doen…). Deze moet nu de lier voor eeuwig draaiende houden en met de nap eeuwig mansen. Een figuur met een ei op zijn rug steekt met een stok in zijn anus. Daaronder is een hoertje (zie hoofddoek) dat op een middeleeuwse triangel-met-ringetjes moet slaan. Daarnaast is een bas-pommer, een soort fluit, zeer vergroot, die met zijn hele gewicht op een naakte ziel drukt die ook een blokfluit in zijn anus heeft. Uit de pommer komt rook en er is iemand die zichtbaar om hulp roept. Daarnaast, gebukt, moet een ziel voor eeuwig de handen voor de oren houden om de helse kakofonie niet te hoeven horen. Elders zit nog zo’n ziel.

Binnen de totale groep zijn helhonden te zien met geopende bek-met-tanden. De man met beide armen wijd, in de ene hand een vlaggetje met halve maan, wordt door een helhond omklemd. De voorste helhond met een mes en een zweepsliert in zijn bek, gaat te keer en een ziel naast hem wijst op de partituur op de kont van een ziel die geplet wordt onder het gewicht van luit & harp samen. Dit liedje, het z.g. kontliedje, is onlangs nog gespeeld door een Jeroen Bosch-fan, een Amerikaanse blogster (Omroep Brabant, The Guardian…).

Ook het muziekboek vertoont een duidelijke partituur, maar het is alleen om picturale redenen aangebracht door Jeroen Bosch, is mijn veronderstelling.

 

Even boven het midden van het paneel staat de boommens. Hij heeft zijn naam voornamelijk te danken aan beide benen die als twee boomstammen, met klompschoenen als twee boten, die in het water liggen.

De boommens laat zijn opengewerkt achterste zien waarin het een duivelse boel is. En niet alleen daar, ook op de rand van zijn hoed is een duivelse dans aan de gang. Daar staat een doedelzak, en een doedelzak, we zagen het vele malen elders al, is een fallisch (en vrouwelijk) symbool vol seksuele geladenheid.

Op de rand van de hoed wordt een rondgang gemaakt die om de doedelzak heen voert, waarbij duivels zondaren meevoeren in een eeuwigdurende cirkelgang. Wat een verschil met de wellustige ommegang op het middenpaneel.

De muzikanten hebben tijdens hun leven het volk vermaakt en tot dansen aangezet op de tonen van de doedelzak en daar moeten ze nu voor boeten. Net als de andere muziekinstrumenten is de doedelzak een typisch volksinstrument van dans, vermaak en erotiek die vooral in louche herbergen bespeeld werd.

In de herberg zitten zondaars te drinken aan een tafel, een schenker vult een kan bij, iemand hangt ladderzat over de rand. In het duister bevinden zich nog meer zondaren. Er is een helhond en een pad te zien (als ik me niet vergis) en er is een dikke zondaar (vraatzucht) die via een ladder naar boven klimt voor zijn gading. Hij heeft een pijl in zijn anus (homofilie) en een stok (fallus) waaraan een kan hangt. Een kan is bij Bosch ook seksueel geladen (vrouwelijk geslachtsdeel). Wat zich daar in de buik van de boommens afspeelt is van wankele zeden, zijn voeten staan niet voor niets in bootjes.

De kijker moet vooral niet vergeten dat we hier, het rechter zijpaneel, bij de verdoemden in de eeuwige verdoemenis beland zijn waaraan de middeleeuwer zich kon verlustigen. Wat de zondige zielen misdeden, moeten zij eeuwig herhalen, dat is hun straf. De vrolijke zwemmer moet eeuwig zwemmen. De vrolijke schaatser eeuwig schaatsen (en in een wak terechtkomen…). En hoe geestig is dat door Jeroen Bosch uitgebeeld…

 

We krijgen nu ook duidelijker voor ogen dat dit paneel specifiek over middeleeuwse vormen van  volksvermaak gaat. Drinken, zingen, dansen, vrijen, vreten, zuipen, muziekmaken, feesten enz. … maar ook stelen (figuur hangend in sleutel), moorden, inbreken, hoereren, luisteren naar wereldse muziek (zie de twee afgesneden oren), kaarten, dobbelen, jagen (pijl), messsentrekken, boogschieten, triktrak-spelen... Met name dit triktrakspel verwijst naar vechtpartijen die het gevolg waren van dit gokspel.

De overspeelde hand refereert aan kaartspelen, die ook aanleiding gaven tot gevechten. Hier is zo’n vechtersbaas, een ratduivel drukt zijn keel dicht en doorboort zijn borst met een zwaard. De blauwe schijf is een beulsblok; zijn afgehakte hand is erop geprikt met een mes.

Een geharnaste soldaat wordt rechts van de boommens door zes bloeddorstige helhonden aangevallen en opgevreten, omdat hij een gouden avondmaalbeker gestolen heeft (in het rechter zijpaneel van de Hooiwagen van Jeroen Bosch is dit thema ook uitgewerkt). Uit de avondmaalbeker valt een hostie.

