CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 24 september 1936

 

 

Op tour in Drenthe

 

Bezoek aan Veenhuizen en "Beileroord"

 

 

Met kermisdagen vliegen de laatste jaren heel wat menschen uit! Ze gaan per fiets: een prachtwerk! Ze rijden per volle autobus, die wat kraakt, veel schommelt en hobbelt, en ze komen min of meer "aangeschoten" thuis: de maag verdraagt niet alles! Die zich de luxe van "een eigen wagen" - zij het dan als huurder maar voor 'n paar dagen - kan permitteeren, heeft kans veel meer te genieten, tenzij het erg vlug moet, omdat men kilometers wil "vreten" en later al maar zeggen, dat het zoo ver was en ook wel mooi! Maar er zijn er óók nog, die van het voorwereldlijk monster, dat spoortrein heet, gebruik durven te maken, en die op zoo'n manier toch heusch niet het minst genieten en zien; ik heb me bij die categorie gevoegd, en meende als zuiderling niet verkeerd te richten, als 'k het noorden onder schot nam, liefst óók zoo'n stiefmoederlijk bedeeld gewest als Noord-Brabant voor 't zuiden wel eens genoemd wordt, dus... naar Drenthe.

Als me iets is meegevallen, dan is 't dat geweest! Daar moet je ook 'ns heengaan. In 'n paar dagen kun je natuurlijk overal niet komen, dus eerst naar Assen, de hoofdstad. Kom maar af! Als lid van de VVV heb je er direct kennissen, en die laten je vlug veel zien. Ken je 't Asser Bosch, en 't Hertenkamp? Ga maar kijken. Van daar heb 'k meer speciaal aandacht geschonken aan een tweetal interessante inrichtingen op het gebed der onvolwaardigenzorg: nl. de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en de inrichting voor geesteszieken "Beileroord" te Beilen. Hiervan wil 'k iets meer vertellen.

 

"Ik was in Veenhuizen."

Ge moogt het weten, mijn vrouw houdt wel van 'n grapje en als 'n paar van m'n kennissen me er tusschen kunnen nemen, laten ze het niet. Daags nadat 'k de Rijkswerkinrichtingen bezocht had, komen we bij kennissen en er was 'n vreemde eend in de bijt, die mij niet en ik haar niet kende. Nadat ik voorgesteld was, werd - gelijk te doen gebruikelijk is - achter m'n rug gevraagd wat ik was en hoe ik deed. Ge kent dat. Toen was er geantwoord: "Hij is in Veenhuizen geweest." En de vinger ging op de mond. Op dien avond vond ik wel, dat ik meer dan gewone en ook ongewone oogenbelangstelling van die juffrouw genoot, doch toen ze weg was en ik iets in dien geest uitte, begon men te gieren en vertelde wat men gezegd had. Nou ben ik een ervaring rijker: ik kan me eenigszins indenken, hoe erg het is, als 't inderdaad erg met iemand gesteld is geweest. Inderdaad, ik ben in Veenhuizen geweest, maar dan niet in dien zin, welke de massa aan die uitdrukking geeft. Ik ben er geweest, en ik heb gezien. En wat ik er zag, is zoo geheel anders, dan wat ik er me van voorstelde, dat het een openbaring werd. 't Is er een schitterende omgeving; resultaat van harden handenarbeid van gedeporteerden.

Van Assen uit zijn we gereden langs de kazernes voor het 1ste en 9de RI, de Emma-, Wilhelmina- en Hendrikkazerne, volgden de Drentsche Hoofdvaart 'n kilometer of vijf, gaande over een brug naar Huis ter Heide, beroemde schaatsenrijdersaanlegplaats in de oude winters, eerst door het veenkoloniale landschap, doch spoedig volgden de oude Tonckens- en Pelincksbosschen, zoodra we de waterscheiding achter ons hadden. Na opnieuw de brug over de Kolonievaart gepasseerd te zijn, kwamen we in Veenhuizen, vroeger aangekocht door de Maatschappij van Weldadigheid, die er drie gestichten in 1824 bouwde. Twee zijn er, verbouwd, nog, en ze hebben opvallende paedagogische opschriften. De "fabriek" tegenover gesticht I maakt uniformen voor Post en Rijksveldwacht, heeft een stoffeerderij, weverij en cocosbedrijf. Naast Rijkswerkinrichting is Veenhuizen I ook openluchtgevangenis. Velerlei bewoners had Veenhuizen tijdens zijn eeuw bestaan: bedelaars, landloopers, drankzuchtigen, gestraften, Belgische vluchtelingen, gewone gevangenen, smokkelaars, allen vonden hier onderdak. De streek is mooi: men ziet er nog den breienden scheper, zij het dan meer van de hoofdwegen vandaan; men ziet den "belhamel" voorafgaande de volgzame rij schapen, die het heidelandschap nog interessanter maken. Veenhuizen beslaat een oppervlakte van 3200 hectaren.

