CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 31 mei 1941

 

 

Van vroeger dagen: Arbeidsbemiddeling voor veertig jaren

 

In het begin vlotte het niet erg.

 

 

De tijdsomstandigheden vormen weer een veel gebezigd argument om noodzakelijkheid te betoogen tot achterwege laten dan wel tot zeer zeker doen van bepaalde dingen al naargelang een tegen- of voorstander aan het woord is. De arbeidsbemiddeling heeft tegenwoordig den wind in de zeilen: vandaar de jongste wijzigingen hier te lande op dit gebied. Op vele plaatsen is de bemiddeling nu haar derde phase ingetreden. Dat zij als particulier instituut ontstond, is de eerste phase; de tweede vormde haar gemeentelijk cachet, thans vertoont zij als rijks-apparaat haar derde gezicht. Voor Tilburg is van de eerste periode vrijwel niets meer bekend. Daarom heeft het voor de geschiedenis van het nieuwe Gewestelijke Arbeidsbureau aldaar zin uit den begintijd iets te boekstaven, wijl het anders zeer zeker in het vergeetboek geraakt: de bronnen zijn zoek. (Al hetgeen het ontstaan en bestaan der gemeentelijke arbeidsbeurs aanbelangde, heeft de toenmalige directeur Van Delft steeds met zijn zuiveren zin voor geschiedvorsching in jaarverslagen, rapporten en in ons blad nauwkeurig vastgelegd: dat staat dus safe! Red.).

 

Over het eerste bemiddelingsapparaat in Brabants Centrum zij dan vermeld, dat te Tilburg op 1 Juli 1903 is opgericht een "Tilburgsche Algemeene Arbeidsbeurs". Zij was gevestigd in een oud huis in de Stationsstraat, waar nu slager L. Moors woont, aanvankelijk op de zolderverdieping, terwijl zij in het vierde jaar van haar bestaan terwille van het gemak voor 't publiek naar de benedenvertrekken mocht verhuizen. De eerste directeur was P.J.J. Lombarts, de tweede A. Desmares.

De kosten, die per jaar nog geen duizend gulden konden bedragen, werden bijeengebracht door de gemeente Tilburg, die f 400 subsidie schonk tot het 3e jaar, terwijl bijv. over het 4e boekjaar die reeds teruggebracht werd tot f 325; een subsidie van f 50 door de Vereeniging van Wollenstoffenfabrikanten die echter reeds het 3e jaar ophield lid te zijn; de weversbond St. Severus gaf f 25 per jaar en de textielarbeidersvereeniging, afd. Unitas, eveneens. Dan waren er nog een aantal particuliere leden, meestal fabrikanten, die f 10 of f 5 betaalden, terwijl als afdeelingen van den Gildenbond het St. Jozefgilde en het St. Antoniusgilde ook f 5 contribueerden. Het totaal der ontvangsten was echter in 1906 slechts f 770,13 en over 1907 f 635,59, zoodat men begrijpt, dat men onmogelijk veel presteeren kon. Tijdens het jarenlang kwijnend bestaan is het dan ook een doorloopende klacht van de leiding, dat "de weinige financiëele hulpmiddelen en dientengevolge onvoldoende publiciteit en gemis aan telefoonaansluiting, gebrek aan medewerking van de zijde der vereeniging van wollenstoffen fabrikanten, belemmerend werkten".

Het eerste Bestuur werd gevormd door de heeren: Gerard van Eijl, P. Mommers, A. Mutsaers, J. Oostelbos, F. Haans, terwijl kantooruren waren des morgens van 8 tot 9 uur en des avonds van 7 tot 9 uur. Men begrijpt hieruit dat de werktijden op de fabrieken en werkplaatsen toentertijd anders waren dan tegenwoordig.

