CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 31 oktober 1932

 

 

Van vroeger dagen: Kinderspel

 

Zij, die meenen, dat het spelen met een paar klosjes aan een touwtje onder den naam "jo-jo" iets nieuws is, vergissen zich, evenzeer als de velen, die meenen, dat crisis en crisistoestanden een product der laatste jaren zijn. Om van de laatste dwaling te genezen behoeven zij slechts na te slaan het lezenswaardige en interessante boekje getiteld: "Crisistoestanden in vroeger jaren" samengesteld door den heer J.J. Planjer en uitgegeven door de firma Eduard Ydo te Leiden. Op de jo-jo-vergissing heeft de pers reeds links en rechts gewezen. Als wij er ditmaal ook iets van vertellen, is het om ook onze lezers op de hoogte te houden.

In een ernstig boekwerk van paedagogische waarde lazen we eens: "Het spel heeft een diepen zin, geworteld in den bodem van onzen menschenaard: het verlicht en vereenigt ons, het levert een waarborg voor de volksgezondheid, een weldaad aan de zenuwen, een herademing der ziel." Nu heb ik eerlijk en aandachtig gepoogd om al die goede eigenschappen te ontdekken bij het spel van m'n kleine, die ook zoo'n jo-jo-touwtje aan den vinger had en pogingen deed om de klosjes aanhoudend heen en weer langs het touwtje te doen op- en afrollen. Heusch, het is me niet gelukt. Wel heb ik ontdekt, dat dit speelgoed weer een bewijs levert, dat de massa sterk aan naäperij lijdt. Ook kon ik constateeren, dat van verlichting en vereeniging geen sprake was: bezwaard voelde de kleine zich, dat het niet lukken wou en in moedeloosheid kwam naijver op omdat broer het wel wist klaar te spelen. De gezondheidsbevordering zie ik niet in, evenmin de weldadige invloed op de zenuwen. Ik herademde slechts toen zij het ding weglegde in de speelkast en de pop weer voor den dag haalde om die te bemoederen. Dat gaf een heel wat opwekkender tooneeltje.

 

Maar ik wilde vertellen, dat het jo-jo er al vroeger was. Dat is zoo, doch is het een typeerend iets voor dezen tijd, als we er bij moeten constateeren, dat het vroeger óók verscheen in tijden van decadentie en verval? "Onze tijd staat niet zoo ver af van de zeventiende eeuw, dat ons bij de beschouwing van deze laatste groote verrassingen te wachten staan", schreef Dr. G. Dozy destijds in zijn werkje "Spel en Spelen". Toch is menig spel in onbruik geraakt, of heeft het slechts in gewijzigden vorm stand gehouden, terwijl het levendig verkeer met het buitenland aanleiding gaf tot het invoeren van heel wat uitheemsche vermaken. Dit beamen we direct, als we lezen, dat dit jaar in de Fransche badplaatsen en te Parijs volwassenen zich met het hier bedoelde oude kinderspelletje vermaakten. Daar herleefde het en hier is het al een meer dan alledaagsch geval; 't is al jo-jo wat de klok slaat. Men spot er mee, en middelerwijl wordt gekocht zooveel, dat sommige bedrijven er momenteel door overbelast zijn met orders. Zoo gezien is 't toch ergens goed voor. Als grooten zich er zoet mee willen houden instée van hazardspel en gokje, dan zouden zij Huygens' woord uit diens Hofwijck tot de hunne kunnen maken:

     Verr zij van ons het spel, daer gunst-verlies en wrock

     Bij gelt-verlies op volght; verr zij van mijn gedachten

     Door vrienden onvermaeck naer mijn vermaeck te trachten.

 

De naam jo-jo of yo-yo is afkomstig van het Fransche joujou (d.i. speeltuig). Het reeds in vroeger jaren zoo geliefde speelgoed, bestaande uit twee houten schijven, die door een cylinder verbonden zijn, heette "joujou de Normandië". Aan dien cylinder is een snoer vastgemaakt waarvan men het andere uiteinde met een oog aan den vinger bevestigt. Is het snoer opgewonden, dan laat men het afloopen door het los te laten, doch door een handige beweging maakt men, dat het zich, voordat het geheel is afgeloopen, weer om den cylinder rolt. Dat afloopen en oprollen is het heele spel, en evenals nu zal men zich, dunkt me, toch ook in de jaren 1790 tot 1794 wel afgevraagd hebben, waar het heen moest met die razernij. Eerst in Frankrijk, later ook in Duitschland en in ons land was men er zoozeer op verzot, dat zelfs de aanzienlijkste personen zich op hun wandelingen met een joujou vermaakten.

Het Rijksprentenkabinet bezit een exemplaar van het "joujou de Normandië" ter verduidelijking van de niet steeds volmaakte afbeeldingen. Dat exemplaar werd omstreeks 1888 geschonken door den conservator van het archief van den A.N.W.B. In diens "Leven van onze voorouders" wordt het spel, dat eertijds heette: "Tijdverdrijf van smaak of joujou de Normandië" door mr. N. de Roever beschreven en met eenige plaatjes verduidelijkt. De Roever schrijft: "oud en jong waren er voortdurend mee bezig, ter oefening, als tijdverdrijf of wel als aanvulling in de conversatie". De 'wereld, waarin men zich verveelt' vond een gansch reglement uit voor het gebruik van het joujou. Al naar mate de kracht en de snelheid der beweging, het aantal rijzingen en dalingen maakte men elkaar complimenten, drukte men zijn eerbied, zijn genegenheid uit. Het was een ware razernij, die alle hoofden bevangen had, en die trouwens even snel verdween als zij verschenen was..." Het is daarom van dien schrijver niet slecht gezien, dat hij deze beschrijving plaatste onder het hoofdstuk: "Reactie, een tijdperk, frivool en geestesledig, voorafgaand aan de groote catastrofe"... We willen hopen, dat het ditmaal zoo'n vaart niet neemt, al is de tijd dien we leven, niet vrij van catastrofale gebeurlijkheden.

