CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 13 december 1929

 

 

Van vroeger dagen 144: Antwoord, verklaring, vraag

 

De vraag is geopperd, waarom wij meenen aandacht te mogen en te moeten schenken aan de Tilburgsche folklore. Waarom? Och, een indirect antwoord is de omstandigheid, dat in ons land nog ontbreekt wat elders wél bestaat. Zoo zijn er in België provinciale folkloristische opsporingsdiensten, in Hannover "die Provinzialstelle für Volkskunde", in Zweden en Finland officieele Volkskundediensten, terwijl men in ons land wel een Rijksbureau voor Monumentenzorg heeft en misschien nog wel eens ooit zal komen met een "Rijksopsporingsbureau van folkloristisch cultuurbezit", doch... dan reeds heel wat verloren gegaan zal zijn vooral in streken als de onze, die de laatste jaren zoozeer van aanzien en bewoning veranderen, en niet alleen uit hun eeuwenlang isolement verlost worden, doch de dorpsgemeenschappen-van-voorheen verrassend snel zien verdwijnen om plaats te maken voor in ons land ongekend nieuwe toestanden. In ons Zuiden is wijziging naar alle kant! Ook te Tilburg en omgeving is het de moeite waard een folkloristische materiaalverzameling aan te leggen, ook hier valt inventarisatiearbeid te verrichten. Om nu te voorkomen, dat dit deel van Tilburg's verleden verloren zou gaan, wijden we aan dat thema achtereenvolgens een aantal opstellen. Dat we met dat aantal en hetgeen daarin vervat kon worden nog zeer onvolledig zijn, is wellicht weinigen duidelijker dan ondergeteekende.

In onzen zich steeds versnellenden en veel vervlakkenden tijd, nu allerlei oude gebruiken verloren en in onmisbruik raken, is het goed, dat eens een en ander van de "ongeschreven geschiedenis" wordt vastgelegd; ook van - hetzij verdwenen hetzij tot heden sporadisch gehandhaafde - volksgebruiken en gewoonten. Zelfs in meer beschaafde kringen wordt de beteekenis eener vaderlandsche volkskundestudie ter verheffing van ons stambewustzijn en onze landseigen cultuur niet voldoende ingezien, schreef D.J. van der Ven in zijn boek "Neerlands Volksleven". Ook het verdwijnende volksgebruik dient opgeteekend. In dit verband is opmerkelijk een ingezonden stukje in dit blad geschreven naar aanleiding van den door mij genoemden "Kerkgang". Hoe juist dit gezien was, bewijst de schrijver ongewild door mede te deelen, dat "bij sommige hedendaagsche huwelijken dit (mogelijk) niet meer gebeurt". Daarin heeft hij gelijk en juist daarom noteerde ik het. Hierbij vergete men voorts niet, dat dergelijk signaleeren sterk conserveerend kan werken op datgene, wat we betreuren zouden als verlies aan plaatselijk cultuurbezit. Traditie is een machtige kracht. Slechts met behulp van vele gelijkgezinde goedwillenden is bijeen te brengen, wat anders vrijwel zeker vrij spoedig verloren zal gaan. 't Is daarom dat ik bij voorkomende gelegenheden er telkens weer naar durfde vragen om mij "dingen van vroeger dagen" te vermelden of te vertellen. De moeite van 't verzamelen en rangschikken neemt ondergeteekende gaarne op den koop toe.

Het voorgaande is een antwoord en een verklaring. Nu een paar vragen.

 

1. Is er te Tilburg in 't verleden bij huwelijks-, geboorte- of overlijdens-gelegenheden ooit gebruik gemaakt van de zg. "brandewijnskom" of van speciaal voor dat doel bestemde "suikerpotten" of lepels of ander gerei? Zoo ja, wie kan er iets van aanwijzen?

Ik kom tot deze vraag, doordat ook hier in 't verleden onder den boerenstand gesproken werd van "Fatsoen betalen" en van "den brandewijn geven", terwijl deze gebruiken bijv. op Marken, op de Waddeneilanden en in Friesland nog bestaan. De brandewijnskommen zijn vaak ware kunstproducten van Friesch zilverdrijfwerk. Nu zal men die in ons arme Brabant vroeger wel niet in 't zilver gehad hebben, doch zeer goed mogelijk is, dat er steenen of aarden kommen voor gebezigd werden. Zoo vindt men nog heden ten dagen 'n zeer origineele huwelijkskom in gebruik te Makkum, de zg. Makkumsche "pot met zeven ooren", welke in Friesch aardewerk te Workum vervaardigd worden. Daarin vindt men specifiek Friesche geometrische figuren gebakken. In Groningen is sprake van "branwienskop met branwienslepel" als huwelijksgeschenk, terwijl elders "geboorte-lepels" tot echte boeren-inventarissen behooren. Tegenwoordig ziet men in onze streken bij geboorten wel "naamborden" van den boreling als geschenk door naaste familie of door den vader laten vervaardigen, liefst in Delftsch blauw met daarop de naam en geboortedatum van het kind met een of ander allegorisch ornament.

 

2. Was te Tilburg de witte doek, die bij een begrafenis de zg. "schreuwer" tipsgewijs voor zich droeg, van bijzondere makelij of stof?