Als men deze stichting doorkruist, treft allerwee de groote zindelijkheid. Dat het er disciplinair is ingesteld, begrijpt ge. De werkzaamheden geschieden onder nauwkeurig toezicht, en de circa 1500 gedetineerden naast ongeveer 250 man personeel vormen een kolonie in den waren zin. De "koppen", die er in gestichtskleedij rondloopen, geven vaak tragedies te denken; voor een schilder zijn er bij, die slechts een lijstje behoeven om 't al mooi te doen zijn. Er liep er eentje, die van z'n 68 levensjaren er zoowat vijftig daar sleet: enkele maal "uitgevlogen", moet hij tegen den winter het oude nest weer hebben om niet om te komen. De vrije maatschappij zal voor zulken een krankzinnige razernij zijn, gewend als zij werden aan de serene rust in zoo'n God's schoone omgeving. Want mooi is de natuur er onweerspreekelijk!

Gesticht II ligt ongeveer 5 km van het eerste. Er is 'n klompenmakerij ingericht met moderne machines. De timmerwerkplaats is 'n gewoon fabriekmatig bedrijf. Verder is er een smederij en vernikkelinrichting, de schoenmakerij en het hospitaal. Dat arbeid 'n weldaad voor den mensch is, ervaart men hier. Des te meer erkennen we zooveel mogelijk te moeten doen voor hen, die werken willen en niet kunnen.

Na Veenhuizen zijn we gereden door 't onvolprezen Asser Bosch, langs het krankzinnigengesticht "Port Natal" der Ned. Herv. Gemeente.

 

Naar Beileroord

Als we 'n vluchtig begrip zouden moeten geven, kunnen we het best vergelijken met het bekende Geel in België, maar deze inrichting is moderner. De stichting Beileroord is in 1922 opgericht door de Staten der drie noordelijke provinciën; het is een kolonie, bestemd voor de verpleging van mannelijke en vrouwelijke lijders aan zenuwziekten en lichtere vormen van geestesafwijkingen, geestelijke onvolwaardigen, en voor patiënten die zich niet geheel zelfstandig in de maatschappij kunnen handhaven of voor wier herstel tijdelijk verblijf in een andere omgeving onder deskundig toezicht noodig wordt geacht. Aan de inrichting is verbonden het Geneeskundig Gesticht "Huize Beileroord" en het sanatorium "Rustoord". Huize Beileroord is een officieel krankzinnigengesticht, waarvoor bij opname een rechterlijke machtiging vereischt wordt. Hoofdzaak is echter de gezinsverpleging, gekoppeld aan de actieve therapie, welke van zeer gewichtige beteekenis is en dan ook wordt uitgeoefend door bekwame psychologen, psychiaters en neurologen.

Na een observatie in Huize Beileroord of in Rustoord worden de patiënten, indien zulks mogelijk en wenschelijk is, in de annexe gezinsverpleging geplaatst. Blijkt het noodig, dat een patiënt uit een gezin weer tijdelijk teruggeplaatst wordt in de centrale gebouwen, dan kan dit op advies van den Geneesheer-Directeur te allen tijde geschieden. Bij de keuze van een gezin voor een patiënt wordt rekening gehouden met diens persoonlijkheid, den aard der ziekteverschijnselen, het milieu van herkomst, zoowel in maatschappelijk als godsdienstig opzicht, en wordt inzonderheid in het oog gehouden, dat de geestelijke verzorging in het gezinsverband naar de gezindte van den patiënt volkomen tot haar recht dient te komen. Een en ander wordt door de dokters en de wijkzuster nauwkeurig nagegaan. Ook worden in één gezin niet meer dan drie verpleegden geplaatst. In de gezinnen worden de patiënten volgens de voorschriften en onder toezicht van de aan de stichting verbonden geneeskundigen behandeld en verzorgd en worden zij verder door het geneeskundig, verplegend en administratief personeel bezocht en gecontroleerd. Het spreekt wel vanzelf, dat veel ongemerkte controle noodig is.