In de bekende platenatlas voor vaderlandsche geschiedenis ten dienste van gymnasiaal en middelbaar onderwijs van Van der Meulen en Ten Bouwhuys staan oude platen gereproduceerd, waarop men heele gezelschappen het "joujou" ziet hanteeren. Bij "de Erfgen. van de Wed. C. Stichter, Boekverkoopers op 't Rokkin, in de Oude Berg Calvarie te Amsterdam" is in vroeger jaren een mooie kinderprent uitgegeven, waarop verscheidene personen afgebeeld staan, die zich met het spel vermaken. Zoo ziet men een modieus gekleed heer met het touwtje en de draaiende schijfjes in de hand; een geleerde met een boek in de eene en een jo-jo (joujou) in de andere hand; een ruiter te paard, die joujout; een moeder met kind jo-jo-end; twee jongens die er samen een aan een stokje dragen; een "Portugees" en nog een "andre Smous". Zoo staat er bij te lezen in kreupelrijm terwijl er ook een langdradig rijm boven staat, dat aanvangt met de woorden:

     Lacht, o Kindren, om de Mode, die de Zotheid bragt ter baan

     Met een tuig zozeer bespotlijk als er immer heeft bestaan.

Dan wordt verder verteld, dat onder de "Groote Lieden" men er 't eerst mee gereed was om er elkaar mee te begroeten:

     Dan de naam van 't dwaaze Groettuig, kwam er zeer wel bij te pas.

     Zulk een Ding kwam men te noemen een Jou Jou de Normandie.

In het Woordenboek der Nederl. Taal bewerkt door A. Beets heet het, dat met dit "voorwerp bepaaldelijk in 't laatst der 18e eeuw ook volwassenen (de Incroyables, e.a.) zich vermaakten".

 

In het "Kabinet van Mode en Smaak" I (anno 1791) blz. 155 lezen we:

     Elk grijpt naar een choux-choux

     En hij, die 't spel bemindt,

     Doet straks der vinding hulde,

     En wordt met smaak een kind.

In een noot is er bij aangeteekend: "Een werktuigjen, dat men in de hand houdt om op straat, in huis, schouwburgen en concerten te kunnen spelen."

Op blz. 227:

     Ik wil... eischt dit uw welbehaagen, (tot de Mode)

     Voor knoopen aan mijn rok

     Uw edle Jou-Jou's draagen.

Terwijl op pag. 448 van hetzelfde boekdeel gevonden wordt tegenover een afbeelding van een "Jou Jou de Normandië":

     Uitmuntenden in Nederland,

     Naamt g'onlangs uw Jou Jou ter hand,

     Om 't edelst spel te leeren;

     Reeds, enz.

 

Ook Multatuli had het al in zijn "Woutertje Pieterse" over het spel. Hij zegt o.a.: "De joujoux de Normandië, 't speel- en groettuig der beau monde van dien tijd, klommen al trager en trager bij hun koordjes op... De goede toon schreef voor, dat ze zeer langzaam stegen en zich aanstelden alsof ze moeite hadden de hand te bereiken, die ze had laten vallen..."

Hartog maakt van dit spel melding in de Spectatoriale Geschriften van 1741-1800, op blz. 218, als zijnde "in dezen tijd uit Engeland overgebracht", door de prinsgezinden gebruikt om zich als zoodanig te "masqueren". "Sommigen namen er zelfs twee of drie mee, een in elke hand en de derde met het koord tusschen de tanden, om hunne tegenpartij een driedubbele ergernis te geven." Op die wijze werd er dus politieke kleur mee bekend. In dien tijd was ook het Bilboquet in de mode en dat spel werd als tegenpartij mee naar den schouwburg genomen.

 

In deel V van den jaargang 1889 van het tijdschrift "Vreemd en eigen" staat over de jo-jo een uitvoerige bijdrage, waaraan ontleend is, dat in den herfst van 1790 een zekere Lemarque te Parijs op een der pleinen het nieuwe speelgoed geïntroduceerd heeft. Hij vertelde, dat hij in Oost-Indië geweest was en aan een der vorstenhoven het ding voor 't eerst gezien had. Het zou een uitvinding geweest zijn van de dochter van den Nabob Peradschak Daula, die er mede speelde om haar mooi handje des te lieflijker te doen uitkomen. Slechts op zijn dringend verzoek had hij er een ten geschenke gekregen en het na kunnen maken, zoodat hij het thans den volke ten verkoop aanbood. Aan dezen marktroep heeft de massa toen gretig gevolg gegeven, zoodat zelfs zilveren yo-yo's in omloop gekomen zijn.

 

Al het voorgaande is stellig voldoende om aan te toonen, dat het niet waar is, zou het modespeelgoed van vandaag pas dit jaar vanuit Deauville zijn veroveringstocht door Europa begonnen zijn. Zal men in het verarmde Europa nu nogmaals de dwaasheid van een zilveren of misschien wel gouden jo-jo beleven???

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 13 October 1932