CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 16 januari 1930

 

 

Van vroeger dagen 149: Brokkelingen 2

 

Overlijden

Bij iemands dood hield men de uurwerken stil, keerde de schilderijen en vooral de spiegels om aan den wand en omfloerste soms met rouwkrep.

Vroeger werd nadat de buren allen achter een lijk aangeloopen hadden naar het kerkhof, de uitvaart gezamenlijk gevierd met 'n drinkgelag, waarbij ook de buurt zich niet onbetuigd liet.

De destijds gebruikelijke rouwsteek is door den hoogen hoed vervangen, een kledingstuk, dat nu zoowel bij vreugde als leed, bij plechtigheden als 'n lollige boel, tot onderscheidingsteeken werd.

Wordt een lijk een of twee dagen vroeger dan de kerkelijke lijkdienst is begraven, dan spreekt men van "'n lijk laten zinken".

Het rouwdragen was vroeger veel meer in zwang dan tegenwoordig. Voor naaste bloedverwanten werd een jaar en zes weken gerouwd; voor broeder of zuster, ooms en tantes een half jaar; voor verdere familie zes weken. Herbergbezoek en overig uitgaan werd (en wordt) zooveel mogelijk nagelaten. In den regel onderhouden de vrouwen het dragen van rouwkleeren nauwkeuriger dan de mannen.

 

St. Hubertusdag

Op den patroonsdag van den H. Hubertus, de patroon tegen razernij, at mensch en vee van het des morgens in de parochiekerk gewijde brood. Dit was vaak van een minder gewonen vorm, bijv. vierkant als een bolbeschuit. Sommigen bewaarden er een geheel jaar een stukje van in den zak, als middel tegen razernij.

 

Kindergebruiken

Wanneer kinderen een nieuw pak aanhadden, lieten zij door vader, moeder, tante of oom in den zak voelen met bedoeling dat deze er een geldstukje als snoepcent in zouden achterlaten.

Grootere kinderen "knijpen het mekaar aan": de nieuweling heeft links en rechts kneepjes in ontvangst te nemen, waarbij gezegd wordt: "Laat eens voelen hoe dik het is".

Naast reeds vroeger vermelde kinderspelen behooren nog genoemd te worden: vliegers oplaten, meikevers laten vliegen aan een draadje of er een zg. molentje van maken, sneeuwballen gooien, sneeuwman maken, zeepbellen blazen, kien ("kiem") spel. De laatste drie worden zeldzaam.

 

Kruis en kruisteeken

De landman en de eenzame veldbewoners verven een kruis op den gevel van hun huis, op de staldeur of de schuurpoort om van ongelukken bevrijd te zijn.

Hierom ook slaat men een kruis als het weerlicht, terwijl de huismoeder vóórdat een brood aangesneden wordt er met den mespunt een kruisteeken over maakt.

 

Raadselrijmen

We hebben allen wel eens gehoord dat raadseltje:

     Keizer Karel heeft een hond.

     Hoe heet Keizer Karel's hond.

Maar niet allen zullen weten, dat hetzelfde ook elders voorkomt. Zoo hoort men bijv. in Borger (Drenthe):

     Keizer Kaorel had 'n hond,

     'n Griz blest blauw bont,

     Die altijd onder taofel stond.

     Hoe heett'd Keizer Kaorels hond?

 

Zoo hoorde men vroeger ook veel meer dan tegenwoordig rijmen met alliteratie (stafrijm) door kinderen opdreunen, als daar is:

     Wie wil weten waar wij wonen,

     Want wij wonen wonderwijd.

en uit onze textielstreek:

     Wie wil weten wat Willem Wouters weeft?

     Willem Wouters weeft witte wollen winterwanten.

     Wie wil weten waar Willem Wouters woont?

     Willem Wouters woont wijd weg.

Uit de periode 1830, toen België zich van Noord-Nederland losmaakte, leeft nog schimprijm onder 't volk, zooals:

     Wij willen Willem weg,

     Wij willen wijzer wezen,

     Wij willen Willem weer.

Wijl wij weder wat willen weten, vragen we vrij: Wie er meer kent, die te Tilburg voortleven, zende die in.

 

Verdwenen gebruik

Tegenwoordig gaat het met 't aanzien der politie den Engelschen kant uit: de man van de straat gaat waardeerend achten. Vroeger was dat in geenendeele 't geval, misschien wel om de personen, die 't baantje ambieeren. Niet voor niets is de zegswijze ontstaan: "met dieven moet men dieven vangen" en "stroopers vangen stroopers".

Destijds was een veldwachter zoo weinig in tel, dat de kastelein van menige herberg als de veldwachter binnenkwam hem zelfs geen borrel wilde verkoopen. Hij schonk er een, doch... die werd overgereikt in een glaasje zonder voet, om te beduiden, dat men niet op een gaan zitten gesteld was maar verwachtte, dat het "staande beens" omgewipt zou worden. Was zoo'n gebroken borrel niet voorradig, dan sloeg de herbergier soms in bijzijn der klanten den voet van een glaasje alvorens in te schenken. Aan dit gebruik herinnert nog de uitdrukking van werkvolk, dat "een half maatje gehaald heeft", als gevraagd wordt: "Heb je er ook 'n veldwachter bij?" Waarmee bedoeld wordt een glaasje zonder voet.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Januari 1930