Er wordt voor gezorgd, dat de patiënten bezigheid en afleiding hebben, want een zeer belangrijke factor is ook, dat zij weten en zien, dat er gewerkt moet worden. Door de gezinsverpleging nu zijn de patiënten in staat hun arbeidsvermogen in het dorp naar bestaande behoeften aan te bieden en langzamerhand wordt daar ook veel gebruik van gemaakt. Dit wordt door de directie der kolonie gaarne gezien, omdat op die wijze een patiënt zich zooveel mogelijk aanpast aan de verhoudingen, zooals die ook in de maatschappij bestaan. Vooral voor geneeslijke gevallen is het van gewicht op deze wijze het contact met de normale maatschappij te herstellen of, voor zoover het nog aanwezig is, te handhaven. Vele mannen kunnen ook met de kostgevers meewerken; ook met een deel der vrouwen is dit het geval. Zoo blijven de verpleegden dus dichter bij de maatschappij en behouden ze, binnen zekere grenzen, eigen vrijheid.

Ook het werk dat voor de inrichting noodig is, wordt in hoofdzaak door patiënten uitgevoerd. Dit wordt zooveel mogelijk geïndividualiseerd, zooals huishouding (keuken, tuinen, kantoor, centrale verwarming), timmerwerkplaats, schilderswerkplaats, boekbinderij, mandenmakerij enz. De vrouwen helpen in de huishouding en werken in naai- en linnenkamer of wasscherij. Voor ruw werk wordt mannelijke hulp gebezigd terwijl de mannen voorts mede de tuinen onderhouden en het land bebouwen, dat bij de stichting behoort of in de omgeving wordt gehuurd. Het komt evenwel ook voor, dat een patiënt een eigen zaakje heeft, zooals het verkoopen van bloemen en borstels en het bezorgen van kranten.

Wekelijks bezoeken de patiënten de aan de inrichting verbonden badgelegenheden, bij welke gelegenheid zij van zuivere kleeren worden voorzien, het haar wordt verzorgd en zij eens per maand worden gewogen. Behalve een lichamelijke controle geven de baddagen ook gelegenheid de psychische toestand van de patiënten te controleeren, hun eventueele klachten en verlangens aan te hooren, terwijl zij zoo noodig naar de geneesheeren kunnen worden verwezen, die dagelijks spreekuur houden.

Als belooning ontvangen de verpleegden sedert de laatste 2 jaar een zakgeld van ten hoogste f 0,30; de invoering hiervan blijkt een gelukkige maatregel te zijn geweest, daar tengevolge daarvan inderdaad meer animo is geconstateerd.

Zeer interessant was het ook van den geneesheer-directeur te vernemen, dat gezinsverpleegden met de inwoners van Beilen op gelijken voet aan het vereenigingsleven deelnemen. Zoo zijn er die lid zijn van tooneel-, zang-, voetbal- en korfbalvereenigingen, van zwem-, mondorgel- en damclubs. Bij feestelijke gelegenheden, als bijv. Koninginnedag, nemen de verpleegden, naast en onder de inwoners van Beilen, deel aan de festiviteiten in de mooi verlichte tuinen. Een en ander bevordert ongetwijfeld een vervaging van de grens tusschen ziek en gezond, wat op de patiënten slechts heilzaam kan werken.

Opmerkelijk is het, dat, zooals de directeur ons mededeelde, slechts weinig verpleegden komen uit gestichten, daarentegen komen er herhaaldelijk uit klinieken. De patiënten die uit de maatschappij komen, worden niet geplaatst zonder medewerking van huisarts of specialist. Er waren thans plm. 360 verpleegden (enkele mannen meer dan vrouwen). Tengevolge van de heerschende werkloosheid kwamen er ook velen uit het dorp naar het gesticht.

 

Wie mij tot hiertoe volgde, zal moeten erkennen, dat ditmaal het nuttige met het aangename vereenigd werd. Wat we aan overheidszorg op dit terrein bezien hebben, wekt eerbied en waardering; wat we aan natuurschoon van het Drentsche landschap mochten bewonderen, is voor mij zuiderling een openbaring gebleken. Wie zeggen: "Bereist uw eigen land!" mogen in die opwekking gerust Drenthe naar voren schuiven wijl meenigeen er een glad verkeerde voorstelling van heeft. - Zeeland heeft iets eigens, Brabant is mooi en gemoedelijk, Drenthe is nieuw van jeugdige schoonheid.

 

A.J.A.C. VAN DELFT