CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 6 februari 1930

 

 

Van vroeger dagen 152: Leugenrijmen

 

't Volk spot graag. Goedertrouwe scherts, ook al is zij wat ruw, wil men. Daarbij kan 'n dikke leugen de boert vergrooten. Zelfs zijn uit den volksmond heele leugenrijmen genoteerd, die vrij algemeene bekendheid verwierven. Zoo is navolgend leugenrijm te Antwerpen bekend, alsook rond Mechelen. In deze laatste stad bestaan er zelfs varianten op.

 

     Koekeloeren haan,

     Hij schoot zijn sporen aan:

     Hij meende gaan te vrijen

     In 't land van Lombardijen.

     Als em in 't land van Lombardijen kwam,

     Hoort, wat em daar vernam:

     De koei stond in den hoek te spinnen,

     Het kalf lag in de wieg te zingen,

     Den hond, die stond te boteren,

     De kat, die waschte de schotelen,

     De flieremuis,

     Die keerde 't huis

     Met allebei heur tanden,

     Is dat geen groote schande?

     De zwaluwen droegen de asschen uit

     Met allebei heur vleugelen.

     Zijn dat geen groot leugenen?

 

 

Nu hebben we reeds eerder verteld, dat 't vroegere Tilburgsche type Jan Viool veel aan den Vlaamschen kant zwierf. Niet onwaarschijnlijk is het dus, dat hij deze of soortgelijke leugenrijm ooit gehoord heeft. Die stond hem dermate goed aan, dat hij zelf ook aan 't rijmen sloeg. Aardig is 't, dat we ook die woorden op 't spoor mochten komen, welke te Tilburg gezongen werden. Het repertoire van "Jan Viool" komt zoo zoetjesaan in deze verzameling bijeen. Het mopske van dezen liedjeszanger luidde:

 

     DE LEUGENAAR

     Zeg, vrinden, hoort eens hier,

     Als gij wilt hooren liegen.

     Ik zit op mijn gemak,

     Gelijk een vogel op zijn tak.

     Ik heb vooreerst een paard zien hangen

     Al in een duivenhok.

     Een ezel was aan 't vlooien vangen

     Op de rand van een waterpot.

     En Piet en Jans die kochten een klein,

     Waarvan ons Trien mocht peter zijn.

     Twee varkens waren 'n liedje aan 't zingen

     In 't Fransch en in 't Latijn.

     Een uil las voor uit de gazet.

     De slimme Dries sliep onder 't bed.

     Een snoek, die onder de boomen zwom,

     Sprak: "Man, wat ben jij oliedom!"

     Daarop hield ik nog niet mijn mond,

     Liegen is geen affront.

 

Kwam er handgeklap, zoo volgde 'n bisnummertje, maar niet hetzelfde. Hij had er genoeg gemaakt en dus klonk:

 

     Ik sloot zoo juist mijn lied

     Toch kan ik maar niet zwijgen,

     Een groot maleur is er geschied,

     Al noemen jullie 't niet.

     De meisjes moeten de jongens wiegen,

     Of zingen van verdriet.

     Een bakker is een deftig man,

     Die steelt zooveel hij kan.

     De mulder met zijn witte kraag

     Is daarbij ook niet traag.

     Nu zing ik maar niet meer,

     Want dan doe 'k er heel wat zeer.

 

Naast de leugenrijmen was ook het spotrijm vroeger sterk in zwang. Daarvan zullen we nog wel eens een paar echt Tilburgsche specimina weergeven.

 

A.J.A.C. v. DELFT

Februari 1930

 

 

 

BIJSCHRIFT: PINKSTERGEBRUIKEN (Voor J.B. te Tilburg)

 

U schreeft mij over de beteekenis van het volgende gebruik uit uw geboorteplaats SLOTEN (N.H.), nu geannexeerd door Amsterdam:

"In mijn jongensjaren nu circa 25 jaren geleden bestond het gebruik om op Zaterdag vóór Pinksteren bij de menschen die 's morgens langer dan tot zes uur op bed lagen, 'n bos brandnetels (U kent ze wel, van die heel hooge, die langs hagen e.d. groeien) aan de deur, het raam te hangen of binnenkamers te gooien als er bijv. boven een raam openstond. Natuurlijk moest ook de veldwachter er aan gelooven, maar het waren meestal jongens van zeven tot elf jaar, die zooiets deden, hetgeen die dienaar van den H. Hermandad over het algemeen wel niet heel kwalijk nam, want wij kwamen er meestal met een leelijk gezicht of een uitbrander af. Wij jongens noemden die dag 'Luilak'; ik heb er tenminste nooit een andere benaming voor gehoord."

