CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 2 november 1929

 

 

Van vroeger dagen 139: De boom in 't volksgeloof

 

In het volksgeloof zijn er van oudsher boomen geweest, die van meer dan gewone beteekenis geacht werden. De Batavieren hielden hun rechtszittingen onder een grooten woudreus, wiens machtig bladerdak imponeerde en aan wiens voet iets van rust, veiligheid en ernst voer in die ruwgebaarde en grofgespierde oermenschen. De priesters spreidden aan den voet van een heiligen eik hun offerdoek en wierpen daarop hun wonderstokjes, wier grillige groepering iets tot hen te zeggen had over toekomst, over oorlog en vrede en andere gebeurlijkheden onder die volksstammen van de edele Batouwe.

Meerderen hebben vóór dezen aan boomen hun aandacht geschonken, al was het maar aan onder den grond liggende. Zoo vertelt de geleerde Becanus - geboortig uit Hilvarenbeek - onder de moeren in deze streek boomen gezien te hebben zoo lang als de mast van een schip. De toppen waren steeds naar 't Zuid-Oosten gekeerd. Dit is verklaarbaar uit de overheerschende noordwesterstormen in dit gebied. Nog tegenwoordig worden wel boomresten uit den bodem gehaald, zoo bijv. tijdens het graven van het Wilhelminakanaal. Ze zijn zwart vergaan en licht brandbaar: vandaar alweer het voorkomen van moer- en heibranden. Ook ontwikkelt zich uit dat vergane hout een gemakkelijk brandbaar gas, dat de dwaallichtjes doet ontstaan, die vooral voor vreesachtige naturen bij avond of nacht als alles stil rondomme is, en zij geen voldoende verklaring voor die gloeiende, beweeglijke punten kunnen geven (die wel op oogen lijken), een gereede aanleiding bieden tot fantastische voorstellingen. Het volksgeloof is dan ook vervuld van wondere verhalen, waarin weerwolven, gloeiende stralen, brandende oogen, vlug verschijnende en verdwijnende lichtjes, een belangrijken rol spelen. Op een eenzamen tocht door de stille, wijde heide van 't eene Brabantsche dorp naar 't andere kon men in zijn angst soms heel wat vreemds ervaren, waarvan bij behouden thuiskomst rond den haard verteld werd; oncontroleerbare verhalen, die griezelen deden, doch... steeds goed afgeloopen waren. En het oververtellen zijn ze dubbel waard. Wie zulke verhalen weet, deele ze mij mee.

In onze streek gaat men nog ter beevaart naar "den heiligen eik" te Oirschot, waar Maria-Zoete vereerd wordt. De boom langs den heerweg, die een heiligenbeeldje draagt, heeft in alle landen van lief geloof en trouw aan den God der Vaderen nog steeds iets als een uitzonderingspositie: hij wordt ontzien. Te Tilburg is mij geen dergelijke stam bekend. Nu moge rijke fantasie zich al eens een Lievevrouwenbeeldje in den grooten lindeboom op den Heuvel hebben willen suggereeren, feit is dat geen grillig vergroeid houtstompje het daar zóóver heeft gebracht. Er is dan ook geen kwestie van, dat het volksgeloof hier in die richting ging of gaan wil, tenzij... door het schrijven er over de lezende massa al pratend daartoe komen zou.

Wel hoort men nog praten van "den Notenboom" in de wijk Oerle aan den Hippelpad. Dat die raar vergroeide notenboom het tot plaatsaanduider heeft kunnen brengen, vindt zijn grond in de omstandigheid, dat daar ter plaatse vroeger een herberg "In den Notenboom" gestaan heeft; de boom staat er nog, doch de herberg is verdwenen.

Het "Zeuvengaotenboomke" op de Rauwbraken, "dicht bij de Kluit", was voor de boschstroopende jeugd een aantrekkelijkheid, omdat er "'n draaihalske" in woonde, dat Piet de Rooy, zoogoed als andere schooljeugd, een zeventig jaar geleden al zoo gaarne "uithaalde". Twee masteboomen uit die buurt noemde men algemeen "Adam en Eva", zij waren grillig door de natuur vervormd en hadden een plaatsje dicht bij elkaar gekregen, en de verbeelding deed de rest. Had men er een plaatje van gemaakt, dan was 't - als elders - 'n beroemde verliefde groep geworden.

We hebben allen wel eens van 't Jan Aerteboomke gehoord, waaraan de Jan Aertestraat haar naam te danken heeft, doch we weten er niet meer van, dan dat 't in naam reeds voorkomt op een heel oude kaart van de gemeente Tilburg. De legende heeft 'n boeiend verhaal geweven om "dien boom", die vroeger aan den Bosscheweg stond, ter hoogte van 't tegenwoordige viaduct. Daar zou een booswicht van 't Rucphensche Heike destijds onder politiegeleide gepasseerd zijn, op weg naar het in den Bosch opgerichte schavot. Onderweg had hij steeds door aan den koddebeier zijn onschuld betoogd, en toen de gardechampetter nogmaals - daar aan den Bosscheweg - aandrong om toch te bekennen, nam de veroordeelde zijn zelfgesneden wandelstok, stak hem in den grond onder het uitspreken der gedenkwaardige en indrukwekkende woorden: "Welnu, als gij me niet gelooft! Ik ben onschuldig! En ten bewijze daarvan zal deze stok opgroeien tot een boom!" Toen de veldwachter terugkwam van de veroordeeling van den schavuit, was hij ter hoogte van den stok zich toch onwillekeurig die woorden weer indachtig. En ja... in die twee dagen was hij er niet alleen blijven steken, doch hem dacht alreeds, dat die stok wilde gaan uitschieten.

Op ongeregelde tijdstippen ging hij ongemerkt telkens weer kijken, en... de willige scheut schoot welig op, wies uit tot een rijkbekruinde boom, die aan de veldwachter de idee maar niet ontnemen kon, dat de boef, die hij met eigen oogen aan den galg had zien bengelen, toch wel onschuldig veroordeeld zou zijn. Hij kon 't tegen z'n vrouw niet verzwijgen; deze nam de buurvrouw in 't diep vertrouwen en de buurt keek min of meer op naar dat boompje waarover gesproken werd, al was 't dan ook een boom als alle andere. 's Avonds kreeg men onwillekeurig een rilling langs den rug, als men er in 't donker voorbij moest gaan, vooral als de maan zoo'n zonderlinge schaduwen als lange bengelende slungels in samenspel met zwiepende takjes kon tooveren... Totdat onze eeuw hem omkapte, zonder respijt...

In sommige streken bestaan nog "fetischboomen". Men gaat er "Beewegen" om de genezing te verkrijgen van koorts, wonden of andere ziekten. Zij, die met een negenooger gekweld worden, slaan er spijkers in, lang naargelang de pijn erg is. De beroemde "dikke eik" van Monstreux-bij-Nijvel was eertijds een fetischboom, waarin men talrijke haarlokken op de takken genageld zag. Elders zag men haarspelden en doekjes aan zoo'n boom bevestigd; de doekjes werden gebruikt om wonden te verbinden, de haarspelden bezorgden mooie lange lokken. Is U hier in de buurt soms zooiets uit 't verleden bekend?! Mij niet.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

November 1929