CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 25 oktober 1940

 

 

Van vroeger dagen: Over prijzen en loonen 1

 

Van tijd tot tijd zullen wij een artikel brengen, waarin het verleden in verband met het heden aandacht zal vragen voor Tilburgsche toestanden en gebeurtenissen. Ditmaal eens iets over "prijzen en loonen". Het is wel eens aardig na te gaan, hoe ruim een eeuw geleden de prijzen van levensmiddelen enz. waren. In de "Pr. Gron. Crt." van 3 Januari 1829 vindt men daarvan de volgende opgave.

 

Staat van middenprijzen der granen en andere objecten, welke te Groningen gedurende de laatste helft der maand December 1828 zijn verkocht:

 

 

 Burgemeester en Wethouderen

(w.g.) J.F. van Iddekinge.

De Secretaris bij het Bestuur der Stad Groningen

(w.g.) R. Lohman.

Groningen, 3 Januari 1829.

 

Bij aandachtig overzien van deze "prijslijst" vallen enkele dingen direct in 't oog. Allereerst moet men hiernaast inzicht hebben omtrent de loonen van dien tijd. Hoe kan men anders een vergelijking treffen, teneinde te doorschouwen de duurte van die dagen. Voorts doet dat "jenever per vat" in zoo'n officieele mededeeling ons thans zonderling aan. Mogen we er uit concludeeren, dat jenever in dien tijd tot de dagelijksche behoeften behoorde? Dat er kaarsen op voorkomen is welhaast vanzelfsprekend, wijl men nog zoo min de lampe belge als de gasgloeilichten of het electriek kende, en de kaars niet alleen een behoefte-artikel doch tevens voor sommigen een weeldeproduct was.

 

Van loonen gesproken. In het begin der negentiende eeuw waren de loonen in de landelijke gewesten zeer laag. Op één enkele aambeeldsmederij na, waar 3 knechts f 1,20 verdienden, kwam een gemiddeld loon van boven f 1,00 in Noord-Brabant niet voor. Dat de scheepstimmerlieden hier 93 cent per dag verdienden, was nog betrekkelijk veel. Onder de bedrijven, waarin minder dan 50 cent verdiend werd, waren de textielbedrijven in de meerderheid; niet alleen de door de vrouwen uitgeoefende huisindustrie viel hieronder (breierijen, kantwerkerijen), maar ook de katoenspinnerijen, garenfabrieken, tapijten- en wollenstoffenfabrieken. Laatstgenoemde betaalde 48 cent per dag.

Hoeveel bedroeg het loon in de voornaamste andere textielbedrijven? Dit wisselde tusschen 50 en 65 cent; lakenfabrieken 59, katoenstoffenfabrieken 65, geruit- en linnenfabrieken 50, linnenweverijen 53 cent per dag. Berekent men het gemiddelde loon van de geheele textielindustrie in Brabant, dan komt men op een bedrag van 56 cent, dat evenhoog was als in Gelderland.

In de schoenmakerij, die hier een typische plattelandsindustrie was, bedroeg het dagloon 51 cent; in de nauw hiermede verbonden leerlooierijen 53. De in deze provincie zoo talrijke bierbrouwerijen betaalden 65 cent. In de speldenfabricage, die hoofdzakelijk te 's-Hertogenbosch zetelde, werd niet meer dan 35 cent verdiend; hier kwam echter veel huisindustrie voor, door vrouwen, die het inkomen daarmede wat verhoogden.

 

Wenscht ge eens een vergelijking te trekken van de gemiddelde weekverdiensten van volwassenen in verschillende bedrijven over de jaren 1819 en 1853 in centen uitgedrukt, dan biedt volgend lijstje u gelegenheid:

- Schoenmakerij in Noord-Brabant:

     in 1819 306 cent p. week en in 1853 350 cent.

- Leerlooierijen in Noord-Brabant:

     in 1819 318 cent p. week en in 1853 400 cent.

- Jeneverstokerijen te Schiedam:

     in 1819 720 cent p. week en in 1853 1050 cent.

- Meestoven in Zeeland:

     in 1819 498 cent p. week en in 1853 735 cent.

- Touwslagerijen in Zuid-Holland:

     in 1819 444 cent p. week en in 1853 450 cent.

- Oliemolens in Zuid-Holland:

     in 1819 750 cent p. week en in 1853 800 cent.

- Papierfabrieken in Noord-Holland:

     in 1819 720 cent p. week en in 1853 350 cent.

- IJzergieterijen in Gelderland:

     in 1819 492 cent p. week en in 1853 550 cent.

Hieruit blijkt, dat de loonen tussen 1819 en 1853 ruw genomen slechts 10 pct. zijn gestegen.*

 

Het gemiddelde dagloon bedroeg volgens Dr. I.J. Brugmans in de Brabantsche textielcentra in 1841 voor mannen 63 cent, vrouwen 41, jongens 35, meisjes 25, kinderen 22 cent, terwijl die cijfers voor 1860 waren: mannen 67 cent, vrouwen 40 cent, jongens 47 cent, meisjes 31 cent, kinderen 22 cent.

Tusschen 1868 en 1870 ondergingen in Tilburg de loonen een niet onbelangrijke stijging. In eerstgenoemd jaar verdienden in de wollenstoffenfabrieken de mannen 80, de vrouwen 32½, de jongens 55, de meisjes 25 en de kinderen 24 cent per dag. Doch in 1871 verdienden spinners f 8 tot f 9, wevers f 5 tot f 9, weefsters f 4 tot f 5 per week, bovendien hielden de meeste arbeiders een geit, sommigen een varken. De Tilburgsche arbeiders schijnen het beter gehad te hebben dan de Twentsche.

 

Een Amsterdamsche drukker, Klaas Ris, publiceerde rond 1870 een huishoudstaatje van zijn gezin, dat bestond uit man, vrouw en drie kinderen van 7 tot 10 jaar oud. Ris verdiende zes gulden per week plus vrije woning en vrije brandstof. Deze statistieker noteerde de volgende noodzakelijke behoeften:

 

 

 Een volgend maal zullen we hiernaast enkele vergelijkingen trekken van recenter datum.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

 

 

* Opmerking redactie:

De stijging zou 30% zijn indien bij de papierfabrieken in Noord-Holland de verdiensten per week van 1819 en 1853 per abuis verwisseld zijn.