Onder de soldaat en de zes helhonden ligt een mens op een mes, ook hier is het achterste van de zondige ziel opvallend zichtbaar. Jeroen Bosch had (denk ik) een anale fixatie. Vlak daarboven wordt een andere gehelmde soldaat met een staaf doorstoken. Hij zal zich ook wel aan andermans bezit vergrepen hebben. De naakte zielen alias zondaren komen allemaal aan de beurt als het gaat om hun straf te ondergaan in deze quade herberge.

 

De kakstoelduivel is ook een opvallend figuur op dit paneel: hij heeft een giftig blauwe kleur, de kop van een roofvogel, zit op een hoge kinderstoel met drie poten, zijn voeten in kruiken. Hij verslindt zondaren (uit hun anus komt stank waar vogels op af komen) die hij ook weer uitkakt. Hij deponeert ze in in een gierput. Aan de rand daarvan wordt iemand gedwongen over te geven (vraatzucht) en een ander deponeert zijn faeces in de put, waarin al meer zondaars zijn gedeponeerd...  Zijn vraatzucht is groot wat blijkt uit de kookketel als hoofddeksel. Mogelijk heeft Jeroen Bosch dit thema uit het boek over De Tondalus-visioenen waarvan een uitgave in 1484 in ’s-Hertogenbosch het licht zag.

 

 

                               kakstoelduivel

 

Aan de linker kant van de kakstoel zit een schone jonkvrouw, waarschijnlijk van adel, ze wordt omarmd door een zwart hellebeest met klauwen; een groene boomduivel spiegelt de twee met zijn achterste als in de steen van een grote ring; een pad zit op de borst van de jonkvrouw. Zij heeft in haar aards bestaan haar lichaam prijsgegeven (zie Beatrijs) en moet hier nu eeuwig aan herinnerd worden.

 

Rechtsonder vergrijpt een varkensnon zich aaan een jongeman. Zij is het type van een onbetrouwbare duivelnon die stukken laat tekenen die vals zijn. Haar notaris (met een dot rode lakop een plateau) bevindt zich achter haar.

Er is vlakbij ook nog een gehelmde kop-voet-monster dat als beul tijdens het aards leven aangesteld was om voeten af te hakken. Hij draagt nu voor eeuwig een afgehakte voet met zich mee.

En daar in de buurt is een konijn dat een bloedend slachtoffer aan een stang draagt, m.a.w. de jager is zelf prooi van de jacht geworden… Een typisch Bosch-thema.

 

 

Besluit

Hoeveel verhaal-elememten heeft Jeroen Bosch op dit en de andere twee panelen bijeengebracht... Ik constateerde dat elders ook, met name bij het Antonius-drieluik. Alles heeft betekenis, tot in de kleinste details, al ging het maar om die ene kapotte kan die ergens argeloos op de grond ligt.

Jeroen Bosch hoefde maar om zich heen te kijken door de ogen van een bewogen religieuze, en vooral door de ogen van een maatschappijkritische kunstenaar, om op wat hij vond zijn scherts, ironie, spot, sarcasme… en humor af te vuren.

 

Van alle panelen en drieluiken van Jeroen Bosch is het middenpaneel van de Tuin der Lusten het meest populair, zeker in deze tijd en wereld waarin erotiek & seks middels de media revolutionair in de openbaarheid is gekomen. De vraag blijft: in hoeverre heeft Jeroen Bosch zelf genoten van zijn ongebreidelde fantasie die met name uit het middenpaneel spreekt? Het is moeilijk voor te stellen dat het hem alleen om maatschappij-kritische belangstelling ging, of om de christelijk religieuze (katholieke) normen en waarden. Hij was kunstenaar, hield van zijn te schilderen objecten en zoveel naakt op één middenpaneel moet toch zijn ziel in beroering gebracht hebben en hem een kunstenaaars-euforie bezorgd hebben. Of was hij alleen maar de boetprediker en was de rest, zijn geniale artisticiteit etc., daaraan ondergeschikt?

Dat Hendrik III van Nassau Breda (voor wiens bruiloft hij het drieluik bestemd was) een schuinsmarcheerder was, kan de aanzet geweest zijn een normatieve predikatie vorm en kleur te geven… Maar ik zie toch te vaak een glimlach (geen vileine…), ja humor om te schateren in dit werk van Jeroen Bosch, er zit voor mij toch te veel zuivere en subtiele lust in het middenpaneel om het accent alleen maar te plaatsen op Jeroen Bosch als de schilder van zonde, dood en verderf. Dat hij daar wel mee bezig is op zijn helle-panelen zal in de late middeleeuwen actueel een must zijn geweest. En zeker, in deze triptiek, De Tuin der Lusten,  zorgt de quade herberge van volksvermaak voor een finaal evenwicht met het middenpaneel. Jeroen Bosch. Gedurfd en choquerend. Artistiek. Magistraal. Van alle tijden… En vergeet niet, het zal wel dat zijn opdrachtgevers, de gevestigde clerus e.a., de wellust van het middenpaneel rechtgetrokken wilden zien door een finaal rechterpaneel. Het zal wel…

 

 

Riel, december 2015

kees weltevrede

c.weltevrede@home.nl