Er was te Tilburg in die dagen een vooruitstrevend drukker, J.B. van Gorp, die het had aangedurfd om een blad uit te geven geheeten "De Arbeidsbeurs". Daarin werden gratis opgenomen de lijst van vraag en aanbod. Jammer ging reeds het vierde jaar van het bestaan der beurs het blad teniet: de belangstelling was niet groot genoeg. Men klaagde dan ook, dat "niettegenstaande de beurs haar tusschenkomst kosteloos verleende, zoowel de werklieden de voorkeur gaven aan het afloopen der werkplaatsen, terwijl de patroons liever afwachtten of zulk aanzoek inkwam, in plaats van zich te wenden tot de arbeidsbeurs met verzoek om opgaaf van aangeboden werkkrachten". "Het blijkt ons," schreef de directeur, "dat in vele gevallen heeren patroons en werklieden zich eerst dan in verbinding stellen met de arbeidsbeurs wanneer andere middelen reeds beproefd zijn." 'n Klacht, die niet nieuw of vreemd is, dus. Als men de meubileering op de balans met f 75 gewaardeerd ziet, krijgt men geen grooten dunk van het luxueuze.

In 1906 kwamen in totaal te Tilburg 245 aanvragen van patroons binnen, waarvan dan nog 62 uit buitengemeenten. Er boden zich 425 werkzoekenden aan, terwijl 83 plaatsingen tot stand kwamen. Weinig. Maar wegens opheffing van het advertentieblad "De Arbeidsbeurs" had men geenerlei contact meer met het publiek, terwijl de andere plaatselijke bladen er voor dankten om vraag en aanbod gratis op te nemen.

In hetzelfde jaar werd een centraal verband gelegd met de andere arbeidsbeurzen in Nederland. In 1906 werd een overeenkomst gesloten tusschen de arbeidsbeurzen van Den Haag, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Maastricht, Venlo, Schiedam, Arnhem en Tilburg met het doel aanvragen om werkkrachten en aanbod van arbeidskrachten, waaraan de eene gemeente niet kon voldoen, door de andere te doen aanvullen. De Haagsche arbeidsbeurs, waarvan het initiatief was uitgegaan, diende hierbij als centraal punt. Op die wijze kwamen in het eerste jaar der samenwerking, waaruit later de zg. districtsbemiddeling gegroeid is, 368 aanvragen samen, waarvan 172 uit Den Haag, 130 van Amsterdam, 43 van Venlo, 16 van Haarlem, 3 van Arnhem, 2 van Schiedam en 2 van Leiden. De laatste drie gemeenten hebben echter slechts heel kort deel van dit verband uitgemaakt.

Het kwijnend bestaan der eerste Tilburgsche arbeidsbeurs is reden geweest, dat het werk verliep als de vlam van 'n nachtkaars; ten slotte werd er niets meer gedaan en toen men in 1910 en 1911 weer van meerdere zijden aandrong op het in het leven roepen van een flinke arbeidsbeurs, omdat het bedrijfsleven er de behoefte telkens meer van gevoelde, moest het nog tot de oorlog van 1914 duren alvorens al het delibereeren en confereeren resultaat bracht. Schreef het gemeentebestuur nog in September 1914 aan den toenmaligen minister Treub, dat er in Tilburg geen arbeidsbeurs bestond, in October van datzelfde jaar deelde men dien bewindsman op zijn stimuleeren reeds mede, dat "een arbeidsbeurs, zij het van tijdelijken aard was opgericht". Het tijdelijk karakter heeft zij van 1914 tot October 1919 behouden, doch toen is een permanente arbeidsbeurs gevestigd als onderdeel van den Gem. Dienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling, die per 30 April 1941 heeft opgehouden in zijn geheel te bestaan om voor wat het onderdeel arbeidsbemiddeling betreft voorshands plaats te maken voor de rijksinstantie Gewestelijk Arbeidsbureau Tilburg, dat een bemoeiingsgebied omvat nog iets grooter dan de districtsarbeidsbeurs Tilburg tot dien datum bestreek. We hopen, dat het nieuwe instituut zeer nuttig werk ten belange van het bedrijfsleven in het gebied van Brabants Centrum zal verrichten.

 

A.J.A.C. VAN DELFT