 

Om bij den naam te beginnen: "Luilak", die is juist geweest en nog wel gebruikelijk in sommige streken van ons land. Zoo luidt een liedje, dat met den Pinkstertijd op het eiland Marken (U uit Uw geboortestreek natuurlijk goed bekend) gezongen wordt:

 

     "Pinksterbloeme, joe Luilak, joe Slaepzak,

     Je bent niet vroeg genoeg opgestaen

     Nu moet je wel weer naar bed toe gaan!"

 

Daarbij zult ge U nu óók wel weer herinneren, dat het eiland Marken op de Pinksterdagen niet alleen druk bezocht kan worden door vreemdelingen, doch vooral tegen Pinksteren blinkt er alles heel keurig en kleurig en fleurig bij het bezit van een nieuwe "Pinksterkroon", met al den bonten pracht van sitsen waaiertjes en mooi-geknipte "kerkeglazen", met een enkelen maal nog in 't midden een bont geverfd ei, dat oudtijds in geen enkelen Pinksterkroon ontbreken mocht. Lees voor uw genoegen de folkloristische werken van onzen Nederlandschen schrijver D.J. van de Ven hier eens op na. Ge zult er van smullen! Ook Brusse schreef er kostelijke passages over.

En dan dat "Kronenmaken" op Marken! Daarbij viert de vrijende en minnekoozende jonkheid hoogtij! Pinksternacht is de tijd, dat men er "Kronemakersavond" houdt, die reeds bij het duisteren wordt ingezet met "'n pijp komen opsteke". Vergelijk hiermee eens het Tilburgsche oude gebruik van "eens komen aansteken". "Na zoo'n Pinkster-minnenacht volgt de rust van het Hoogtij op Pinkster-Zondag en het 'Generale Bas-Loopen' op Pinkster-Maandagmiddag in alle weelde van de heel oude, heel merkwaardige Pinkster-kleedij van Marken", zegt van de Ven.

 

Trouwens rond Pinksteren zijn er in onderscheidene streken van ons land verschillende eigenaardige gebruiken waar te nemen geweest. Denk bijv. aan Pinksterbloemen; aan de Urker Pinksterboot met Pinkstervrijers en -vrijsters; aan de van hoeve tot hoeve rondtrekkende "Pinksterbroed en Pinksterbrugman" in ons mooie Twentsche land; aan den levenden Pinksterhaan der Schiermonnikoogsche Kallemooi, waarin genoemde folklorist v.d. Ven een voor-christelijk vruchtbaarheidssymbool ziet. Zou Uw brandnetelbos niet de taak van uitbanner der booze geesten voor 't Pinkster hoogtij toebedacht geweest zijn?

In de Neder-Betuwe ziet men nog voor en na den "Pinksterman" zetten aan vrijsters-deuren. Vroeger bestond ook nog het "Pinksterbloemloopen" te Schermerhorn. De meest vermaarde Pinksterbloem van Nederland was die, welke in groote statie op een burrie, door vier jonkvrouwen gedragen, werd rond geleid. Zij was met zilveren sieraden omhangen en verzamelde op haar triomftocht door 't heele dorp giften.

Ook werd vroeger wel met een "Pinksterbrief", mooi calligrafisch bewerkt, rondgegaan, evenals elders met een "Driekoningenbrief". Te Makkum had men het "Pinksterbloemloopen" der fabrieksarbeiders. In de koepel van bloemen was een pinksterblom-jongen gezeten. De koepel rustte op een ladder, gedragen door een paar fabrieksjongens met hooge puntmutsen op. Evenals men Sinterklaaskoeken kent en Palmpaschen-haantjes, zijn er ook "Pinksterbrooden" van Ootmarsum.

Ik hoop door deze enkele gegevens aan het mij gedane verzoek voldaan te hebben.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 2-2-1930