 

3. Droeg men te Tilburg 'n veertig, vijftig jaar geleden bij ondertrouw of op den huwelijksdag kleeding van bijzonderen vorm of maaksel? Bijv. een speciaal model mutsje of hoed?

Tot deze vraag kom ik, wijl mij een mutsje bezorgd werd, dat toentertijd hier vrij algemeen gedragen zou zijn door bruiden uit den beteren stand. Onmogelijk is zulks niet als we denken aan de vermaarde Volendammer trouwhoedjes, die eenigszins den vorm hebben van de thans nog in Hierden en Vierhouten sporadisch gedragen kaperhoeden, die zich als kerke-trouw in het Staphorster bruiloftsritueel eveneens tot den dag van heden wisten te handhaven. (Zie Van Vrijen en Trouwen, door D.J. van der Ven.)

 

4. Wanneer een kindje gedoopt wordt, gaat het hier onder een witte sprei ter kerke. Bestaat voor dien doek hier ter plaatse eenigerlei bijzonderheden, vorm, maaksel, stof of voorschrift?

 

5. Werd hier ter plaatse met St. Nicolaas vroeger door de winkeliers aan hun klanten vrijwel verplicht peperkoek of ander geschenk aangeboden?

 

6. Hadden "kiepenpreuters" vroeger te Tilburg iets eigens in doen of mogen? En de "toddenkrèmer"?

 

 

De Klottermèrt

'k Heb nog is geklottert. Mèr 't ies toch lang nie, wè 't vruger was. Toen gingde 'n bietje mee schrik in oe lijf naor de mèrt omdè ge nie zeker waart of d'r niks gebeuren zô. Want 't konter soms spanne. As de Haaikaantsche schuet en de Hasseltsche schuet er kwaame en die d'r streke gongen uithaolen, won de miste meenschen mèr wè op zij gaon en d'r hier en daor liever eentje gaon pakken. Bij Meke Piek - die wonde destijds in de Heuvelstraot wor na Pierson zunne winkel hee - wieren op zonnen aovond liters snevel verkocht! Toentertijd was de Klottermèrt veul drukker. Ge zaagt er nog die echte Tilburgsche meenschen loopen, mist op klompen, die zo lekker op de kaaien kletterden. Boerejongens mee rooie zakdoeken om derre nek en boeremeiden, die kwekten en lawaaiden dè heuren en zien oe vergong! D'r wier stuup gezongen en dan gebeurde 't nogal ies dètter messe getrokken wiere!

'n Schôn gezicht was 't wel mee die vetlaampkes en laoter petrol tusschen de spullekes en onder de kraomkes, waor van alles veur 'n paor cente gekocht wier veur de kènder. Zoo hadde bevoorbild mikke vinken. Nou ziede die niemeer, net zo min as unne mik mee vinken. Daor ware 's aoves de irste applesiene zo zuur as brèm, nog zuurder as setroene. En dan die groote brooje pèrden! Nou iest allemaol taai-taai, liefst nog nie te groote stukken, want 't ies toch al duur genog. Mèr vroeger waaren er soms sunterklaospeerden van zeker unnen halven meter hoog. De fijnste waren van spuklaosie gebakken. Aander waren van lekkere taai-taai, mèr in deursneej waar ze van gewoonen brooddeeg, soms mee houte of 'n plaankske derin veur 't breken. Nou 'k daorvan spreek, schiete me ineens ok weer de keukenbeschuit van vroeger jaoren te binne nèt ès de bestellen veur de pap van 't klèèn. Die ziede ok zoowè niemeer! Wès de tijd toch veraanderd, war!

 

Dit op Sinterklaasavond opgevangen praatje eischt voor niet-Tilburgers de folkloristische verklaring, dat de Klottermarkt een speciale jaarmarkt te Tilburg is, welke in den avond van vijf December op de Markt gehouden wordt. Haar naam ontleent zij vrijwel zeker aan het "klotteren" (klepperen) der klompen in vroeger dagen van de bezoekers, die meerendeels met holleblokken geschoeid waren.

Mikke vinken waren kleine broodjes op een stokje van brooddeeg gebakken met soms een paar oogjes van krenten er in en een kippeveertje als staartje. Die werden gestoken in een, liefst ronde, roggemik, die met Sinterklaas op tafel prijkte: dat was de mik mee vinken.

Brooje pèrden waren een gebak van brooddeeg in den vorm van Sinterklaas te paard. De grondstof was, gelijk boven geschetst, al naargelang men er aan te kosten wenschte te leggen. Ook werden wel vrijers en vrijsters van speculaas of taai-taai cadeau gegeven. Later zijn de zg. boterletters, elders marsepeinletters geheeten, in de mode en den smaak gekomen.

Keukenbeschuit was vroeger algemeen gebruikelijk, zoowel voor gerecht bij de koffie als voor de keuken, bijv. voor het vervaardigen van gehakt. Deze had den vorm van een doorgesneden "St. Huibertbroodje", dat nl. de niet gedroogde keukenbeschuit was.

Bestellen hadden ongeveer den vorm van een cadetje en werden hard gebakken met anijszaadjes erin. Het was een gekruid masteluinbroodje, en werd inzonder gebruikt om er pap voor kraamvrouwen en kinderen van te koken.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, 5 December 1929